Dubbelleven in Agadir

Agadir is Marokko’s populairste badplaats, op maat gesneden voor een luie of een actieve vijfsterrenvakantie. Maar de geroemde Arabische gastvrijheid is nooit ver weg.

Buona sera, Signore ! Cosa vuol’ mangiare ? Nauwelijks een uur na aankomst op de pafferige luchthaven van Agadir (de antitabakslobby heeft er een kluif aan) passeren de meest uiteenlopende gerechten voor mijn ogen : van Marokkaanse rundstajine en zeevruchten uit de Atlantische Oceaan tot gevulde pastilla’s in bladerdeeg en harira. De dikke, kruidige soep van lamsvlees, linzen, kikkererwten en uien zal ik de komende week nog vaak proeven. Of wil ik misschien gewoon pizza en pasta, suggereren de obers. De talrijke Italiaanse gasten in het Valtur-vakantiedorp in Agadir zijn geen culinaire avonturiers, leert de ervaring.

Met mijn vakantiestemming zit het meteen goed, want de club van de Italiaanse reisspecialist is een hoogmis van mediterrane elegantie. Modieuze zonnebrillen, opvallende handtassen en broeksriemen van kroko defileren voorbij. Aan het ontbijt verschijnen keurige pakken, de Italiaanse formaliteit wint het moeiteloos van Britse dronkemansliederen en Duitse bierbuiken.

Sardienenvangst en toerisme

Wie van contrasten houdt, hoeft in Agadir niet ver te zoeken. Mijn eigen uitvalsbasis is een en al idylle, een stevig ommuurde groene oase van vijf hectare. Het hoofdgebouw in Moorse stijl heeft de allures van een paleis, de Romeinse chef de villageStefano Lacagnina die van een koning. Hij heeft alles in huis om veeleisende vakantiegangers te verwennen : slaapvertrekken in het groen, een riant zwembad met palmbomen, een wellnesscentrum met hammam en diverse behandelingen, kinderopvang. Hier komt de hardnekkigste stresskikker tot rust.

Op zich niet vreemd, want volgens de receptioniste profileert Agadir zich steeds meer als een bestemming voor veeleisende vakantiegangers. Zo kun je in het sportcentrum van het vakantiedorp niet alleen tennissen, fitnessen, waterpolo spelen of paardrijden, vlakbij liggen drie professionele golfterreinen met een spectaculaire setting.

Agadir blijkt echter allesbehalve een levensloze badplaats te zijn voor louter toeristisch gebruik. Achter het strand en de vele restaurants langs de uitgestrekte Boulevard du 20 Aout ontdek ik al gauw een jonge, moderne stad die heropgebouwd werd na de verwoestende aardbeving van 1960. Dát Agadir, veel homogener dan de secteur touristique, is een economisch ankerpunt voor de Sousstreek. Niet alleen verwerkt de haven er het grootste deel van de nationale sardienenvangst, de toeristische sector trekt vooral de jonge bevolking aan. Tot uit Marrakech, Casablanca en verder afgelegen oorden hopen jongeren (tijdelijk en bovendien onderbetaald) werk te vinden in een van de westerse hotels. Dat gigolopraktijken welig tieren, geeft een indruk van hun slaagkansen.

Als het op de combinatie van verwenkunst en eigen kronkels aankomt, laat Agadir andere badplaatsen echter snel achter zich. De medina werd van de kaart geveegd, maar verder is er weinig West-Europees aan het leven in de stad. Geloof, tijd, geld, dagelijks contact – alles wordt er anders bekeken en beleefd. Een vluchtig bezoek aan de chaotische soek draait steevast uit op muntthee, zoetigheid, een ontmoeting of een doorverwijzing. Zodra ik het strand, de zonnemelk en de badkleding de rug toekeer, gelden overwegend Marokkaanse gewoonten en tradities. Haast en spoed horen daar niet bij, praten en netwerken des te meer.

Met de vingers

24 uur later ben ik een uitnodiging voor een maaltijd rijker. Niet in een van de betere restaurants, maar bij een Marokkaanse familie. Daartoe moest ik alleen verslaafd raken aan de nooit aflatende mensenstoet op de promenade langs het strand. Ondanks de bordjes Bier von Fass en Alcohol served is het wandelpad vooral in het weekend en na zonsondergang de place-m’as-tu-vu voor jong en oud. Westers geklede meiden, hand in hand struinende jongens, ritselaars en ronselaars – qua human interest-gehalte doet het terras van het Café Jour & Nuit in Agadir niet onder voor de Groenplaats in Antwerpen. Ook op de promenade is een babbel onvermijdelijk, al houdt de gevreesde Police Touristique een oogje in het zeil. Al wie met Europeanen omgaat, is verdacht. Wie het probeert, is dus voorzichtig, al zit niemand om een gespreksonderwerp verlegen. Vrouwen, de koninklijke familie, Europa.

Zodra hij beseft dat ik alleen reis, staat Saadeddine (24) erop dat ik zijn ouderlijke huis in Dcheira bezoek. Hij is een hulpje in een van de vele strandclubs van Agadir en zoals vlug zal blijken niet weinig gefrustreerd. Zijn koksdiploma levert maar geen vaste baan op en de vooruitzichten zijn weinig hoopgevend. Misschien moet hij veiligheidsagent worden, of net zoals zijn ouders, opgegroeid in de Sahara-woestijn, zijn geluk elders zoeken. “Mijn grootste zorg is de tijd,” zal hij enkele dagen later zeggen, “ervoor zorgen dat de tijd verstrijkt.”

De volgende dag aanvaard ik de uitnodiging. In Dcheira, een dorp op amper vijftien kilometer van Agadir, is van toerisme of westers vermaak helemaal geen sprake. Het contrast met de weelde van het toeristenoord is groot. Hier vallen geen toeristentreintjes, Italiaanse merkkleding of boetieks te bespeuren, maar ezelskarren, hoofddoeken en marktstalletjes. In het naamloze stamcafé van Saadeddine word ik ontvangen als een oude bekende. Het pover verlichte theehuis is ingericht met aftands plastic tuinmeubilair, twee gelige foto’s van de vereerde koning Mohammed en twee peertjes. Het mannelijke gezelschap steekt stickies op en gesticuleert en tiert zo heftig bij het kaarten dat ik een boksmatch vrees, maar zo ver komt het natuurlijk niet. Ze leren me Arabische spreuken aan, zijn gek van hier al lang vergeten bands en nemen elkaar vooral in de maling. Ik krijg pas op de derde avond overigens de kans zelf voor de thee te betalen.

In het ouderlijke huis van Saadeddine is het onthaal al even hartelijk. “Voor mij ben je als mijn eigen zoon”, zegt moeder Toufa El Harrah (53) al gauw, en zodra ik verschijn, worden tajine en thee tevoorschijn getoverd. We eten met de vingers, “het properste bestek dat er is”, en praten urenlang over de islam, de ramadan en de taakverdeling in het huishouden. Of Saadeddine niet gedronken heeft, vraagt Toufa op een onbewaakt moment. Ondanks haar godsdienstige toewijding kent Toufa echter geen taboes. Haar ontwapenende eerlijkheid, over Arabische mannen of haar eigen zwakheden, verrast me. “Westerlingen nemen alles veel te serieus”, zegt ze. “Als tiener zoende ik tijdens de vasten voortdurend de witgekalkte muur om maar te verbergen dat ik in de koelkast had gezeten.” Ze slaat teleurgesteld haar ogen neer opdat ik de uitnodiging afsla om bij hen thuis te overnachten. Als ik het vakantiedorp binnenloop, lijkt het me nog majestueuzer dan voordien.

Inch’allah

Op de voorlaatste dag toont Toufa me trots haar dikke knipselboek. Als kunstenares ontvangt ze regelmatig uitnodigingen en opdrachten van koning Mohammed. Haar verhalende, in hoge mate symbolische schilderijen worden geëxposeerd in heel Marokko, maar meer dan wat krantenartikels en sporadisch een buitenlandse klant houdt Toufa er niet aan over. “Ik verliet de school toen ik elf was,” zegt Toufa, “voorbestemd om tapijten te weven en me aan het huishouden te wijden. De naïeve schilderkunst is in de eerste plaats een middel om over mijn Marokko en mijn geboortestreek te vertellen, maar ze laat me ook reizen en interessante mensen ontmoeten. Zaken die voor andere vrouwen niet weggelegd zijn.”

Lang geleden vluchtte Toufa terug naar haar geboortestreek, na een mislukt huwelijk in Algerije. “Marokkaanse mannen zijn al even grote varkens als de Algerijnse, maar dat zijn ten minste varkens van bij ons”, zegt ze en buldert van het lachen.

Na de eenvoudige lunch rijd ik met Saadeddine naar Imouzzer des Ida Outanane, een gehucht aan de voet van de Hoge Atlas, zestig kilometer ten noordoosten van Agadir. De kronkelende weg leidt door een schilderachtige riviervallei, langs dorpen die uit een ander tijdperk lijken te stammen, olijfplantages en spectaculaire vergezichten. Een reisgenoot komt van pas op de smalle weg, al wil Saadeddine me pas vergezellen na een bezoek aan een bevriende politieagent en het gemeentehuis van Dcheira.

Hij wil een certificaat dat toestemming verleent om samen op te trekken, anders komen er geheid problemen van. “Als het nodig is, zeg ik toch gewoon dat er niets aan de hand is”, opper ik, maar die logica is aan de toeristische politie niet besteed. De schrik zit er diep in, dat merk ik ook onderweg : elke wagen begint prompt stapvoets te rijden als er een politiewagen opgemerkt wordt. “Alleen de gedachten zijn vrij”, zegt Toufa betekenisvol.

Twaalf handtekeningen en dertien stempels later kunnen we beginnen aan de steile klim naar het bergdorp, af en toe halt houdend om bergbewoners een lift te geven. Terwijl ouderen nog wel eens Frans praten, blijkt communiceren met twee achttienjarige jongens moeilijker. Ze hebben nooit een klaslokaal gezien, zegt Saadeddine. Zelfs Agadir is voor hen een andere wereld.

Imouzzer des Ida Outanane dankt zijn bekendheid aan een waterval, al staat die het grootste deel van het jaar droog. Tussen september en januari moeten toeristen zich tevreden stellen met de indrukwekkende rotspartijen die de waterval heeft uitgesleten. Voor een kleine fooi maken lokale jongeren een spectaculaire duik in het uitgediepte bassin. Het meer is slechts een zakdoek groot, maar 45 meter diep. Tot mijn eigen verbazing laat ik me overhalen door de omstanders en neem wellicht de koudste duik uit mijn leven, een ijsbeer waardig. De hammam in het vakantiedorp komt aan als warme chocolade.

Net voor het afscheid stalt Toufa drie schilderijen voor me uit. “Maak je keuze”, zegt ze vriendelijk maar gedecideerd. “Als je langer was gebleven, had ik een nieuw werk gemaakt.” Ik twijfel even, maar een korte knik van Saadeddine gebiedt me op het aanbod in te gaan. “Geen geld aanbieden,” fluistert hij me in het oor, “ze zou beledigd zijn.” Ik kies er het kleurrijkste schilderij uit, waarna Toufa haar man beveelt het stevig in te pakken. “Het zal altijd de afgelopen week tot leven brengen”, zeg ik in de haast. ” Inch’allah“, antwoordt Toufa meteen, zoals bij elke uitspraak over de nabije en zeker de verre toekomst.

Tekst Wim Denolf

Het Valtur-vakantiedorp heeft alles in huis om veeleisende vakantiegangers te verwennen. Hier komt de hardnekkigste stresskikker tot rust.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content