Marie en Jules Wabbes zijn al vijfendertig jaar bezeten van hun tuin. Van het perceel van één hectare bleef er geen vierkante centimeter onbestudeerd.

De bloei van de pioenen is elk jaar een feest in de tuin van Marie Wabbes. Daarnaast heeft ze ook een moestuin waarin ze op subtiele wijze groenten en bloemen heeft gemengd.

Van januari tot april cultiveert Marie Wabbes haar serre met Camellia‘s. “Mijn voorliefde voor Camellia’s dateert van het einde van de jaren zestig. Ik herinner me dat ik in Brussel een bloemenwinkel binnenstapte en daar een plant zag die ik nog niet kende. Dat bleek een Camellia te zijn van zo’n veertig centimeter hoog en met een schitterende bloem in roze tinten. De plant kostte toen 750 frank. De plant was een beetje vergeten, daarom dat ik er nog nooit eerder een gezien had. Diezelfde avond vertelde ik mijn man dat deze plant me fascineerde. De volgende dag kwam hij ermee thuis. In Maldegem vond hij dé Belgische specialist van Camellia’s, waarschijnlijk de enige toen. Alles bij elkaar kreeg ik er veertien van hem cadeau. En op de koop toe ontwierp hij speciaal voor mijn collectie een serre aan de keuken.”

Het is de natuurlijkste zaak dat Marie Wabbes je in haar tuin binnenlaat, zij die al van jongs af verhaaltjes voor kinderen schrijft en illustreert.

Op een mooie zondag in februari 1965, maakte ze samen met haar man, de bekende binnenhuisarchitect en meubelontwerper Jules Wabbes, een ritje naar het platteland. Marie was toen zwanger van haar derde dochter en het was haar bedoeling een groter huis te vinden buiten de stad. Jules, een echte stadsmens, was niet meteen enthousiast over de plannen van zijn jongere echtgenote, die ook ruimte zocht om dieren te houden en te tuinieren. Marie was nog maar een heel klein meisje, toen ze al dol was op plantjes. Bovendien houdt ze van alles wat haar in contact brengt met de natuur en de plantenwereld. Als kind leerde ze in de tuin van haar ouders de rozen snoeien.

Toen ze door Waals Brabant reden, wilde de Mechelse architect een ommetje maken langs Maransart om een kweker te vinden die mooie kippen kon leveren voor hun bescheiden neerhof.

“We reden verkeerd toen we op weg waren naar Villers-la-Ville. En langs die weg zagen we twee mannen, die net een plaatje ‘Te Koop’ ophingen aan het hek van een huis met tuin. Zonder iets te vragen, reed Jules de oprijlaan op. We vielen meteen voor de charme van dat huis. Voor ons doemde het beeld op uit Le Grand Meaulnes: een langwerpig gebouw dat helemaal onder de klimop zat. Zelfs de grote platanen in de tuin waren overwoekerd door deze klimmer. Maar ja, achteraf vernamen we dat het domein er al sinds 1944 verlaten bijstond.” Het toeval hielp nogmaals een handje. Wat bleek? Dat de eigenares nauw verwant was met een klant van Jules Wabbes. In twee, drie weken tijd zaten ze bij de notaris. “Dat was ongelofelijk. Ik herinner het me nog zeer goed. Toen de notaris alle paragrafen uit de akte voorlas, viel het me op dat er nergens sprake was van mijn man. Toen ik daarover een opmerking maakte, antwoordde Jules: ‘Maar lieveling, dat huis past zo goed bij jou!'”

Toen Jules en Marie Wabbes hun nieuwe omgeving gingen verkennen, stelden ze vast dat de tuin een weloverwogen architectuur bezat. De ontwerper bleek Edmond Gallopin te zijn, de man die ook het Josaphatpark in Brussel heeft getekend. Globaal genomen kan de tuin in vieren gedeeld worden: de geplaveide toegang, het grote terreplein in leem en grind dat de woning mooi doet uitkomen, een groot grasveld afgezoomd met hoge bomen en met uitzicht op het landschap en de moestuin.

Ondanks twintig jaar verwaarlozing en overwoekering door ongewenste planten, staan de platanen er nog in al hun glorie. Vooraan bevindt zich ook nog een rotonde, een plantencirkel die een zichtbare scheiding vormt tussen het hoger gelegen gedeelte van het perceel en het lager gelegen, meer private gedeelte.

“Het ging zelfs nog verder. De planten werden zo gekozen dat verschillende geuren elkaar opvolgden: seringen na de Philadelphus. Daarna de buxus enzovoort. En nog iets. Toen we de klimop van de platanen wilden halen, ontdekten we dat de boomstammen allemaal op manshoogte een verdikking hadden. Dat kwam omdat ze vroeger tot op die hoogte met klimop werden bekleed en dat hebben we uiteraard behouden.” De enige echt opvallende ingreep in het landschap die ze zelf gedaan hebben, is het planten van een Atlantische ceder.

“Vroeger stond er een gloriette, maar die was eigenlijk te klein in verhouding met de omvang van het huis. Met deze ceder wilde Jules alles in de juiste proporties zetten. Uiteraard hebben we wel moeten wachten tot hij groeide. Maar vandaag steekt hij al boven het dak uit en wordt duidelijk welk effect mijn man wilde bereiken. Het enige waarvan ik spijt heb, is dat we niet voor een Libanese ceder hebben gekozen. Deze Atlantische ceder vormt een goed scherm voor het middaglicht, maar werpt een grote schaduw op het hoger gelegen gedeelte van de tuin, en daar hebben mijn rozen onder te lijden.”

Het perceel dat een hectare groot is, helt af naar de vallei. Daarom bevinden de moes- en de siertuin zich in de as van de woning. Mooi is het oninneembare uitzicht vanuit de gelijkvloerse vertrekken op deze lager gelegen rechthoek, onderverdeeld in vier kleinere rechthoeken door oude buxushagen van 60 cm hoog.

De bovenste twee rechthoeken hebben een uitgesproken vormgeving. In de ene staan gesnoeide buxusstruikjes in vormen die nog veel te raden geven. De planten die er al stonden, werden geleidelijk aan hersnoeid, andere werden aangeplant.

De tweede vierhoek is net een juwelendoos: een parterre vol witte, roze en rode tuinpioenen en hybriden van Paeonia lactiflora met grote enkelvoudige of dubbele bloemen, die nog tot de oorspronkelijke flora van de tuin behoren. Een eeuw later zorgen deze doorlevende planten nog elk jaar voor een schitterend vuurwerk waarop vrienden en kennissen van Marie Wabbes met nauwelijks verholen ongeduld zitten te wachten. Want dat vertoon van de natuur is weliswaar zeer intens en opwindend, maar wel van korte duur. Het weer in die periode is immers nog helemaal niet te vertrouwen.

“Aan de pioenen heb ik eigenlijk weinig gedaan. Hier en daar heb ik een gaatje opgevuld door er een gelijkaardige variëteit te planten. Voor de rest zijn de grote klassiekers aanwezig: Duchesse de Nemours, Alice Harding enzovoort.” De onderste twee rechthoeken worden elk jaar opnieuw bekeken.

Aan de uiteinden staan twee halfstam appelbomen, waarvan de kronen dakvormig gesnoeid werden. Daar bevindt zich de moestuin van het gezin, en een tuin met sierbloemen die ruimte laat voor impulsieve aankopen, zoals de twee rituele rijen reukerwtjes. In andere seizoenen wijst alles erop dat men hier op intelligente wijze de plantengroei wil organiseren. Er zijn naar het zuiden gerichte, ouderwetse zaaibedden met tunnelserres uit glas en metaal, in de grond gestopte terracotta potjes met scheutjes van aardbeiplanten… Achteraan een rij aalbessen, witte en roze frambozen. Tegen de scheidingsmuur geleide appelbomen, perenbomen ( Durondeau, Doyenné du Comice, Bon Chrétien Williams…), drie variëteiten van perziken, een kweeperenboom die bijna bezwijkt onder zijn dikke vruchten…

“Ik heb altijd van planten en tuinieren gehouden, maar ik ben er me echt op gaan toeleggen in de jaren zeventig. Ik was toen goed thuis in de paardenwereld ( ze heeft een stoeterij met 28 paarden gehad, nvdr.), ik heb deelgenomen aan wedstrijden en jaarmarkten zowat overal in Engeland en Ierland. En het zijn Engelse vrienden die me het virus hebben doorgegeven. Evenementen als de Chelsea Flower Show, die wilde ik voor geen geld missen. Uiteraard ben ik ook lid geworden van de Royal Horticultural Society en krijg ik elke maand hun blad The Garden toegestuurd.”

Verwacht nu niet dat Marie Wabbes een verzamelaarster is die hele plantenlijsten per familie naast elkaar zet, of een leger Clematis en Campanula in haar tuin heeft staan. Op enkele uitzonderingen na – romantische bloemen als reukerwtjes, stokrozen en klaprozen – bestaat haar tuin uit eenvoudige dingen, groenten en kruiden die zorgvuldig werden uitgekozen en verzorgd. Als je haar bijvoorbeeld vraagt waarom ze haar preiplanten laat bloeien, dan antwoordt ze dat ze dat gewoon voor het effect doet, of omdat er niet genoeg tijd was om ze uit te halen. Dat geldt eveneens voor de raketsla die in het begin van het jaar in bloei staat, of voor de venkel die in het zaad schiet.

“Het mooiste moment van de dag is voor mij rond zes uur ’s avonds, wanneer ik groenten voor het avondeten ga halen. Dat kunnen brandnetelscheuten zijn, suikererwtjes of snijbiet. Wij kweken zo ongeveer alles, maar van alles een beetje. Wat zo leuk is aan een moestuin, is dat je de groenten kraakvers kunt eten, zodat alle smaken aanwezig blijven. In bepaalde streken van Frankrijk beweert men dat een rijpe peer twintig minuten na het plukken gegeten moet worden. Je zou dus bij wijze van spreken de tafel moeten dekken onder de boom om er op tijd bij te zijn.”

Voor Marie Wabbes telt echter niet alleen de smaak, maar ook de schoonheid van de groenten. En zo wordt elk stukje tuin een stilleven dat met geveinsde nonchalance in elkaar lijkt gezet.

“Deze tuin wordt echt gekoesterd. Al vijfendertig jaar loop ik er dagelijks in rond en ik ken hem. Ik observeer en ik noteer alles wat er moet worden gedaan. Ik stel een kalender op voor de werken, zodat ik altijd op het goede ogenblik klaar kan staan.” Haar kennis is ook niet beperkt tot esthetische ingrepen. Ze probeert haar tuin ook ecologisch te beheren: “Als je een uienvliegplaag hebt, dan moet je het jaar daarop aardappelen planten. Het is allang geweten dat er niets beter is dan aardappelen of haver kweken om grondziekten te doen verdwijnen. En één jaar is voldoende.”

Scheikundige meststoffen komen haar tuin ook niet in. “Al meer dan twintig jaar maken we zelf compost met het keukenafval, een gedeelte van het gemaaide gras en ontbonden paardenmest. Soms voegen we daar nog een mengsel op basis van algen bij. Formidabel!” Op die manier cultiveert Marie Wabbes haar tuin en het resultaat is magisch.

De kinderboeken van Marie Wabbes worden, naargelang van de titel, uitgegeven door De Vries-Brouwers (Roosje, Klein Konijn) of Bakermat (Beertjes Klein).

De pioenen van Marie Wabbes worden dit jaar extra in het zonnetje gezet. Ze staan namelijk op de omslag van de catalogus van de vereniging Open Tuinen. Wie lid wordt van deze vereniging, ontvangt de catalogus met de beschrijving, het adres en een kalender van 200 tuinen die toegankelijk zijn voor het publiek.

Lidmaatschap: 500 fr., te storten op rekeningnummer 320-0701993-74 of 000-1390451-53 van Open Tuinen, Vleurgatsesteenweg 108, 1050 Brussel.

Het lidmaatschap is geldig voor twee personen of voor een gezin met kinderen.

Jean-Pierre Gabriel

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content