De vereniging
Mensen die houden van wat prikt, ze bestaan. Velen van hen wisselen niet alleen praktische informatie maar ook zaden en plantjes uit in verschillende Cactusweelde-verenigingen in Vlaanderen.
Als er bij het horen van de woorden Aylostera, Leuchtenbergia, Lophophora, Obregonia of Grusiona bij u niet ergens een belletje gaat rinkelen, betekent dat dat u niet thuis bent in de cactusfamilie. Deze namen verwijzen naar een botanische soort binnen de Cactaceae (ook cacteeën genoemd).
Een aantal verenigingen van cactus- en vetplantliefhebbers hebben zichzelf genoemd naar een van hun favoriete planten. Ze hebben in elk geval één ding gemeen: hun leden gaan volledig op in hun hobby en willen er steeds meer over weten. Ze verblijven ook nergens liever dan in de biotoop die ook voor hun planten het gunstigst is: de serre. De grootte van de serre maakt niet veel uit. Of het nu gaat om een kleine oppervlakte of een gigantische overdekte tuin, vele liefhebbers herbergen al snel duizenden exemplaren. De serre is een oord van experiment, een veld vol mogelijkheden, het centrum van plezier. Alle planten worden op de voet gevolgd, zelfs al verloopt de groei traag. Cactussen bieden de garantie voor levenslang plezier.
In de serre van Paul Neut staan bijvoorbeeld 5000 exemplaren. Of, beter gezegd, vanaf nummer 5000 heeft Neut het tellen opgegeven. “Ik denk dat alle liefhebbers met hetzelfde virus besmet zijn. Dat gaat geleidelijk, hoor. Je krijgt of koopt een plantje hier, een plantje daar. En al spoedig blijkt je serre al die planten niet meer aan te kunnen. Dus moet je uitbreiden. Of kiezen. Je specialiseren in één of in enkele cactussoorten bijvoorbeeld. Bij mij was dat het geval. Ik leg me helemaal toe op de Notocactus en de Parodia. Maar je hebt natuurlijk liefhebbers met een veel ruimere collectie, met veel meer variëteiten.”
Neem nu Annie en Theo De Herdt. Vandaag is het zowat zestien jaar geleden dat ze de kriebel te pakken kregen. Toevallig. Zoonlief deed toen zijn communie en kreeg van een oom-cactusverzamelaar enkele stekelige plantjes cadeau. En meteen werden vader en moeder geprikkeld. In hun grote serre, waar ook een kleine moestuin in volle bloei staat, kweken zij nu duizenden cactussen en vetplanten. Hun aandacht gaat voornamelijk naar de Turbinicarpus en de Mammillaria. Ze kozen ook voor drie mooie bloeiers: de Rebutia, de Sulcorebutia en de Gymnocalicium. Februari is de zaaimaand. Alle zaadjes worden zorgvuldig uitgezocht; de meesten komen uit Duitsland en Tsjechië.
Annie en Theo De Herdt azen constant op meer informatie. Daarom sloten ze zich aan bij drie cactusverenigingen en nemen ze deel aan drie maandelijkse vergaderingen. Hun serre is één levende catalogus, met elk jaar een 300-tal nieuwe planten.
Ook Paul Neut kent het wereldje van de cactusliefhebbers erg goed. Hij is ook al ruim 35 jaar verliefd op deze plantensoort en die liefde lijkt voor eeuwig. Zijn eerste cactus, een blauwe, dateert van 1965: een cadeautje voor vaderdag. Zijn familie twijfelde er niet aan dat hij er blij mee zou zijn, want al van jongs af wijdde hij zich vol overgave aan de verzorging van kamer- en balkonplanten. Hij stond bekend om zijn groene vingers, en op een bepaald moment dacht hij er zelfs aan om botanicus te worden.
De blauwe cactus gaf de aanzet. Nieuwsgierig als hij was, kocht Paul Neut een tweede exemplaar, een derde soort, een vierde variant en zo verder. Wat begon als een bescheiden hobby, groeide uit tot een passie. “Mijn eerste cactussen zijn nochtans gesneuveld. Ik wist niet hoe ik ze moest verzorgen. En dus gaf ik ze te veel water en verzopen ze. Maar goed, ik heb me niet laten ontmoedigen en kocht nieuwe exemplaren, andere soorten. En ik informeerde me grondig. Toen ik op een middag ronddwaalde op de bloemen- en plantenmarkt van Brussel, viel mijn oog op een klein plantje. Ik weet niet waarom uitgerekend dat mijn aandacht trok, maar terwijl ik ernaar stond te kijken, sprak een man mij aan. Of ik ook geïnteresseerd was in de Lobivia, vroeg hij. Ik kon alleen mijn schouders ophalen, want die naam zei me niets. Maar de brave heer moet mijn ogen hebben zien oplichten. Hij gaf me een tip waarvoor ik hem nu nog dankbaar ben. Hij zei dat de cactusvrienden regelmatig vergaderden in de Botanische Tuin van Brussel. En dat ik maar eens moest langskomen.”
Kort daarna sloot Paul Neut zich samen met een vriend aan bij de vereniging Cactusweelde in Antwerpen. Die werd gesticht in 1954, en op de wekelijkse bijeenkomsten daagden telkens honderden fervente liefhebbers op. Cactusweelde was destijds het Mekka. De exclusieve status van de club had voor de hand liggende redenen: Antwerpen en Holland genoten in de eerste jaren na de oorlog, toen de eerste symptomen van de cactusmania zich in onze contreien manifesteerden, een uitstekende reputatie voor de kweek.
Eind jaren zeventig besloot Paul Neut om ook in Brussel van start te gaan met Cactusweelde. Nog wat later volgde Vlaams-Brabant. Hij zette een kleine advertentie in een regionale krant. Zes liefhebbers reageerden, genoeg om te beginnen. De club komt regelmatig bijeen om ideeën uit te wisselen: over voortplantingstechnieken, de strijd tegen ziektes, enz. Natuurlijk worden er ook zaden en planten uitgewisseld. En meer dan eens vindt er een voordracht of een diavertoning plaats. Over de laatste reis naar Amerika bijvoorbeeld. Amerika is de droombestemming van elke cactusliefhebber: het gebied van Canada tot Patagonië is de natuurlijke biotoop van de cactus. De kurkdroge gebieden van Mexico, Californië, Utah, Arizona en Nieuw-Mexico zijn de meest vruchtbare plekken voor allerlei soorten. Maar ook in Brits Colombia, Bolivia en Sertao (in het noordoosten van Brazilië) tieren de cactusachtigen welig.
Sommige serreverzamelingen zijn zo gespecialiseerd dat ze een mooier en rijker beeld van hun soort tonen dan de natuur zelf. In de serre van Paul Neut staan in een periode die overeenstemt met onze lentemaanden mei en juni de cactussen in volle bloei; de kleuren zijn even mooi als kortstondig. De dia’s die Neut in zijn eigen serre maakt, zijn niet te onderscheiden van die van het Amerikaanse continent. Hij ontwierp een eigen fotostudio die de natuurlijke cactusbiotoop imiteert. Een schrale kiezelbodem, strandkeien die de pot verbergen en fel daglicht zorgen ervoor dat de planten in optimale omstandigheden gefotografeerd kunnen worden.
De bloemen zijn een extra troef van de cactus (en vaak zelfs belangrijker dan de vorm van de stekels en het dons), omdat de zaadjes zo gegeerd zijn voor de kweek.
In alle serres staan kleine rechthoekige bakjes in lange rijen tegen elkaar aan. Er groeien plantjes in van 1 tot 2 centimeter hoog. Ze zijn allemaal drie of vier jaar oud en hebben nog een lange weg te gaan. Die plantjes worden elke jaar in een grotere pot overgeplant, afhankelijk van de groeisnelheid. Later worden ze omgeruild of verkocht.
Paul Neut is voorzitter van verscheidene Cactusweelde-verenigingen in Vlaanderen. Hij geeft ook, ondersteund door een grote groep liefhebbers en vrijwilligers, het tijdschrift CaVeKa uit, het Tijdschrift voor Liefhebbers van Cactussen, Vetplanten en Kamerplanten, dat elf maal per jaar verschijnt en uitgebreid toelichting geeft bij technische aspecten van de cactuskweek. Het tijdschrift is zeer gespecialiseerd en biedt geen alternatief voor de clubbladen. Die omvatten voornamelijk praktische gegevens over clubactiviteiten, conferenties, rondleidingen en opendeurdagen.
Tekst en foto’s Jean-Pierre Gabriel
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier