DE VELUWE. Biologie live

Van midden september tot begin oktober meten de edelherten hun krachten om zoveel mogelijk hindes in hun roedel te krijgen. Vanuit de observatieposten in de Veluwse natuurparken kan je dat live meemaken.

BART VANDERGETEN

FOTO’S : MISJEL DECLEER

Lang geleden dat ik nog in een jeugdherberg overnachtte. En de eerste nacht is kort. Om tien voor zes maakt reisleider Willy ons wakker. De vroege ochtend is een goed moment om wild te observeren, dus daar gaan we. In het halfdonker rijden vier wagens van De Grote Beer in Apeldoorn weg.

Een halfuurtje later staan onze voertuigen aan de noordkant van het Nationaal Park Veluwezoom geparkeerd. Het is een kilometer wandelen tot de Elsberg. Sinds twee jaar staat daar een overdekte observatiepost, van waaruit je een grandioos uitzicht hebt over de Rheder- en Worthrhederheide. Als we aankomen, staat er al een natuurminnende Nederlander door zijn verrekijker te turen. Met het blote oog valt er niet meteen iets te zien in de vlakte, maar dan toch… ja, ginder ver loopt een edelhert te burlen een lelijk woord waarmee het bronstig roepen van het mannetjesdier wordt bedoeld. Snuit omhoog, gewei in de nek, zoals het hoort. Maar het dier is te ver weg om het ook nog te horen. Het is wachten tot andere herten dichterbij uit de bossen te voorschijn komen. Dan weerklinkt het ware geburl of gebeurel waarmee de herten elkaar en de wijfjes proberen te imponeren. Tot een gevecht komt het niet, ook niet als na een uur enkele hindes passeren. Misschien zijn ze al bevrucht ? De herten blijven in hun territorium.

Andere in groene schutkleuren geklede natuurliefhebbers komen achter de borstwering onder het golvende dak postvatten. Michel, onze gids, vertelt wat over de leeftijd van de herten, die hij ongeveer kan afleiden uit het aantal vertakkingen van het gewei. Hij verheft daarbij net iets te veel zijn stem, en dat valt niet in goede aarde. Er moet stilte heersen op de Elsberg. Enkele herten staren al in de richting van onze observatiepost.

Terug naar de jeugdherberg om te ontbijten en de langslapers op te pikken. En dan naar Het Nationale Park De Hoge Veluwe : 5400 hektare groot, dat is al aardig. Aan de ingang Rijzenburg nemen we elk een witte minifiets van het park uit de rekken. Het speciaal voor fietsers aangelegde geasfalteerde pad voert ons na enkele kilometers over een zachte glooiing, 40, 50 meter boven de zeespiegel. Niemand die er acht op slaat, maar die glooiing is een zogenaamde stuwwal. Hij markeert de grens van de ijskap tijdens de voorlaatste ijstijd, zo’n 200.000 jaar geleden. Toen duwden de oprukkende ijstongen de bodemlagen voor zich uit, om ze op te hopen tot langgerekte heuvelrijen.

Bos en hei wisselen elkaar af in de Veluwe. Lange tijd overheersten heidevelden het landschap, maar hun oppervlakte is sterk afgenomen. In vroegere eeuwen hielden de boeren de grond arm. Hun schapen graasden alles af, en de Veluwenaars zelf staken regelmatig plaggen uit de strooisellaag. Die vermengden ze met schapemest om naderhand hun akkers mee te verrijken. Nu die traditionele landbouw verdwenen is, vergrast de heide.

We houden halt bij de Deelense Was, een ven waarin ooit de schapen gewassen werden. De plas is maar één van de vele vennen in dit deel van het natuurpark. Het ven behoort tot de oudere gronden van de Veluwe, een smeltwaterdal van het ijstijd-ijs in dit geval. Humus en andere stoffen zijn hier dieper in de grond neergeslagen, en hebben een dichte laag gevormd. Neerslag van ijzer heeft de ondoordringbaarheid nog versterkt. Daarom dus dat het Deelense Veld zo drassig is. Voor de rest zal je weinig water vinden in de Veluwe. Het vocht dringt zo door de zandbodem heen, en sijpelt dan ondergronds naar de zuidelijk gelegen Rijn of IJssel.

We piknikken in de wildkansel De Klep. Vanuit deze overdekte tribune kan je vooral in de zomer en in het voorjaar wild observeren. In de bronsttijd zijn de herten naar andere delen van het park getrokken. Toch verschijnt er op enkele honderden meters van de kansel nog een geweidrager. Terug van een frustrerende bronstcampagne, kan ik me voorstellen. Niet op zijn gemak door het rumoer en de beweging in de kansel, verdwijnt hij in sierlijke draf terug het bos in.

Niet ver van de kansel passeren we Heidebloem. Daar ligt een braakliggend perceeltje waarop boekweit ingezaaid wordt. Tot vlak na de oorlog waren boekweit en rogge de meest verbouwde kultuurgewassen in dit deel van Nederland. Tijden die voorbij zijn.

Haar aantrekking heeft De Hoge Veluwe niet alleen te danken aan haar relatief uitgestrekte en woeste landschappen, er zijn ook de musea in het midden van het park. Hier tref je minder natuur maar des te meer volk. Na een bezoek aan het Museonder, het museum over en in de Veluwse ondergrond, vind ik mijn fiets niet meer terug. Dan maar een andere gejat, blijkbaar maakt het niet zoveel uit. Iedereen doet het.

Langs het Kröller-Müllermuseum bereikt onze groep Wildobservatie Nieuwe Plijmen. Geen hert te zien door één van de vele kijkgaten in het twee meter hoge scherm, we fietsen verder.

Links van het fietspad : de stuifzandduinen van De Pollen. Schaarse overblijfselen van een tijd toen maar liefst de helft van de gronden die nu het Nationale Park vormen aan zandverstuivingen ten prooi waren. Al vanaf de middeleeuwen werd het gebied te intensief ontgonnen, waardoor het dekzand bloot kwam te liggen dat tijdens de laatste ijstijd over de Veluwe was gewaaid. Midden vorige eeuw werd dan eindelijk op aandringen van de overheid begonnen aan de herbebossing. En met resultaat. Nu is ongeveer 95 procent van het stuifzand door begroeiing terug vastgelegd.

Tja, de eens zo wilde Veluwe is inmiddels wel getemd. Ook het 250-tal edelherten leeft hier in feite maar in een afgerasterde wildbaan. Wat dan weer niet wil zeggen dat ze hun instinkten zouden verloren hebben. Ons pelotonnetje slaat af naar het Bosje van Staf. Het wordt al avond, en dat is een mooie tijd om in de velden daarrond de dieren te kunnen gadeslaan. Behoorlijk wat kijklustigen zijn met hun wagen de doodlopende Reemsterweg opgereden. Hier geen schutting om je aan het gezicht van de herten te onttrekken. Volgens het boekje zou je in je auto moeten blijven, maar niet iedereen houdt zich daaraan. En wij zijn met de fiets.

Nog duidelijk binnen gezichtsafstand, op enkele honderden meters, loopt een roedel. Een blik door de teleskoop leert dat het om 26 hindes gaat, de harem van één enkel mannetje dat ernaast paradeert. Af en toe besnuffelt hij een hinde om te ruiken of ze al “ontvankelijk” is. Als we stil zijn, horen we hem burlen.

Een drietal jonge mannetjes verschijnt op de heuvelrug, niet zo heel ver van ons meesterhert. Ze zoeken geen konfrontatie, grazen wat, leveren schijngevechten met elkaar. De hertebok met het grotere gewei laat betijen. Tot hij het beu wordt en aanvalt. De drie anderen stuiven weg. Er vallen geen slachtoffers. Het zou nochtans niet de eerste keer zijn dat geweigekletter een dodelijke afloop kent. Elders in het veld graast in alle rust een gehoornd moeflonschaap. Zijn bronsttijd komt later.

Toch nog wandelen. Daarvoor rijden we op zondagmorgen naar de ingang van het Veluwezoom-park in Rheden. In het bezoekerscentrum daar is het vooral het mandje met plastic tekenpincetten dat mijn aandacht trekt. Geen grafische instrumenten, maar knijpertjes om parasiterende insekten van de huid te trekken. Wie veel en vaak door de natuur wandelt, loopt kans er een op te pikken van de vegetatie. Niet dat de beet van een teek zo pijnlijk is, maar het beest kan een vervelende bakterie meedragen die huid- en gewrichtsaandoeningen bezorgt. Maar laat ik u geruststellen, voor de teek hoeft u een uitstap naar de Veluwe zeker niet te laten. Het park van De Hoge Veluwe alleen is jaarlijks goed voor een half miljoen bezoekers. En ook vandaag in de Veluwezoom lijkt het wel nationale wandeldag.

In de wei naast de schaapskooi geeft een herder met zijn collie een demonstratie schapendrijven. De kudde is gesticht om het heidelandschap op de Veluwezoom in stand te helpen houden. Op het Herikhuizerveld kunnen we het resultaat daarvan zien. En zien alleen. Alle paden zijn afgeperkt opdat we de begroeiing niet zouden vertrappelen.

Natuurhistorisch minstens even waardevol is het golvende reliëf hier. Het zijn erosiedalen, op de bult van de Posbank heb je er een goed uitzicht op. Ze ontstonden toen op het eind van de voorlaatste ijstijd smelt- en regenwater de ontdooide bovenste grondlagen van de stuwwallen wegspoelden. Het afgevoerde materiaal kwam in puinwaaiers op het einde van die dalen terecht. Rheden is op zo’n puinwaaier gebouwd. Erachter vloeit de IJssel.

We dalen dan van de Posbank af. Terreinfietsers banen zich naast ons een weg naar boven. Wat moeten die hier ? Dit zijn wandelpaden ! In ieder geval ben ik de drukte nu wel een beetje beu. Ik laat onze groep piknikkend achter, en wandel alleen verder. Naar en door het Onzalige Bos. Opnieuw veel wandelaars. Weinigen zullen weten dat dit vroeger een hakhoutbos voor de leerlooierij was. De zeldzame eikestobben die je nu nog aantreft, zijn zo uitgemergeld door de kappingen om de zeven tot elf jaar, dat ze slechts moeizaam groeien.

De Koningslaan is een zeer smalle dreef. Niet meer dan een wandelpad breed eigenlijk. Op de hellende stukken zijn de wortels van de beuken een grillig soort trappen gaan vormen. De Koningslaan maakt deel uit van de gelijknamige Weg die koning-stadhouder Willem III in de 17de eeuw had laten aanleggen tussen Dieren en Ede. Niet uit ekonomische motieven, maar als handige doorgangsweg in zijn jachtdomein.

Na een paar kilometer komt de Koningslaan uit op de Carolinahoeve. Nederlands grootste natuurvereniging Natuurmonumenten heeft die tot pannekoekenhuis ingericht. Een geluk dat de hoeve niet met de wagen bereikbaar is, anders zou het hier een echte overrompeling worden. Geen pannekoek voor mij, ik maak rechtsomkeer.

Bronstig burlend edelhert in de ochtendnevel.

Bos en hei wisselen elkaar af in de Veluwe. Hier een vliegenzwam in het Onzalige Bos.

Ook een hinde lust wel eens een groen blaadje.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content