De tijd is rijp
Damir Doma, een in Antwerpen neergestreken jonge belofte, lanceert deze lente zijn eerste collectie.
Hij heeft een lange, pan-Europese voorgeschiedenis. Damir Doma is geboren in Kroatië. Hij is met zijn ouders naar Duitsland verhuisd als baby, en opgegroeid aan de grens met Oostenrijk, niet ver van Salzburg. Hij heeft, zonder veel enthousiasme, mode gestudeerd in Munchen en Berlijn. Waar hij de Antwerpse mode heeft ontdekt, of beter gezegd : de mode uit Antwerpen. “Alle ontwerpers die ik bewonderde, kwamen uit Antwerpen,” zegt hij. “Voor mij leek de stad een soort wonderland van de mode. In juni 2004 ben ik afgestudeerd en een maand later ben ik naar Antwerpen verhuisd. Mijn identiteit als ontwerper,” zegt hij, “heeft zich op dat moment ontwikkeld.”
Doma, 26, liep stage bij Dirk Schönberger, de in Antwerpen gevestigde Duitse ontwerper van wie de zaken op dat moment werden beheerd door de BVBA 32, de kleine groep rond Ann Demeulemeester (hij heeft er kennis gemaakt met Bart Wynants, thans zijn zakenpartner). Enkele maanden later werd hij assistent van Schönberger, een baan die hij later inruilde voor een soortgelijke positie bij Raf Simons. Hij heeft er veel geleerd, spreekt van een indrukwekkende, opwindende periode. “Ik begon eindelijk te ontdekken wat ik wilde doen, waar ik van hield, en waar ik niet van hield. Ik was geïnteresseerd in kunst, maar ik wist niet hoe ik die passie kon transformeren tot kleren. Dat heb ik bij Raf geleerd. We hebben elk een eigen, totaal verschillende stijl. Maar Raf heeft me zijn manier van werken getoond, en zo heb ik mijn eigen weg gevonden.”
“Ik heb geluk gehad,” zegt hij. “Mijn moeder is modeontwerpster, ze maakt cocktailjurken voor oudere dames, ze heeft haar eigen lijn. En ze heeft me alles geleerd over materiaal en snit, over patronen maken. Jonge ontwerpers leren op school wel hoe ze imago kunnen overbrengen, maar ze hebben vaak geen idee van patronen, zeker in het geval van mannenmode.”
“Ik heb altijd geweten dat ik een eigen lijn wou beginnen. Dat was al zo nog voor ik ging studeren. Het was voor mij vaak moeilijk om de beslissingen van een ontwerper te aanvaarden, dan ging ik altijd in discussie. Voor mij was het altijd heel duidelijk dat ik mannenmode wou ontwerpen. Ik dacht dat het zoveel gemakkelijker zou zijn om iets nieuws te brengen voor mannen. De damesmode is bovendien een veel drukker bezet terrein. Er is weinig plaats. Verder vond ik het altijd moeilijk om voor mezelf kleren te vinden.” Voor Doma lijkt dit het perfecte moment om een nieuw merk te beginnen, en dan zeker voor een onafhankelijk, jong ontwerper als zichzelf. “De mensen vervelen zich. Het is tijd voor een nieuwe generatie. Je ziet ook nogal wat opkomende ontwerpers.” Hij citeert Julius en Attachment, twee Japanse merken.
Doma’s eerste collectie, die nu in de winkels ligt, werd vorige zomer geshowd in Parijs, in een kerk in het hart van de Marais. “De kerk wilde geen geld, maar ik moest wel een brief schrijven naar de priester. Ik heb die man mijn tekenboek getoond. Hij vond mijn werk mooi. Maar ze hebben pas twee weken voor de show toegezegd. We hebben zestien outfits getoond, overwegend zwart. Ik houd van zwart, ’s winters en ’s zomers. Ik vind dat je als ontwerper je eigen weg moet volgen en dat je trouw moet blijven aan je stijl. Als ik nu terugkijk naar het resultaat, dan zie ik een middeleeuwse, bijna gotische stijl. Dat was niet het opzet.” Hij vertelt dat hij na de show veel respons heeft gekregen, ook negatieve, en dat hij die op een positieve manier heeft trachten te benaderen.
De debuutcollectie is overwegend verkocht aan Japanse winkels. “Japanners zijn altijd eerst, ze houden van nieuwe dingen.” ( In België ligt de collectie bij Walter.)
Doma gidst ons door zijn kersverse Parijse hoofdkwartier, een immens appartement op de eerste verdieping van een Hausmanniaans appartementsgebouw in het zestiende arrondissement. Hij haalt jassen en broeken van de rekken, als een uitstekende verkoper van eigen werk. Hij is geobsedeerd door snit en materialen. “De juiste stoffenkeuze is enorm belangrijk. Ik houd van bijzondere materialen, van ruwe zijde en gestampte wol.” Hij voegt eraan toe dat zijde nauwelijks wordt gebruikt in de mannenmode. “Ik gebruik zijde om laagjes te vormen.”
Hij toont een mantel van gekookte kasjmierwol, uit de collectie voor komende winter, die midden januari werd voorgesteld. “Ik wilde het gevoel oproepen van een deken dat ik om mijn lichaam wikkel, warm en comfortabel.” Hij wijst op precieuze details : een kraag die van een jasje kan worden losgeknoopt, en knopen die niet rechtstreeks aan een hemd of jas zijn gestikt, maar vast zitten aan lintjes. “De binnenkant is voor mij even belangrijk als de buitenkant. Elk detail van een kledingstuk verdient aandacht en respect.”
Zijn stijl is enigszins verwant aan die van Carol Christian Poel, de in Milaan gevestigde ontwerper die in de jaren negentig even heel groot leek te worden, maar uiteindelijk heeft gekozen voor een kleine, enorm gesofisticeerde productie. Bovendien deelt Doma een Japanse agent met Poel ( het bedrijf Lift Co, dat in de wijk Daikanyama in Tokio een van ’s werelds adembenemendste modezaken uitbaat. Doma had er vorig jaar een tentoonstelling). Hij zegt dat hij zich verwant voelt met een ontwerper als Maurizio Amadei, en hij houdt van Guidi, een schoenenlabel met een feel voor handwerk.
“Mijn mode is deconstructief. Mijn ontwerpen zijn vloeiend, gevoelig, ze zijn het tegenovergestelde van plat en stijf. Ik werk ook graag met laagjes. Mannen zijn dikwijls nogal bang om dit soort kleren te dragen, maar als je het juiste imago overbrengt, dan lukt het wel. Dat was voor mij de grote uitdaging. Mijn idee, toen ik begon te ontwerpen, was om zachtere, gevoeligere kleren te maken. Mannen hebben nu de mogelijkheid, en de vrijheid, om zich zo te kleden. De tijd is daar rijp voor.”
Damir Doma blijft verknocht aan Antwerpen. “Ik voel me verbonden met Antwerpen, met de Antwerpse modegeschiedenis. We hebben geïnvesteerd in een showroom in Parijs, maar ik zal nooit een Parijse ontwerper zijn. Ik blijf wonen en werken in Antwerpen. Ik houd sowieso niet van Franse mode. Antwerpen is belangrijk voor me. De stad houdt me kalm. Ik voel me uit mijn lood geslagen als ik in Parijs ben. In Antwerpen kan ik me concentreren op mijn werk.”
Door Jesse Brouns
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier