DE PLANTENMAN VAN NEDERLAND
New York houdt van hem. Chicago, Londen en Rotterdam ook. Ontmoeting met landschapsontwerper Piet Oudolf thuis, in Hummelo.
Piet Oudolf geeft een stevige hand, zijn vrouw Anja ook. Hun kleine terrier springt meteen op de schoot van wie gaat zitten. De zon schijnt al stevig, maar de tuin van de Oudolfs moet nog uit winterrust komen. Hij ligt te midden van een oer-Hollands landschap met sloten, wilgen en weilanden. Het kan niet anders of deze plek is bepalend geweest voor het landschapsontwerp van Piet Oudolf, de vertegenwoordiger van zogenaamde New Perrennial Movement. Oudolf bouwde immers zijn reputatie op met de winterharde planten die hij op ditzelfde erf sinds 1982 jaar in jaar uit heeft gekweekt. Tot nu, want op zijn 66ste doeken Anja en Piet de kwekerij op. Niet om het kalmer aan te doen. Maar wel om zich volop te kunnen concentreren op zijn vele projecten : de opening van het tweede deel van High Line Park, dat hij beplantte, is half mei gebeurd, hij werkt voor Frank Gehry aan twee patio’s voor de Beekman Towers en met architect Peter Zumthor (2010 Pritzker Prizelaureaat) aan The Serpentine Gallery in Londen volgende maand.
“We hebben altijd hard gewerkt. En eigenlijk ben ik meer een ontwerper dan een kweker. Het was leuk, maar kweken was vooral een noodzaak, economisch en creatief. Ik ben op mijn 26ste bij een kweker beginnen te werken en ben zo in het beroep gerold. Planten zijn altijd mijn passie geweest. Al in de eerste tuinontwerpen speelden ze de hoofdrol. Maar we woonden toen in de stad en hoe kun je nu bezig zijn met planten die je niet kunt zien ? Dus besloten we deze boerderij te kopen, te verbouwen en er een kwekerij te beginnen. We hebben onze naam in de eerste plaats gemaakt door onze planten.”
Hoe waren uw planten dan vernieuwend ?
Piet Oudolf : Dertig jaar geleden ging tuinieren over decoratie. Een mooie gieter, bloemen die goed bij elkaar passen, een kleur. Het ging over inzoomen : hoe dingen er goed uitzien vlak bij elkaar. Maar ik wilde, van in het begin al, meer spontaniteit. En dus ging ik experimenteren met andere tuinplanten, die natuurlijker oogden. Ik ontmoette mensen uit de natuurbeweging die de dingen hun gang laten gaan. Voornamelijk in Duitsland vond ik mensen die er hard mee bezig waren, maar weinig ontwerpers. Ik kwam op een kruispunt terecht tussen de botanische en de meer ecologische wereld en daaruit is een soort hybride vorm ontstaan. Ik begon planten te kweken die niet als tuinplanten erkend werden, maar die er wel geschikt voor zijn. Grassen bijvoorbeeld maken een tuin wild van uitstraling. Alleen maken grassen de tuin in wezen niet wilder, het ziet er alleen zo uit. Dat is mijn signatuur geworden.
Waar had u uw eerste grote opdrachten ?
In het begin ontwierp ik veel particuliere tuinen en had ik de kwekerij. In Engeland heb ik gek genoeg mijn eerste echt grote projecten gedaan. Onze kwekerij had naam gekregen en we hadden een aantal boeken gemaakt over ontwerpen met planten en grassen. Ik had in 2000 de Chelsea Flower Show gedaan en dat was opgevallen. Eind de jaren negentig ben ik almaar vaker openbare ruimten gaan doen.
Waar werkt u nu aan ?
Nu werk ik vooral met architecten en landschapsarchitecten, ik ontwerp dan alle beplantingen bij de infrastructuur. In New York ben ik momenteel voor Frank O. Gehry en zijn partners bezig aan de binnenplaats van twee grote torens. En volgende maand beplant ik de patio voor The Serpentine Gallery van Peter Zumthor. Het zal spannend worden, omdat er pas in juni geplant kan worden. Maar het zal lukken, ik werk met een goede aannemer. In Stockholm werken we aan een park. Deel 2 van The High Line Park in New York is net opgeleverd. Ik werk aan twee particuliere projecten in New York en de zone rond een fietspad langs de Hudson. In Rotterdam zijn we net klaar met de Maasoevers, die deden we samen met de gemeente en met Okra landschapsarchitecten. Vooral openbare projecten, dus. Privétuinen zijn veel verminderd, maar in Nantucket in Boston heb ik nog de afgelopen maanden een gigantisch grote tuin gedaan voor een familie. Zo’n project is niet te onderschatten, het is soms makkelijker om een miljoen mensen tevreden te maken dan twee. Bovendien kan ik steeds minder om mezelf heen. Ik doe steeds minder concessies. Ik kan mensen geen plezier meer doen met hun eigen ideeën, ik wil mijn eigen beeld neerzetten.
U geeft ook les aan Harvard University ?
Ik geef les aan landschapsarchitecten over het dynamische landschap. Het gaat over tuinontwerpen, maar ook over de openbare ruimte, waar mensen zich moeten kunnen bewegen en prettig moeten voelen in een stedelijke omgeving. Het gaat over het proces en hoe ik een landschap ontwerp.
Precies : hoe ontwerpt u eigenlijk landschappen ?
Ik begin met bomen en de ruimtelijke indeling en vul dan steeds gedetailleerder in. Kom, ik zal het jullie tonen, kom maar even mee naar mijn kantoor. Hier zit ik te knutselen. Dit is het beplantingsplan van The High Line. Hierop zie je de verschillende zones en daar staat elk plantje op. Zie je die stipjes ?
Voor elke plek bepaal ik eerst de belangrijkste planten die accenten geven en de basisplanten die ‘opvullen’. Dan begin ik nog andere planten toe te voegen tot ik over de hele plek een samenhang heb. Eens een zone ingeplant, stel ik een lijstje met planten en aantallen op voor de uitvoering. Zoveel planten van die soort, zoveel van die soort, precies zoals het op de tekening staat. Beplanten is constant evenwicht en harmonie zoeken. Als ik hier een plant zet, dan heeft dat gevolgen voor wat er honderd meter verderop gebeurt.
En wat er enkele maanden later gebeurt ?
Ja, dat is de andere dimensie, de tijd. Maar dat gaat op de een of de andere manier automatisch. Als ik een plantennaam hoor, dan is het net of ik hoor een naam van iemand die ik al heel lang ken. Dan zie ik de plant voor me : de hoogte, de vorm en de structuur, de kleur, hoe ze zich gedraagt. Ik weet wanneer ze bloeit, hoelang ze leeft.
Ik ken veel planten in onze klimaatzone, maar in Spanje bijvoorbeeld ken ik er minder. Als ik daar ga werken, moet ik weer in de boeken duiken. Als je in een particuliere tuin werkt, kan je met alles werken, ook potplanten. Als er dingen doodgaan, dan kunnen de eigenaars naar het tuincentrum. In openbare ruimte moet alles toch een zekere duurzaamheid hebben en dan krimpt je palet in tot zo’n tweehonderd planten. Maar zelfs dat geeft eindeloos veel mogelijkheden en variaties. Je kunt spelen met schaal en ritme, met de grootte van groepen planten en met de rol die je planten toekent.
Ziet u uw werk evolueren ?
Vijf jaar geleden werkte ik meer met groepen en met accentplanten, maar tegenwoordig ben ik meer met het concept bezig. Wat wil ik mensen hier laten voelen ? Dat is wellicht het duidelijkst begonnen in het High Line Park dat ik in 2006 heb ingetekend.
Wat maakt dat u specifiek trots bent op dat High Line Park ?
Het is 2,5 km lang. Daar kun je niet met één verhaal afkomen. Dus is het opgebouwd uit een aantal beelden. Een weidegebied, een halfopen weidegebied, een Europees deel, een inheems deel. Ik kreeg opdrachten als : daar moeten veel bomen, daar moet veel decor en hier is het perspectief belangrijk. Zo bouw ik aan de hand van die referenties een verhaal. Ik heb gekozen voor sterke planten die goed concurreren met de talloze bodembedekkers. Planten die zich niet gemakkelijk laten verdringen. Die op verschillende momenten in het jaar bloeien zodat er telkens andere accenten op- duiken.
In principe is elke ontwerper een soort controlefreak. Je wilt de dingen hebben zoals je ze in je hoofd ziet. Bij beplanting is dat ook zo, maar ik merk dat ik het proces niet meer zo perfectionistisch probeer te beheersen. Ik weet niet of dat te maken heeft met alle stadia die ik al doorlopen heb. Van de jaren zeventig herinner ik me zo’n wilde periode : planten woekerden en overheersten elkaar. Maar nu wordt toch meer gewerkt met planten die in een soort leefgemeenschap goed bij elkaar passen.
Er zijn landschapsarchitecten die alleen maar privétuinen maken. Anderen doen alleen maar projecten zo groot als de halve provincie. Ik heb een schaal die daar net tussenin zit. Een schaal waar het om de kwaliteit van het landschap gaat, de kwaliteit van het groen. Het High Line Park heeft een soort schoonheid die je niet verwacht op die plek. De confrontatie is sterk. In de natuur aanvaard je veel : braamstruiken en brandnetels, bijvoorbeeld. Maar hier is de schaal kleiner, sta je er meer met je neus op. Dus ga ik op zoek naar een modus die wel dat natuurgevoel teweegbrengt, maar die niet de natuur zelf is. Het vertegenwoordigt alleen maar de emotie van de natuur.
Voor veel mensen is het wel de enige manier waarop ze de natuur kunnen beleven ?
Precies. Maar in de stad is alles heftiger door de context van al die gebouwen en de architectuur. Daar moet ik rekening mee houden.
Welk compliment hoort u graag over uw werk ?
Dat mensen het mooi vinden.
Is dat genoeg ?
Ja. Dat ze zichzelf erin verliezen, laat ik het zo zeggen. Ik streef niet alleen naar een dynamisch, maar ook naar een emotioneel landschap. Dat je vasthoudt. Het is een plek om in te verblijven. Als mensen dat ook zo aanvoelen, vind ik dat een compliment.
DOOR LEEN CREVE . PORTRETTEN CHARLIE DE KEERSMAECKER
Piet Oudolf: “Ik streef niet alleen naar een dynamisch, maar ook naar een emotioneel landschap. Een plek om in te verblijven.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier