De muzieksalon van Aleppo

Om de twintigste verjaardag van zijn ensemble ‘Al Kindi’ te vieren, geeft Julien Weiss enkele uitzonderlijke concerten in Parijs en Brussel. We gingen de virtuoze qanunspeler opzoeken in zijn muzieksalon, een voormalig mammelukkenpaleis in de oude stadskern van Aleppo in Syrië.

:: Le Chant du Monde-Harmonia Mundi heeft verscheidene albums van

Al Kindi uitgegeven. Het laatste, Transe soufie d’Alep, met Sheikh

Habboush als zanger, verscheen in december

(2 cd’s CMT 57 41 2051.52).

Als je in de straten van Aleppo iemand tegenkomt met een beetje interesse voor het reilen en zeilen in zijn stad, dan kent hij zeker Julien Jalal Eddine Weiss. Alle gidsen die er toeristen rondleiden in de veertien kilometer soeks, weten de beroemde Franse qanunspeler wonen en brengen je zo naar zijn muzieksalon.

Zijn naam alleen al duidt op een opmerkelijke persoonlijkheid, van iemand die op zoek is gegaan naar een cultuur en ze tot de zijne heeft gemaakt. Zijn vader was een Elzasser, zijn moeder afkomstig uit het Zwitserse Basel. Zelf is hij geboren in Parijs, op 18 oktober 1953, als Bernard Weiss. Op zijn twaalfde begon hij in Parijs klassieke gitaar te studeren. Mede onder de invloed van de revolte en de bloemenkinderen wilde hij in het begin van de jaren zeventig de wereld zien : Marokko, Californië, de Antillen… In die periode veranderde hij zijn voornaam in Julien. In 1974 was hij terug in Parijs. Hij componeerde een aantal stukken voor klassieke gitaar.

Op een mooie dag hoorde hij een elpee van Munir Bachir, grootmeester op de ûd, de Arabische luit. En dat veranderde zijn leven. Julien Weiss begon opnieuw te studeren en dat leidde bijna vanzelf tot het leren bespelen van de qanun, de oosterse citer. Vanaf dan begon een initiatiereis bij de beste Arabisch-muzelmaanse musici, onder meer bij Munir Bachir. “Hij belichaamde de complexiteit van de samenlevingen in het Nabije Oosten”, zegt Julien Weiss. “Hij werd geboren in Irak. Zijn moeder was een Koerdische en zijn vader een orthodoxe Syriër.”

Julien Weiss ging niet alleen bij Munir Bachir in de leer. Hij reisde ook naar Tunesië, Egypte, Turkije, Syrië. Na jarenlange studie is hij nu een expert in de klassieke Arabische muziek, hij beheerst de complexe oosterse modi en toonladders. Zijn instrument is de qanun, een trapeziumvormige citer waarvan de snaren worden aangetokkeld en de klankkast bespannen is met vissenhuid. Maar zijn exemplaar is uniek. Het werd volgens zijn instructies gebouwd door de beste instrumentenbouwer van Izmir, Egder Gülec. Het gebruikelijke aantal snaren (78) werd uitgebreid tot 102, zodat het instrument een bereik heeft van vijf octaven en heel nieuwe klankkleuren produceert in de lage tonen. Een ingenieus kleppensysteem maakt het mogelijk de halve tonen onder te verdelen in kleine intervallen, microtonen genaamd. Dit instrument is zo soepel dat Julien Weiss er alle instrumentisten mee kan begeleiden, waar ze ook vandaan komen en in welke modi zij ook spelen.

Centrum voor zijdehandelaars

In 1983 richtte Julien Weiss het instrumentale ensemble Al Kindi op. De naam verwijst naar de gelijknamige Irakese filosoof, wiskundige en astronoom uit de negende eeuw, vader van de wetenschappelijke theorie van de Arabisch-muzelmaanse muziek. Weiss bekeerde zich uiteindelijk ook tot de islam. “Dat was in de eerste plaats een emotionele aangelegenheid, een poëtische en culturele benadering van die godsdienst. Het was een vorm van integratie.” Ook zijn naam evolueerde nog. Hij voegde er Jalal Eddine (of Jalal ad-Din) aan toe, verwijzend naar de stichter van de draaiende derwisjen, die leefde in Kenia in de dertiende eeuw.

Ook in zijn muzieksalon in zijn woning in Aleppo zijn er verwijzingen naar de draaiende derwisjen. Om te voelen welke magie er van deze woning uitgaat, moet je de zonsondergang zien op het terras rond de centrale koepel, zeventien meter hoog. Van daar heb je een prachtig uitzicht op de minaret van de grote moskee met op de achtergrond de monolithische silhouet van de citadel van Aleppo in een gouden gloed.

Het gebouw dateert uit de veertiende eeuw. Dat was de bloeitijd van de mammelukken, een periode die duurde van 1259 tot 1516. Het kan verkeren. Het volk van krijgers met een naam die ‘eigendom van’ betekent, heerste in enkele generaties tijd over de wereld van toen. In die periode kwam Aleppo tot bloei. Venetië opende er zelfs een handelspost. Venetiaanse koopvaardijschepen legden geregeld aan in de havens van de Syrische kust. Aleppo controleerde het handelsverkeer tussen oost en west en werd een belangrijk centrum op de Zijderoute. Er wordt beweerd dat wanneer er in Aleppo honderd ladingen zijde arriveerden, ze dezelfde dag nog werden verkocht, terwijl je in een maand tijd amper een tiende daarvan kon afzetten in Caïro, nochtans de grootste stad.

De wijk tussen de citadel, het administratieve centrum, en de handelsbedrijvigheid in de khans en soeks is in volle ontwikkeling. Daar staat het huis van Julien Weiss. Zoals bij alle huizen in oude Arabische steden, bevindt de voordeur zich op het einde van een smal steegje. Via de kleine binnenplaats kom je in het centrale vertrek : de muzieksalon van Aleppo, een droom van Julien Weiss. Toeval of niet, de zeven zussen die het gebouw hadden geërfd en aan Julien Weiss hebben verkocht, telden onder hun voorvaderen een dada of hoofd van een broederschap van draaiende derwisjen.

Sari’s, muurgordijnen, lampen

De salon reikt tot boven in de koepel en is opgesmukt met voorwerpen die te maken hebben met de islam en het soefisme, zoals prachtige vlaggen en vlaggenstokken en vaandels van broederschappen, zowel oude als nieuwe. “Al snel begreep ik dat de Arabisch-muzelmaanse muziek onlosmakelijk verbonden is met zang. De stem is in staat de rijkdom en al de nuances van deze muziek uit te drukken. Daarom zijn mijn concerten en opnamen altijd een combinatie van zang en instrumentale muziek. Ik heb samengewerkt met alle grote vertolkers van geestelijke en wereldlijke liederen uit Tunesië, Irak of Syrië. Het is met de munshid (vertolker van religieuze hymnen) van de grote moskee van Damascus, Sheikh Hamza Shakkûr, dat ik de soefistische liturgie heb bestudeerd, nu zowat tien jaar geleden. We werkten een concert uit met religieuze muziek en rituele dansen van de derwisjen.”

In 1995 besloot Julien Weiss zich in Aleppo te vestigen. “Aleppo heeft de naam een van de meest melomane steden van de Arabische wereld te zijn. Al sinds de dertiende eeuw is het ook een belangrijk centrum van het soefisme, dat men zou kunnen omschrijven als de mystieke tak van de islam. Oorspronkelijk omvatte het individuele ascetische en mystieke praktijken. Maar al snel verenigde men zich in broederschappen. Sheikh Habboush, die in januari met ons op tournee is, is een soefi, die zijn mystieke kennis heeft geërfd van zijn vader. Elke woensdagavond, als leerlingen en aanhangers samenkomen voor het hoofdritueel, zingt hij gedichten. Iedereen hier prijst zijn mooie manier van zingen en de suggestieve kracht van zijn stem.”

De attributen van de soefibroederschappen zijn niet de enige decoratieve elementen in de muzieksalon. Prachtig is ook een doek in zijdebrokaat uit Fez, dat elf poorten symboliseert (het cijfer 11 staat voor de 99 namen van God). “Je vindt hier een bonte verzameling voorwerpen die verband houden met de islamitische kunst. Het soefisme neemt hier uiteraard een belangrijke plaats in met trommen, machtigingen van leiders van broederschappen, handgeschreven rollen die ik heb uitgerold en onder glas heb geplaatst, fijne spiesen waarmee de draaiende derwisjen zich doorboren wanneer ze in trance zijn.”

Toch wilde Julien Weiss helemaal geen traditioneel Syrisch interieur. Hij houdt heel veel van stoffen met weelderige bedrukkingen en borduursels en bezit een indrukwekkende collectie. De lage zitbanken in zijn salon zijn bekleed met Frans zijdefluweel uit de negentiende eeuw, donkerrood met geborduurde bloemen en vogels erop. In zijn slaapkamer zien we nog rood zijdefluweel, maar dit keer met zilver belegd. Een stof die in het oosten voor trouwdagen wordt voorbehouden. Het Ottomaanse hemelbed is bekleed met Indiase sari’s. Elders hangt een groot muurgordijn, een souzani uit Oezbekistan, gekocht in Istanbul.

En als het donker wordt, valt op dat Julien Weiss een zwak heeft voor lampen en luchters. “Ik vind ze onweerstaanbaar. Vooral die met de speenvormige lampenkappen in gekleurd en geblazen glas. Die zijn gemaakt door joodse ambachtslui. De grootste komt uit Mossul, Irak. De andere zijn Syrisch. De gebedssnoeren met parels kennen we al sinds het Ottomaanse rijk. Ze werden gemaakt door gevangenen.”

Er hangt hier een bijzonder sensuele sfeer. Al deze voorwerpen dragen daar toe bij. En natuurlijk ook en vooral de muziek van Julien Weiss, wanneer hij op zijn qanun begint te spelen, die oosterse citer waarvan hij als westerling de onmiskenbare meester is.

Tekst en foto’s Jean-Pierre Gabriel

“Mijn bekering tot de islam was in de eerste plaats een emotionele aangelegenheid,

een poëtische en culturele benadering van die godsdienst. Het was een vorm van integratie.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content