De grote sprong voorwaarts

Time Magazine heeft Sjanghai uitgeroepen tot grote kanshebber voor de titel ‘Centrum van de wereld’ van de 21ste eeuw. De miljoenenstad met de bewogen geschiedenis is de motor van de renaissance van grootmacht China. Een portret van een fascinerende versmelting van Oost en West.

Tekst en foto’s Marc Goldchstein

Van bij de aankomst in Sjanghai word je geconfronteerd met de stormachtige ontwikkeling die deze stad doormaakt. Vandaag moet je de 33 kilometer tussen de nieuwe luchthaven en het centrum nog afleggen langs een nieuwe snelweg en een van de twee nieuwe hangbruggen. Maar binnen het jaar brengt een elektromagnetische zweeftrein je met 430 kilometer per uur op acht minuten in het centrum. Vandaag staan er alleen de pijlers, volgend jaar, gegarandeerd, rijdt het ding.

Zo gaat het er sinds 1990 aan toe. Toen heeft Deng Xiaoping beslist om van de regio met zijn dertien miljoen inwoners (7,5 miljoen in de stad zelf) de speerpunt van de economische hernieuwing van China te maken. De resultaten zijn er: het inkomen is er in tien jaar tijd met een factor 3,4 gestegen, tot zo’n twee derde van het Portugese peil. Ook de bouwwoede was duizelingwekkend: bijna de helft van alle wolkenkrabbers-in-aanbouw ter wereld stond in Sjanghai. Chinezen, dat weten we sinds de Grote Muur, weten van aanpakken.

Een taxirit over de verhoogde snelwegen is een uitstekend eerste contact. Torengebouwen doorspekken het landschap: gedurfde architectuur voor de bedrijfsgebouwen en shoppingcentra, wooncomplexen voor de doorsnee Chinezen, meer stijlvolle varianten voor de rijkeren en de buitenlanders. Hier en daar een showcase-gebouw: museum, bibliotheek, concertzaal. De snelwegen zelf zijn hoogstandjes. Zo is de verkeerswisselaar in het centrum van de stad over vijf niveaus gespreid.

Eindbestemming van de eerste rit is het financieel district van Pudong, op de rechteroever van de Huangpu. In 1990 was Pudong een arm landbouwgebied, nu is het de economische motor van China. Het meest opvallende deel staat aan de oever: de torengebouwen van de financiële wijk. Verderop liggen woonwijken, nog verder zijn er de Key Development Zones, met onder meer fabrieken van General Motors, Volkswagen, Siemens, BASF, Sony, Intel, IBM. Nagenoeg alles dateert van na 1990.

‘Hoogtepunt’ van de financiële wijk is de art-deco-achtige Jinmao-toren, het derde hoogste gebouw ter wereld. Je hebt er een adembenemend zicht over de stad. De wandeling in de financiële wijk eindigt op de promenade langs de rivier, een van de flaneerplekken van de stad. Je zal er niet alleen zijn om te genieten van het uitzicht: het is dé toeristische trekpleister van Sjanghai. Maar verwacht je niet aan buitenlanders: het zijn Chinese toeristen die je gezelschap zullen houden. Ook op dit gebied is China zelfbedruipend. Een Chinese toerist is trouwens makkelijk te herkennen: hij wil met jou op de foto.

Vanaf de promenade aan de rivier heb je een uniek uitzicht over de hoofdattractie van Sjanghai. De Bund is een ononderbroken reeks van dertig schitterende gebouwen langs de linkeroever, gebouwd tussen 1850 en 1940. De twee kilometer praalarchitectuur zou niet misstaan aan de Seine of de Theems. Even boeiend zijn de straten achter de Bund. Er hangt een sfeertje dat doet denken aan het New York van de jaren dertig, met hoge, stijlrijke en grauwe gebouwen, maar dan wel gekleurd met talloze fietsende Chinezen: Manhattan omgevormd tot één groot Chinatown.

De Bund was het symbool van een van de meest uitzonderlijke steden van de eerste helft van de twintigste eeuw. Sjanghai was zo berucht dat zelfs de beroemdste reporter aller tijden erheen gegaan is. Het verslag is te lezen in Kuifje en de Blauwe Lotus. De stad had veelzeggende bijnamen: het Parijs van het Oosten, de hoer van de Oriënt.

De geschiedenis van Sjanghai leest als een roman van James Clavell. De stad was de voornaamste buit van de eerste War on Drugs uit de geschiedenis. In 1839 startte Engeland militaire manoeuvres tegen het Chinese Keizerrijk. Doel was het recht te behouden om opium in China te importeren, de oplossing die Engeland gevonden had om het onevenwicht in de handelsbalans tussen beide landen op te lossen. Buitenlandse machten kregen toen het recht om concessies te openen in een aantal steden, waaronder Sjanghai. Dankzij de unieke ligging als invoerhaven van China kende de stad een explosieve groei.

Eind de jaren dertig was Sjanghai de vijfde grootste stad van de wereld (drie keer Londen), en waarschijnlijk de meest kosmopolitische van allemaal. De stad bestond voor een groot deel uit een Franse en een Internationale concessie. Deze concessies werden bestuurd door een oligarchie van rijken en machtigen, en waren totaal onafhankelijk van de Chinese autoriteiten. Er waren ook grote gemeenschappen van Japanners, joden en Russen; eind de jaren dertig woonden er honderdduizend buitenlanders. Het internationalisme had surrealistische trekjes: het record van ‘multicultureel bankbiljet’ staat op naam van de Banque Sino-Belge, met haar biljetten van tien Mexicaanse dollar uit 1908.

“Als God toelaat dat Sjanghai bestaat, dan is hij aan Sodom en Gomorra een excuus verschuldigd”, zo lamenteerde een missionaris indertijd. Voor seks kon je naar een van de 668 bordelen, voor drugs naar een van de vijftienhonderd opiumbars of -winkels. Ook de wetteloosheid was spreekwoordelijk. Huang Jinrong was tegelijk de machtigste gangster van Sjanghai en het hoofd van de politie van de Franse concessie. Iedereen die naar Sjanghai kwam, zo zei men, had iets te verbergen.

De stad heeft aan deze bewogen geschiedenis, naast een zin voor ondernemerschap, ook een uitzonderlijk architecturaal erfgoed overgehouden. Naast de Bund zijn ook de concessies fascinerende plekken. De erg uitgebreide Franse concessie biedt schitterende wandelroutes, waar je tegelijk sfeer, architectuur, geschiedenis en valse Rolexen kan ontdekken. Ze voeren langs plataanomzoomde wegen die ooit avenue Maréchal Pétain en rue CardinalMercier heetten, waar villawijken en verstedelijkte delen elkaar opvolgen.

De typisch Franse architectuur en stadsaanleg zijn schitterend om te ontdekken, maar het is vooral fascinerend om te zien hoe dit alles Chinees geworden is. De leukste plek om dat te bewonderen, is het Fuxing Park. Het bijna tien hectaren grote park kon zo in Parijs liggen, het standbeeld van Marx en Engels niet te na gesproken. Dit decor wordt ’s morgens ingenomen door Chinezen van 8 tot 88, voor hun ochtendgymnastiek. Keuze genoeg: tai-ji, stretchen, Weense dans. Niet te missen.

Het echte China ontdek je in de oude wijken buiten de concessies. De zijstraatjes zijn er kronkelpaden waarvan je nooit weet of ze niet doodlopen in iemands koertje. Wasgoed hangt te drogen, soms vergezeld van een dode vis of eend, oudjes doen hun babbel, fietsers banen zich een weg, kinderen spelen op de pleintjes. Ook de Franse concessie bevat heerlijke delen oer-China. Duik eens een van de poortjes aan de straatkant binnen, en ontdek de achterliggende ‘wijkjes’. Binnen de straatblokken staan talloze arbeidershuisjes in rijen naast elkaar, terwijl de overbevolkte stegen krioelen van leven.

Dat leven gaat er volop zijn gang. Maar niet lang meer: de overheid wil dat Sjanghai een moderne stad wordt, en daarin hebben deze wijken geen plaats. De oude Chinese buurten verdwijnen dan ook sneller dan het Amazonewoud.

Maar dit zijn luxeproblemen in vergelijking met vroeger. Sjanghai, zo zei men rond 1930, is een torengebouw van 48 verdiepingen luxe, gebouwd op 24 verdiepingen hel. In 1937 heeft de vuilnisdienst 20.000 lijken van de straat geraapt. De gemiddelde levensverwachting van de Sjanghai-Chinees bedroeg 27 jaar. ” No Dogs or Chinese“, zo luidde het (in aparte verordeningen) in het Huangpu Park.

De economische boom van Sjanghai in de negentiende eeuw viel samen met oproer in de rest van China. Honderdduizenden zochten de veiligheid van de concessies op. De buitenlanders zagen de opportuniteit: binnen de kortste keren waren de binnenplaatsen volgebouwd met arbeiderswoningen. Eind de jaren dertig waren er drie miljoen Chinezen in Sjanghai.

Ondertussen broedde de onrust in China verder. Het extreem kapitalistische en dus proletarische Sjanghai was een haard van verzet, eerst door antiwesterse groeperingen, later door de Communistische Partij. Zo werd de clandestiene oprichtingsvergadering van de Chinese KP in Sjanghai gehouden. De plek is nu te bezichtigen, met onder meer een wassenbeeldenreconstructie met rechtopstaande Mao Zedong. Ik weet niet of je er enige cynische symboliek moet in zoeken, maar Xintiandi, het huizenblok waarin dit gebouw staat, is door een Hongkongs vastgoedconsortium gerenoveerd tot een erg smaakvolle en gezellige place to be voor de nouveaux riches. Zo kan je op minder dan een minuut van de plaats waar de klassenstrijd werd uitgeroepen, warme foie gras eten, voor een vijfde van het maandloon van een modaal bewaker.

Het Chinese Keizerrijk ging uiteindelijk ten onder in 1911 en China belandde in een burgeroorlog. Op 8 juni 1949 roept Mao Zedong de Volksrepubliek China uit. Jarenlang overheersten vooral blinde ideologie en Mao’s grootse waanideeën, zoals de Grote SprongVoorwaarts en de Culturele Revolutie.

Voor Sjanghai was een tijdperk voorbij. Alle buitenlanders waren gevlucht, velen naar Hongkong, van de glitter bleef niets over. Sjanghai bleef nog een tijdlang een economische motor, maar zelfs dat kwijnde weg in de jaren zeventig. Tegen het eind van de jaren tachtig was het een grijze en dorre stad. En toen kwam Deng Xiaoping aan de macht. Na een paar vingeroefeningen gaf hij in 1990 het signaal: ‘volle gas vooruit’ voor Sjanghai. De rest is toekomst.

De vraag blijft natuurlijk of dit historisch zo fascinerende Sjanghai ook nog een toeristisch bezoek waard is. Als je het mij vraagt: zonder meer. De wandeltochten door de stad zijn een onvergetelijke ervaring. De Bund en Pudong, de concessies, de Chinese wijken, ze verdienen elk een wandeldag. Laat je bij de ontdekking ervan gerust leiden door de wandelingen die de Sjanghai-gids van Lonely Planet heeft uitgetekend.

Ook cultureel heeft Sjanghai het nodige te bieden. Drie musea liggen er samen rond People’s Square, de plaats waar vroeger de paardenracebaan lag. Het plein en de onmiddellijke buurt zijn ook erg leuk en levendig.

Speerpunt van het cultuuraanbod is het Shanghai Museum, een cultuurhistorische schatkamer. De verzameling bronzen objecten, sommige meer dan drieduizend jaar oud, is imposant. Ook de afdeling beeldhouwwerken is adembenemend, door de gaafheid en eenvoud van de vormen. Je vindt er ook nog keramiek, kalligrafisch werk, jade, munten, meubilair en kleinoden.

Op een steenworp is er het S hanghai Art Museum, prachtig gehuisvest in het vroegere clubhouse van de paardenracebaan. Een vaste verzameling wordt aangevuld met tijdelijke exposities. De vaste collectie bevat een selectie van die uniek-mooie Chinese tekenkunst: kalligrafie, tekeningen van bamboeplanten, portretten, vergezichten. Ze zijn spaarzaam en harmonisch getekend op rijstpapier. Uiterst klassiek maar toch ontzettend mooi.

Vlakbij, maar in de andere richting op People’s Square, vind je het Urban PlanningMuseum. Hier worden de ontwikkelingsplannen van de overheid voorgesteld aan de inwoners. Een maquette van de stad van niet minder dan zeshonderd vierkante meter geeft aan hoe de stad er zal uitzien in 2020. De bezoekers schuiven er omheen, velen wijzen naar de plek waar hun huis gestaan zal hebben.

De antiekmarkten van Sjanghai zijn zeker een bezoek waard. Op de Dongtai Lu- antiekmarkt en in Duolun Lu Cultural Street vind je oudheden, ambachtelijk werk en curiosa. Je kan er bamboetekenaars persoonlijk ontmoeten, je krijgt dan een met de hand getekend naamkaartje.

Ook present zijn de Mao-memorabilia. De Rode boekjes worden in alle talen aangeboden, de Mao-badges en -medailles in alle maten en gewichten. De porseleinen beeldjes van de GroteLeider en zijn revolutionaire wachten zijn dermate kitscherig dat het echte camp wordt. Het beeld van twee Rode Gardes (een man en een vrouw) die samen op de vliegende raket zitten, het Rode Boekje in de hand, is gewoon schitterend. Het is trouwens een hele vooruitgang dat chairman Mao vandaag alleen nog op curiosamarkten tot camp-concentraties aanleiding geeft.

Voor rust kan je altijd naar een van de tempels in de stad. Een aanrader is de Jade BuddhaTemple, met als hoofdattractie een boeddhabeeld in jade van twee meter hoog. Boeddha is een van de meest geliefde onderwerpen in de Chinese beeldende kunst.

Om echt kennis te maken met de religieuze beleving van de Chinezen maak je het best een uitstap naar Putuoshan, een eiland op vijf uur van Sjanghai. De hoofdattracties van het ongerepte eiland zijn de tempels, plaatsen van uitzonderlijke vrede. Het zijn erg grote complexen, je kan er vrij in ronddwalen. De Puyichan-tempel, gelegen in het sfeervolle dorpscentrum, is ’s avonds open, je kan er rustig een uurtje de sfeer opsnuiven aan de ingang van de hoofdtempel.

Het eiland is voornamelijk gewijd aan Guanyin, Godin van de Genade. Het wordt in groten getale bezocht, onder meer door groepen dames van middelbare leeftijd. Ze gaan van tempel tot tempel en verzamelen op oranje zakken rode stempels. Sommigen bestijgen de ontelbare treden naar de driehonderd meter hoger liggende Fayuchan-tempel, terwijl ze om de drie treden knielen en de handen plat op de grond leggen. Ze hebben blijkbaar heel veel genade nodig, en ze doen elke ochtend hun gymnastiek. Verder kun je er weidse wandelingen maken langs de stranden. Putuoshan is een absolute aanrader.

Na de portie gemoedsrust van Putuoshan kun je weer volop mee met de draaikolk van Sjanghai. Vergeet niet te genieten van de dagelijkse dingen, te beginnen met het shoppen. In de nieuwe winkelcentra vind je een volledig westers kledingaanbod. Op de openluchtmarkt Huating vind je er vervalste kopies van, maar nagenoeg allemaal in de maten small en extra small. De bloemenmarkt van Cultural Square is van een uitzonderlijke kleurenpracht en levendigheid. Ook de vogel-, vis- en insectenmarkt op Xizang Nanlu is een bezoek waard, net zoals de talloze straatmarkten in de oude Chinese stadsdelen.

Eten en uitgaan kan je dezer dagen zonder probleem. Je vindt er Chinese restaurants in alle groottes en prijsklassen, en een uitgebreid internationaal aanbod. Naast de voorspelbare snelle hap heeft Sjanghai ook klasserestaurants, met exuberante interieurs zoals ik ze nooit in het Westen heb gezien. Ook het uitgaansleven kent de laatste vijf jaar een ongekende boom. In Engelstalige weekbladen vind je adressen van een kleine tweehonderd bars en clubs, die voor het grootste deel pas de laatste paar jaar geopend zijn.

Ook de expats zijn terug. Dezelfde hardwerkende avonturiers en vakmensen als voorheen, met een vergelijkbare doch meer beschaafde zin voor excessen. De decadentie die Sjanghai zo typeerde in het begin van vorige eeuw is niet teruggekeerd. Als je goed zoekt, kan je waarschijnlijk wel de nodige seks en drugs te koop vinden, maar het is in geen geval open en bloot zoals vroeger, of zoals nu in Bangkok of Amsterdam.

De aanwezigheid van buitenlanders is een van de redenen waarom het zo makkelijk reizen is in Sjanghai: de Sjanghai-Chinezen laten je gewoon doen. De stad is extreem veilig, er zijn nauwelijks bedelaars, abjecte armoede zie je niet. De taxichauffeur zal altijd de kortste weg nemen (als hij hem kent weliswaar), nergens worden fooien verwacht. Het leven is er vrij goedkoop. Ook zeer aangenaam is dat alle straatnaamborden de Engelse naam vermelden. Gelukkig maar: het geschreven Chinees blijft ten eeuwige dage een mysterie. Doe de Chinese gastheren wel één genoegen: leer de naam van hun stad correct uitspreken. Het is Sjang-Hai, zoals in high, dus niet Sjan-Ghai zoals in guy.

Eén ding kan je met zekerheid over China zeggen: het gaat verbazend goed vooruit. Dit land heeft de ferme intentie om zijn plaats in de vaart der naties op te nemen. Voor de eerste keer sinds lang slaagt China erin om een politiek en economisch systeem neer te zetten dat toch enigszins blijkt te functioneren. Of het succes ook echt op iets stoelt, of alleen maar de zoveelste economische bubble is, zal de tijd uitwijzen. Vandaag is de groei reëel.

Op de muren van het Urban Planning Museum heb ik het volgende officieel statement gevonden over de economische politiek van Sjanghai: ” The purpose (…) is to establish a modern enterprise system, under which enterprises have clearly defined rights and asset ownership (…) The government takes care of social welfare, (…) housing, health care and welfare programs for the elderly and unemployed.“. Het lijkt wel sociale democratie, maar dan zonder de democratie. Want ondanks de reële liberalisering van de laatste jaren blijft China een rigoureus autoritair systeem. CNN is van internet gebannen en wordt van de kabel gehaald wanneer het regime dat wil; van tijd tot tijd wordt het uitgangsleven zomaar stilgelegd voor een paar weken. Erg confronterend zijn de ingrepen in het privé-leven van de burgers, met als meest extreme voorbeeld de eenkindpolitiek. Publiek debat is onbekend. Er wordt geen maatschappelijk middenveld getolereerd. Tibet, Tienanmen, Falun Gong, de executies van veroordeelden, ook dat is het hedendaagse China.

Een bezoek aan China is dan ook een fascinerende ethische confrontatie: kàn dat, màg dat, een ander politiek systeem dan de parlementaire democratie, een fundamenteel verschillende balans tussen persoonlijke vrijheid en groepsdiscipline? Het is wel bijzonder ironisch dat de westerse mogendheden uitgerekend in Sjanghai twee eeuwen lang aangetoond hebben dat het wel degelijk kan en mag.

Het echte China ontdek je in de oude wijken buiten de concessies. In de steegjes hangt wasgoed te drogen, soms naast een dode vis of eend, oudjes doen hun babbel, fietsers banen zich een weg.

Eten en uitgaan kan je vandaag weer volop. Maar de decadentie die Sjanghai zo typeerde in het begin van vorige eeuw is niet teruggekeerd.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content