De dagen dat we samen zijn, hebben we het fijn
Van thuis naar school en terug. Dagelijkse gang van zaken ? Niet voor alle kinderen. Op 1 september begint voor sommigen een heel ander regime : zij vertrekken maandagmorgen naar school en komen pas vrijdagavond terug thuis. Het internaat beleeft een revival.
Ik had elke dag ruzie met mijn mama. Ik lijk heel hard op haar en dat botst wel eens. Hier kon ik tot rust komen. Het deed deugd om mama niet elke dag te zien. Ondertussen is zij hertrouwd en het gaat goed. Op de dagen dat we samen zijn, hebben we het echt fijn. In het weekend gaan we naar het winkelcentrum en dan draag ik alle zakken. Dat doe ik graag.”
Savannah is vijftien en internaatkind. Omdat de situatie thuis even zó scheef zat, besliste ze samen met haar mama om een jaar op internaat te gaan. Ondertussen heeft Savannah er twee schooljaren op zitten en wil ze graag blijven. “De vrijheid van thuis mis ik soms wel. En m’n vriendje, want die is van buiten het internaat. Maar je studeert hier beter omdat je verplicht naar de studie moet. Onze begeleiders maken proeftoetsen en je mag de studie pas verlaten als je daar een goed resultaat op haalt. Thuis lukte studeren niet, dus ben ik beter hier, want ik wil een diploma halen en opvoedster worden in een instelling. Toen ik negen jaar was, heb ik met mijn broers en mijn zus een tijd in een instelling gezeten. Er was een poppenhuis met twee verdiepingen waar je zelf helemaal in kon gaan, en de opvoedster die ons verzorgde was echt fijn. Ik ben onlangs nog eens langsgegaan om te vragen of ik er vakantiewerk kon doen.”
Savannah was dertien toen ze haar mama voorstelde om even afstand van elkaar te nemen en op internaat te gaan. “Onze relatie is er sindsdien met tweehonderd procent op vooruitgegaan en daar ben ik het team van het internaat erg dankbaar voor”, zegt haar moeder, Dagmar Van Hemeldonck. “Omdat ik een paar jaar geleden vrijwillig hulp zocht bij het Comité voor Bijzondere Jeugdzorg om de veiligheid van Savannah en mijn drie andere kinderen tegenover mijn ex te verzekeren, hebben we onze consulente naar haar mening gevraagd. Zij stond achter onze beslissing en de plaatsing van Savannah is verder door het Comité opgevolgd en wordt door hen gefinancierd. Zonder die hulp zou dat niet gelukt zijn. Hier thuis met nog drie andere kinderen, waarvan er twee in het bijzonder onderwijs zitten, kon Savannah geen rust vinden. Dat leidde tot conflicten. Op internaat krijgt ze rust en ruimte om te studeren zodat ze haar grote droom kan waarmaken om in een instelling te gaan werken. Toen Savannah in het zesde leerjaar zat, hield ze haar spreekbeurt over kindsoldaten. Al van kleins af zit het in haar dat ze iets wil doen voor kinderen in probleemsituaties.”
In de lift
Tehuizen en internaten. Het lijken soms overblijfselen uit vervlogen tijden. Maar ze bestaan nog. En meer : het gaat er goed mee. “Internaten zitten weer in de lift”, zegt Frank Neutjens, internaatbeheerder van Internaat Heidehof in Kapellen. “Tien jaar geleden zaten internaten op een dieptepunt. Maar dat is aan het keren. Volgens mij is dat te verklaren door de wijzigingen in de traditionele gezinssituaties, maar ook de herwaardering van structuur zit daar voor iets tussen. Mensen beseffen weer dat structuur en discipline niet zo slecht zijn in een opvoeding.” Ook Jan Willems, directeur van de Dienst Internaten van het katholiek onderwijs ziet een revival. “In 2002 zaten we op een historisch dieptepunt, maar daarna zijn we aan een nieuwe groei begonnen. De belangrijkste reden is de goede opvoedingsondersteuning die we bieden. De maatschappelijke context zet het gezin onder druk en er heerst opvoedingsonzekerheid. Hier kan het internaat zijn troeven bovenhalen. De opvoeders geven tijd, aandacht en begeleiding aan elk kind, ook al moeten we het jammer genoeg met te weinig gesubsidieerde krachten stellen. Kinderen leren hier zelfstandig te worden. Internaten bieden hen structuur aan in combinatie met een warme, familiale sfeer. Kinder- psychiater Peter Adriaenssens noemt dat affectieve kordaatheid. Op een studiedag zei hij ooit dat structuur ook in een militair kamp wordt aangeboden. Maar de combinatie van structuur en warmte noemde hij sterk aanvullend en een grote troef van een internaat.”
“Het beeld van het internaat als strafinstelling heerst hier en daar nog maar klopt niet”, zegt Frank Neutjens. “Naast het strikte ritme maken wij anno 2012 ook veel tijd vrij voor ontspanning. Ook wij doen eens een uitstap naar een zwembad met wildwaterbaan of we gaan paintballen. Net die mix trekt veel mensen aan. Vandaag zijn onze meeste internen kinderen van alleenstaande moeders die het gezin niet gecombineerd krijgen met de job. Vooral als de kinderen ouder worden en huiswerkbegeleiding nodig wordt, roepen ze onze hulp in. Vaak gaat dit gepaard met emoties, zeker in het geval van echtscheidingen die nog recent zijn en een ouder dus om onvrijwillige reden voor deze oplossing moet kiezen. Dat zijn kinderen die hun rugzakje bijhebben en soms extra begeleiding vragen.”
Harry Potterkasteel
Juni 2012. We lopen een dag mee in Heidehof, een internaat van het gemeenschapsonderwijs (GO !) dat ondergebracht is in een elegant pand uit 1890. “Dit gebouw is een geschenk”, zegt Frank Neutjens. “Het wordt vaak vergeleken met het kasteel van Harry Potter.” Rond zestien uur druppelen de zesenzestig internen tussen zes en achttien jaar een voor een binnen. Sommigen komen te voet, anderen worden afgezet door de schoolbus. Na een fruitvieruurtje in de centrale hal, sloffen ze naar de studie. De begeleiders, twee regenten lichamelijke opvoeding, houden toezicht en vragen agenda’s en cursussen op. Enkele zes- en zevenjarigen zitten verderop in een zetel aan weerskanten van een derde studiebegeleider en krijgen leesoefeningen. “We proberen een huiselijke sfeer te creëren, maar structuur, routine en studiebegeleiding zijn de grote constanten”, zegt opvoedster Svetlana Burmensky. “De leerlingen behalen hier over het algemeen goede studieresultaten en daar zijn we trots op.”
“Is dat ook een gsm ?” vragen drie kleintjes die na een uur de studie mogen verlaten, wijzend naar mijn iPad. Ik leg uit waarom ik met hun juf aan het praten ben en vraag hen of ze hier graag zijn. “Ja”, klinkt het in koor. Een zestienjarig, blond meisje dat haartooi studeert pruilt wegens een brandwonde die ze opliep tijdens het oefenen met de stijltang. Svetlana smeert brandwondenzalf en de extra perzik die het meisje nog snel wil meegrabbelen, wordt moederlijk geweigerd : “We gaan zo eten!” “Dat meisje had in het begin moeite met het internaat”, vertelt Svetlana. “Soms kiezen ouders voor deze oplossing omdat ze hun kinderen zelf niet aan het studeren krijgen en die kinderen zien dat dan als een straf natuurlijk. Zij verzette zich in begin heel hard tegen elke vorm van structuur en tegen elke leefregel. Maar ze is helemaal bijgedraaid. Ik denk niet dat ze blij is met de situatie, maar ze maakt er het beste van en beseft dat het haar op termijn op zijn minst een diploma oplevert.”
Een lichtjes gedrongen, goedlachse jongen van zeventien zit hier al drie jaar, “omdat ik niet zo’n brave dingen heb gedaan”, verklaart hij met een brede grijns. En ook hij vindt het feit dat z’n studie elektriciteit nu vooruitgaat de belangrijkste troef van het internaat, naast het feit dat je ook wel goed kunt lachen met de opvoeders. En zijn ouders ? “Die zijn nu content. Thuis deed ik m’n agenda nooit open en dan was ’t ambras.”
Evoluerende maatschappij
“Wij vangen niet alleen kinderen op van ouders die zelf de keuze voor een internaat maken, voor de opvoedingsondersteuning of bijvoorbeeld omdat de studiekeuze van hun kind niet te volgen is in een school dicht bij huis. We hebben ook een paar plaatsen voor kinderen die doorverwezen zijn door hulpinstanties rond welzijn, de jeugdrechtbank of het Comité Bijzondere Jeugdzorg. De wetgeving inzake internaten is sinds de jaren 1950-1960 niet veranderd, terwijl de populatie en de maatschappij ondertussen wel een enorme evolutie kenden”, zegt Frank Neutjens. “Wij blijven op wettelijk vlak in de kou staan. Zo krijgen we nog altijd maar één opvoeder per 21 kinderen. In de schoolwetgeving die wel mee-evolueerde, telt één geplaatst kind voor anderhalf. Op internaat geldt nog steeds één is één, of dat nu een kleuter is of een kind dat door de jeugdrechtbank geplaatst is, of een anderstalige, of een kind met ADHD. Maar na schooltijd komen die kinderen hier om vier uur aan en moeten ze huiswerk maken en begeleid worden. Ook wij zien tegenwoordig steeds meer kinderen die extra zorg en aandacht nodig hebben. ”
“Internaten hebben geen homogeen publiek meer”, vindt ook opvoedster Svetlana. “Hier zitten niet alleen elitekinderen, zoals dat vroeger meer het geval was. Vandaag is het een bonte verzameling kinderen bij elkaar. Maar allemaal vertrekken ze hier sociaal vaardiger dan ze aankwamen. Naast de zelfdiscipline die ze meekrijgen, leren ze rekening houden met elkaar”.
“Elk kind zit hier wel om een reden. Het is mijn bedoeling om hun verblijf zo aangenaam mogelijk te maken. Hun moeder kan ik niet zijn, maar ik probeer wel een belangrijke persoon in hun leven te zijn. Soms betekent dat emotionele steun door een luisterend oor te bieden, vaak geef ik gewoon praktische hulp door te leren hoe ze hun bed moeten opdekken bijvoorbeeld. Ik motiveer en stimuleer ze om zelfredzaam te worden, maar ik help hen ook om te denken aan dingen die ze thuis niet gewoon zijn : hun naamkaartje ophangen voor de brandveiligheid bijvoorbeeld. Telkens ze uit de school komen moet dat gebeuren. Als er op een bepaald moment brand zou uitbreken, dan kunnen we het bord met alle namen mee naar buiten nemen en weten we precies wie aanwezig was in het internaat.”
De internen van Heidehof slapen met twee of drie per kamer. In elke kamer staan dezelfde bedden met daarnaast dezelfde kleerkasten. Elk jaar krijgen de kamers een nieuw kleurtje of een speciale muurschildering, wat in overleg met alle kamergenoten gekozen wordt. Het beddengoed komt mee van thuis. Op prikborden prijken prenten en kaartjes. Ik zie sierkussens, knuffelberen met hartjes in hun poten en posters met de weemoedige vampierenblik van Robert Pattinson. Geen rondslingerende kleren of schoenen. Netheid en orde is hier geen loze leuze. “Er is regelmatig preventieve luizencontrole, elke avond moeten we in de douche en ik moet samen met de andere vijftienjarigen om halftien naar bed. Dat vind ik meestal wel te vroeg”, zucht Savannah. “Vaak lig ik nog lang te staren naar het plafond. In het donker, want het licht moet uit en we mogen niet meer praten. Soms hebben kinderen het wel eens moeilijk. Dat is vooral als een mama beloofd heeft te bellen en dan toch niet belt. Dan laten de kleintjes wel eens een traan omdat ze denken dat er iets ergs is gebeurd. Als mijn mama vergeet te bellen stuur ik gewoon een berichtje om te vragen wat er aan de hand is. Dan stuurt ze een sms’je terug dat ze het gewoon vergeten was.”
DOOR Sigyn Elst – FOTO’S Michel Vaerewijck
Het beeld van het internaat als strafinstelling klopt niet
Mensen beseffen weer dat structuur en discipline NOG niet zo slecht zijn in een opvoeding
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier