Buenos Aires in vervoering

Tessa Vermeiren
Tessa Vermeiren Tessa Vermeiren is voormalig hoofdredactrice van Knack Weekend

Het Parijs van Zuid-Amerika, zo noemen de Argentijnen graag hun hoofdstad. Maar nostalgie en niet willen weten hoe de wereld vandaag evolueert, overheersen hier. Buenos Aires drijft op vervoering, en op grote sentimenten die soms vals blijken.

Happy hour in Café Richmond in de Calle Florida. Voor het raam zitten twee verzorgde oude dames nog aan de kruimels van hun afternoon tea. Aan de tafel naast mij serveert een kelner de champagne met canapés, die aangeprezen wordt voor 5 pesos. Als de deur opengaat, waait een flard van La Cumparsita naarbinnen. Tango is overal in Buenos Aires. Op elk uur van de dag. Aan de overkant van de straat troepen mensen samen rond drie oudere heren die de klassiekers uit het repertoire vertolken. Ze dragen donkere pakken en zwarte deukhoeden. De zanger pikt af en toe een jonge vrouw uit de omstanders om met hem te dansen. Prompt laten ze zich meevoeren op de slepende klanken van de bandoneon. Jong en oud, vergane glorie en blinkende nieuwigheid leven met elkaar in de straten van Buenos Aires.

De volgende ochtend heb ik een afspraak met Milena Braun. In het appartement van haar ouders in de betere buurt Palermo zijn de meubels aan de kant geschoven voor de tangoles. In de kamer zoeken erfstukken naar harmonie met de lichtjes afgeleefde meubels, maar het uitzicht over het park, de renbaan en de Rio de La Plata is adembenemend. Milena, een van de sterren in de tangoshow van de selecte club Michelangelo, is ook privé-tangolerares. Ze is 27, studeerde aardrijkskunde, maar werd op haar 22ste gegrepen door de tango. “Het begon als een passie, het werd mijn hele leven.” Ze werd niet alleen een perfecte milangito, een gedreven sensuele tangodanseres, ze verdiepte zich ook in de roots van dit stuk van de Argentijnse volksziel. Haar ouders, allebei afstammelingen van belangrijke families, waren niet echt gelukkig toen hun dochter op straat ging dansen voor geld en later professioneel aan de slag ging. Het tangomilieu heeft in de ogen van de Argentijnse bourgeoisie nog steeds een beetje een ordinaire reputatie.

“De tango werd rond de eeuwwisseling geboren uit de nostalgie van de zwarte slaven en de Europese immigranten”, zegt Milena. “Wanneer de kleine man zich sterk voelt, bloeit de tango. Toen er nog niet genoeg vrouwen van hun slag waren, gingen de mannen naar de hoerenkasten om te oefenen of ze dansten met elkaar op straat in La Boca en San Telmo, de volksbuurten. Deftig Buenos Aires aanvaardde de tango pas met mondjesmaat toen hij in de jaren ’20 vanuit Parijs weer de oceaan overstak. De rijke Argentijnse playboys, die de zuidelijke winters ontvluchtten, pikten in de Europese cabarets de successen van volkse landgenoten als Carlos Gardel op en brachten ze mee naar huis. Het toppunt van snobisme was in die tijd een tango die speciaal voor jou gecomponeerd werd en die je naam droeg. Maar het bleef heel lang zo dat een deftige vrouw onder geen beding tango danste. Onder het militaire bewind ging de tango weer undercover. In die tijden werd de folklore gepromoot. Totaal kunstmatig. Pas toen begin jaren tachtig de democratie werd hersteld, kon de tango weer ongeremd bloeien.”

Tegenwoordig gebruikt het ministerie voor toerisme de tango als hét beeld om hoofdstad Buenos Aires te promoten. “Tango is in Argentinië synoniem voor vrijheid en sociale gelijkheid”, zegt Milena Braun. “Niet toevallig bloeide de tango ook onder Perón, de kleine man had het toen even beter. Op dit moment is het volgens mij een nieuwe vorm van communicatie. Om tango te kunnen dansen moet je je partner durven vertrouwen, je moet de taal van de tango met je lichaam leren spreken. Je moet bereid zijn tot intimiteit.” Dat betekent heel wat in een land waar je tot veertien jaar geleden niet eens je eigen schaduw durfde te vertrouwen.

Milena neemt me ’s middags mee naar Confiteria La Ideal in de Calle Suipacha. Daar is op maandag en woensdag tussen 12 en 15 uur de milonga, de tangoklas, van Carina Losano en José Garofalo. In het bovenzaaltje van het belle époque theesalon vol vergane glorie proberen een dertigtal mensen zich te perfectioneren in de caminando, de wandelpas, de ocho, de sierlijke achtpas voor de dame, en andere tangofiorituren. Ik krijg een danspartner toegewezen, de arme man heeft het lastig met mijn gestuntel. Maar hij geeft niet op, want hij is een van die bezetenen. Rogelio is sinds vier jaar lay-outman bij Tango XXI, een van de vele gespecialiseerde tijdschriften die hier verschijnen. Voordien had hij nooit tango gedanst. Sinds een paar jaar eet hij elke middag haastig een broodje en rent dan naar een of andere milonga; hij wil steeds beter kunnen dansen. In de hele stad zijn dit soort dansklassen te vinden, ’s middags en ’s avonds. Ze worden aangekondigd in de kranten. De bezoekers zijn jong, oud, man, vrouw, elegant gekleed of eenvoudig, maar ze zoeken allemaal hetzelfde: de vervoering van de perfecte tango.

Je krijgt de indruk dat heel Buenos Aires gebouwd werd vanuit dat zoeken naar vervoering. Op het einde van de 19de eeuw kon de weelde van de rijke landheren, de estancieros, niet op: de Argentijnse wol, het rundvlees en het graan waren gegeerd over de hele wereld. Argentinië was een schatrijk land en Buenos Aires a booming town. Het Spaanse koloniale verleden werd helemaal overboord gegooid. De Avenida de Mayo en de Plaza de Mayo werden duidelijk gekopieerd naar Parijse voorbeelden, Avenida 9 de Julio moest een Champs Elysées worden… Er werd een metro aangelegd, tien jaar na die van New York. Op de plaats waar de vroegere president Rosas zijn estancia had, werd het Palermopark aangeplant door een Franse landschapsarchitect. Het werd een kruising tussen het Bois de Boulogne en het New Yorkse Central Park. Het Teatro Colón werd gemodeleerd op de Scala van Milaan en de grote spoorwegstations werden gebouwd naar het voorbeeld van Waterloo Station in Londen. Buenos Aires riep zichzelf uit tot het economische en intellectuele centrum van Zuid-Amerika. Wat men bouwde was groots. Maar de meest uitzinnige proporties hebben in deze stad toch de militaire gebouwen. Geen wonder dat generaals hier op geregelde tijdstippen bezeten werden door een gevoel van almacht.

In de kathedraal aan de Plaza de Mayo wordt het pompeuze graf van José de San Martin, de grote 19de-eeuwse militaire bevrijder van Zuid-Amerika, permanent bewaakt door twee operettesoldaten. Alsof men bang is dat de man nog eens op de vlucht zal slaan. Nadat hij met Simon Bolivar de Spanjaarden had verjaagd, verliet hij Argentinië voor Frankrijk, ontgoocheld als hij was in de caudillos, de kleine plaatselijke heersers die onder elkaar bekvechtten. Maar ze haalden hem dood terug en ze gaven hem een praalgraf. “Wij, Argentijnen, hebben het nodig om idolen te aanbidden”, zegt Enrique, die zijn tijd verdeelt tussen Buenos Aires en Brussel. “Wij zijn mensen van grote sentimenten; ik heb mijn halve leven geprobeerd dat te ontkennen, nu accepteer ik het.”

Of het nu Diego Maradona is, het paupertje uit La Boca dat een wereldberoemd voetballer werd, of Eva Perón, de mislukte actrice die zich ontpopte tot de madonna van de armen, of Jorge Luis Borges, de grootste Argentijnse literator, de Argentijn heeft het nodig om te aanbidden, mee opgetild te worden in vervoering.

De rijke vee- en graanboeren hebben hun huis in de stad en hun estancia in de vruchtbare pampas. Dat waren bij het begin van de eeuw al omvangrijke bedrijven met veel personeel. In Buenos Aires onmoette de society elkaar in de opera, in het theater, op bals. De heren hadden een heerlijk leven, zij vonden elkaar ook in hun eigen clubs, naar Brits model. Er waren de paardenrennen, de polowedstrijden, de landbouwtentoonstellingen. De vrouwen verveelden zich. Een jongedame van nu: “Mijn grootvader was druk bezig met zakendoen en hij had maîtresses in de stad. Mijn grootmoeder verveelde zich steendood in de pampas, dus ging ze maar beeldhouwen en schilderen.”

Andere dames winkelden zich te pletter in de hoofdstad. Wie met de neus in de lucht loopt op de Calle Florida, nu verworden tot een populaire winkelstraat, ziet nog steeds de schitterende gevels van de handelshuizen in Jugendstil en art-decostijl. De uitgestrekte Galerias Pacifico, met hun koepel met plafondschilderingen van grote Argentijnse schilders, beslaan een heel huizenblok en werden in 1992 in ere hersteld. Calle Lavalle, een andere verkeersvrije straat die Florida kruist, is het cinemacentrum van Buenos Aires; het blijft er druk tot een stuk in de nacht. Langs Avenida Corrientes, die van oost naar west loopt, liggen de theaters en talrijke boekenwinkels die tot laat op de avond open blijven. Lang voor ze in New York op het idee kwamen, had de Livraria Foro Gandhi op Corrientes al een café en een plek waar voordrachten worden gegeven, films gedraaid en muziek gemaakt. De tangobars liggen in San Telmo niet ver van de Plaza de Mayo. Volg Calle Balcarce en je komt ze allemaal tegen, de intieme Bar Sur en de massatenten, die elke hotelconciërge je aanbeveelt.

Het centrum van het sociale leven in Buenos Aires zijn en blijven de grand cafés. En de moeder van alle grand cafés hier is Tortoni op de Avenida de Mayo. Tortoni opende in 1858 en werd vrijwel onmiddellijk een trefpunt voor kunstenaars en intellectuelen. Al die jaren is er weinig veranderd. Behalve dat aan de muren steeds meer foto’s kwamen te hangen van de beroemdheden van over de hele wereld die hier uren sleten, en steeds meer kunstwerken van artiesten die hier een tweede thuis vonden. In 1926 werd de Pena del Tortoni gesticht, een kunstkring die zeventien jaar zou blijven bestaan. Borges, Federico Garcia Lorca, Carlos Gardel, Luigi Pirandello waren er lid. Ook Alfonsina Storni, de dichteres die zich op een dramatische manier van het leven beroofde door in de Rio de la Plata te springen, en dat het volk kond deed via een gedicht dat ze net daarvoor bezorgde aan de krant La Nación. Kan het Argentijnser?

In Tortoni is trouwens ook de zetel van de vereniging die probeert de Avenida de Mayo als historisch geheel te bewaren. Een van de schitterendste gebouwen is de vroegere zetel van de krant La Prensa, vlak bij de Plaza de Mayo, waar nu de administratie voor cultuur van de stad gevestigd is. Vlakbij het parlement ligt een ander historisch grand café, El Molino, op dit moment gesloten voor restauratie. Men noemt het wel eens het échte parlement van Argentinië. In tijden dat de democratie monddood was, bleef El Molino de verzamelplaats van politici die oppositie probeerden te voeren.

Buenos Aires is een stad van vergane glorie. Na de Tweede Wereldoorlog stuikte de economie in elkaar, Europa had geen geld meer voor Argentijns vlees, leer en graan, de hele oorlog lang was het “neutrale Argentinië” beide zijden van het front blijven bevoorraden.

De illusie van welvaart werd door het peronisme in stand gehouden door vrijgevig te zijn voor het gewone volk, de descamisados die de generaal steunden en zijn vrouw aanbaden.

Buenos Aires bleef echter wie ze was, een beetje slaperiger, met meer rimpels, flink vermagerd. Ze doorstond bijzonder pijnlijke tijden in de tweede helft van de twintigste eeuw, maar stak telkens weer de kop op, met verbazend weinig zichtbare littekens. Ze hebben wel nog steeds een mondain airtje, de porteños, maar in hun blik en in hun verhalen lees je melancholie. De glorie is flink getaand, het vertrouwen te vaak geschokt. Psychiaters zijn in Buenos Aires bijna even populair als in New York.

Buenos Aires is een stad in lagen. Je hebt de verschillende barrios, de wijken of buurten. Het zuiden is volks en armoedig, het noorden rijk, het westen behoort aan de middenklasse. Je kan perfect een compleet leven leiden zonder ooit buiten de grenzen van je buurt te gaan.

Zo slordig en verwaarloosd als Corrientes, de populaire uitgangsbuurt, erbij ligt, zo gemanicuurd is Puerto Madero. Pakhuizen langs de Rio de la Plata werden gerestaureerd en volgestouwd met kantoren, winkels, trendy restaurants, cafés, bars en binnenkort ook cinema’s. Puerto Madero is de showcase van het nieuwe bewind. Het gaat goed met Argentinië, zegt dit project, business is booming. De peso is stabiel, de galopperende inflatie werd een halt toegeroepen. Alleen volgen de lonen niet het niveau van de prijzen. Buenos Aires is geen goedkope stad. Niet voor de toerist, maar zeker niet voor de porteños. Een leraar verdient er zo’n 12.000 Belgische frank per maand. Niet voor niets zijn er voor het congresgebouw onderwijsmensen in hongerstaking voor loonsverhoging.

Het Amerikaans vernisje van welvaart dat tegenwoordig over Buenos Aires gelegd wordt, is dun en bedrieglijk. Ergerlijk ook voor veel mensen. Inez en Dolores zijn allebei gids voor een reisbureau, de ene werkt ook nog in een informatiekantoor voor toerisme en de andere is doctor in de archeologie in dienst van het Instituto Nacional de Antropologia. De tweede baan is voor allebei bittere noodzaak. De vader van Inez werd op zijn 60ste ontslagen in een van de geprivatiseerde staatsbedrijven en moet rondkomen van 3800 frank per maand.

Voor het weghalen van de verroeste scheepswrakken op de door olie zwaar vervuilde Riachuelo in La Boca is er geen geld. De vrolijke kleuren van El Caminito, het legendarische tangostraatje, kunnen het trieste uitzicht van de van golfplaten gebouwde conventillos, de pensionnetjes waar arme families samenhokken, niet maskeren. De brocantewinkeltjes hier verkopen in hoofdzaak rommel. Anders is dat rond de Plaza Dorrego in San Telmo, waar elke zondag een antiekmarkt wordt gehouden. In de Calle Defensa, tussen Dorrego en de Plaza de Mayo, zijn tal van goed gestoffeerde antiekzaken waar je duidelijk kunt merken dat de rijken van Buenos Aires beetje bij beetje familiestukken van de hand doen. De meest exotische schatten kun je daar vinden. Zoek vooral zilver en sla zeker het atelier van edelsmid Juan Carlos Pallarols niet over. San Telmo evolueert stilaan tot een soort Soho, een buurt waar kunstenaars voor weinig geld grote ateliers kunnen huren. Het oude Buenos Aires en het nieuwe gaan hier naadloos in elkaar over.

Niet zo in Recoleta, de chiquere buurt. Alles gebeurt er rond twee grand cafés, La Biela en Café de la Paix, aan het eind van Avenida Quintana, tegenover de kerk van Nuestra Señora del Pilar. Een kerk uit de koloniale Spaanse achttiende eeuw, met de bescheiden afmetingen die pasten bij de provinciestad die Buenos Aires toen nog was. Een cappuccino kost er twee keer zoveel als in Florida Garden aan de Calle Florida. Maar het spektakel is er dan ook dubbel zo interessant. Hier lijkt het alsof in Buenos Aires de jongste vijftig jaar niets veranderd is. Een bezoek aan het kerkhof van Recoleta versterkt die indruk nog. Pompeuze familiegraven worden er goed onderhouden en geregeld van verse bloemen voorzien.

Tot grote ergernis van velen ligt daar ook, in een soort bunker, sinds 1974 Eva Duarte Perón begraven. Zij die beter dan wie ook de Argentijnse massa tot vervoering wist te brengen.

Tessa Vermeiren

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content