Mocht een dichter ooit moeite hebben om de juiste toon te vatten voor de aanhef van een troosteloos of ietwat melancholisch gedicht, dan kan een bezoek aan het Centraal Station in Brussel op een winterse zondagavond uitkomst bieden. Tijdens de week is het in zo’n station doorgaans druk en heeft niemand tijd om bij gemoedsgesteltenissen stil te staan. Maar op zondagavond rijden de treinen met grotere tussenpozen en noopt de dienstregeling tot ronddrentelen, de handen in de zakken, tussen andere verloren wezens: een groepje bejaarden, een paar autolozen uit een dorp waar de boemel stopt, een paartje dat een romantische dag in de hoofdstad heeft doorgebracht en een handvol jongeren in jekker.

In een hoek aan de ingang staat nog een scheefhangende kerstboom, een ietwat armtierig model, zuinig versierd met één verpakking kerstballen. Waarschijnlijk een overschotje uit de persoonlijke voorraad van een personeelslid en opgetuigd tijdens een stil moment aan het loket.

Links en rechts van de hoofdingang hangen medaillons van één meter doorsnede, met tevreden kijkende voorzitters van de Noord-Zuidverbinding. Mannen met knevels, trots op hun trein.

De krantenkiosk is donker en dicht. Maar de titels op de kleurige voorpagina’s bieden een tijdlang geestelijke afleiding. ” Claudia Schiffer: au sommet de sa carrière depuis six ans“, en er is iets aan de hand met het kleinkind van de Franse zangeres Sheila. Wel, wel, Sheila, intussen al grootmoeder, waar is de tijd! En Philippe en Mathilde hebben er een jaar samen opzitten. Nederlandstalige bladen beloven ideeën voor de feestdagen, recepten voor hapjes, en horoscopen voor 2001.

Als alle titels gelezen zijn en er ook over de inhoud van de bladen niets meer te bespiegelen valt, keert de reiziger terug richting loketten. Zijn blik kruist onderweg nog een affiche waarop weerman De Boosere reclame maakt voor de supertombola van de brailleliga. Wat verderop, boven bij de toegang via de Ravensteinstraat: kibbelend geroep. Een groepje daklozen, de enigen die vastbesloten zijn er alle gezelligheid uit te halen die erin zit, met plastic bekers en een onbestemde fles.

Rechts van de loketten staat een manshoog toestel. Wie ervoor gaat staan heeft een scherm op ooghoogte en blauwe achtergrond achter zijn hoofd. Compose your own postal card heet het. Vermoedelijk kun je zelf een achtergrond kiezen uit een aantal tropische vakantiebestemmingen, die dan op de blauwe achtergrond wordt geprojecteerd. Tegen betaling kun je waarschijnlijk een foto van jezelf maken. Maar dat is slechts een veronderstelling, want op het scherm staat te lezen: ” Dit toestel is buiten gebruik, gelieve de dienst na verkoop te contacteren.” Lang toeft de bezoeker er dus niet. Bovendien staat het toestel pal naast een even hoge vuilnisbak met inhoud.

Boven de trappen naar het perron torent het beeld van een spoorwegman, ter nagedachtenis aan zijn 3102 collega’s die gevallen zijn voor het vaderland. De stijl neigt naar sociaal-realisme. Maar dit beeld heeft niets van het manhaftige of weerbare van de arbeiders uit socialistische landen met hun gespierde armen en gebalde vuisten. De Belgische spoorwegman was gewoon een brave mens.

Voor de rest verdrinkt het blikveld in beige. Wie hield er zoveel van bruingeel beige dat het hele station in die kleur moest? Geen gebroken wit, dat had de boel nog een beetje kunnen doen opleven. Nee: beige, de kleur van ongewassen kameel, de saaie nietszeggende kleur van nat zand. Beige zijn de tegels, de muren en het plafond. Vuilbeige is ook de gang die naar de metro leidt, vies en smerig en met de geur van mannen die niet snel genoeg de druk op hun blaas kwijt konden. En beige is de toegang tot de perrons.

Er is slechts één wanklank in het deprimerende geheel: op zondagavond is de trein meestal op tijd.

FRIEDA VAN WIJCK

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content