Brokken lijmen
In de boekentop-tien 2003 van de Amerikaanse uitgevers staat hij op nummer één : James Frey met zijn debuutroman ‘In duizend stukjes’. Het is de schokkende en ontroerende autobiografie van een 22-jarige verslaafde. James is intussen 32 en zegt dat vrienden zijn leven hebben gered.
:: ‘In duizend stukjes’, James Frey, uitg. Bert Bakker, Standaard Uitgeverij, 384 blz., 25 euro.
I k word wakker van een ronkende vliegtuigmotor en van iets warms dat over mijn kin druipt. Ik breng mijn hand naar mijn gezicht. Mijn voortanden zijn weg, er zit een gat in mijn wang, mijn neus is gebroken en mijn ogen zitten bijna helemaal dicht. Ik doe ze open en ik kijk om me heen en ik zit achter in een vliegtuig met niemand bij me in de buurt. Ik kijk naar mijn kleren en die zitten onder een kleurrijke cocktail van spuug, snot,
urine, kots en bloed.
Dat zijn de eerste zinnen van een aangrijpend, meeslepend boek. James is op dat moment 22. Hij weet niet waar hij vandaan komt, hij weet niet waar de reis heen gaat, hij weet niet hoe het komt dat zijn gezicht zo zwaar in de vernieling zit. Hij heeft geen bagage bij zich, geen geld, geen paspoort. Hij weet dat hij om zijn wandaden gezocht wordt in drie staten van Amerika waar hij gevangenisstraffen moet uitzetten en voor miljoenen schulden en boetes moet betalen.
In Chicago, dat het reisdoel blijkt te zijn, wachten zijn bezorgde ouders hem op. De volgende dag brengen ze hem naar een dure, gerenommeerde ontwenningskliniek in Minnesota.
Even later volgt het intakegesprek met een verpleegster .
Welke middelen neem je normaal gesproken ?
Alcohol.
Dagelijks ?
Ja.
Hoe laat begin je te drinken ?
Als ik wakker word.
Hoeveel per dag ?
Zoveel ik kan.
Hoeveel is dat ?
Genoeg om er nu zo uit te zien.
Gebruik je nog wat anders ?
Cocaïne.
Hoe vaak ?
Dagelijks.
Hoeveel ?
Zoveel ik kan.
Nog meer ?
Pillen, acid, paddo’s, speed, PCP en lijm.
Hoe vaak ?
Als ik het heb.
Hoe vaak ?
Een paar keer per week.
Een leven van drank en drugs. Alles wat maar te drinken, te roken, te snuiven of te spuiten is, James heeft het gedaan. Hij dronk voor het eerst alcohol toen hij zeven was, was voor het eerst dronken op tien jaar, op zijn veertiende was hij verslaafd. De drugs volgden. Met 22 heeft hij geen adres en geen telefoonnummer, geen dak boven zijn hoofd. Zijn leven is een hel, een aaneenschakeling van coke, crack, gevechten, arrestaties, alcohol en pijn. Als hij aankomt in de ontwenningskliniek is zijn verslaving hem bijna fataal geworden. De artsen verbazen zich erover dat hij nog in leven is.
James wordt weer opgelapt : 41 hechtingen in zijn wang, zonder verdoving. Zijn neus wordt opnieuw gebroken en goed gezet, zonder verdoving. Bij de tandarts ondergaat hij twee wortelkanaalbehandelingen zonder enige vorm van narcose. Helse pijnen.
Waarom gaven ze je niets ?
James Frey : Ik moést die operatie niet ondergaan, maar ik wou toch liever opnieuw tanden hebben. Maar zolang ik in de kliniek was, mocht ik geen verdoving of pijnstillers krijgen omdat men dan een terugval vreesde.
Maar dat was toch vreselijk ? Je werd zelfs vastgebonden om te kunnen blijven stilliggen.
Er zijn erger dingen dan dat. Ik bedoel : wat zou jij het liefst hebben, dat ik je tanden uitsla of je hart breek ? Emotionele pijn is veel moeilijker om mee om te gaan dan lichamelijke pijn. Een gebroken hart doet er ook eindeloos lang over om te genezen.
Waardoor was je hart gebroken ?
Door alles. Door alles wat ik deed en gedaan had, door de manier waarop ik leefde. Het was afschuwelijk, doorslecht en beschamend. Te zijn wie ik was, dat was heel, heel erg. Zolang ik me herinner had ik een ongelooflijke boosheid in me. Ik was een heel lastig en vervelend kind. Als kleuter was ik al gewelddadig. Ik was amper vier toen ik opzettelijk mijn kleuterjuf omverreed met mijn driewieler. Maar waarom die boosheid er zat, weet ik niet precies, en dat doet er ook niet toe. Het is ook niet relevant om weten wat mijn hart gebroken heeft. Het enige wat er toe deed, was ervoor zorgen dat het weer beter werd.
Wat me verbaasde : iedereen die in de kliniek werkte, was verslaafd geweest. Van de chauffeur tot de dokters en psychologen toe.
Inderdaad. En dat is een heel slimme manier van werken omdat zij de problematiek aan den lijve hebben ondervonden. Ze zijn niet alleen wetenschappelijk onderlegd, maar ze zijn ook ervaringsdeskundigen. Anderen kunnen een verslaving niet echt begrijpen. Die zeggen wat je moet doen zonder het ooit zelf gedaan te hebben. Maar deze mensen kennen het, ze kunnen erover meespreken, ze weten wat het is om door de diepste dalen te gaan.
En toch legde je hun adviezen naast je neer.
Zij hadden allemaal hun probleem opgelost met de regels van de AA, zij volgden de Twaalf Stappen, zij wilden me helpen op de manier die hen geholpen had. Ze deden echt hun uiterste best, en ik heb ze zeker niets te verwijten, maar ik kon die regels niet aanvaarden. Voor mij waren hun adviezen waardeloos. Volgens de AA moet je in God geloven of minstens in een Hogere Macht en daar heb ik geen boodschap aan. Ik heb nooit in God of een Hogere Macht geloofd.
Als ze je in de kliniek vertelden dat verslaving een ziekte is, een genetisch bepaalde ziekte, wilde je dat niet accepteren.
Niet dat het niet waar zou zijn, maar daar had ik niks aan. Ik had problemen die IK gecreëerd had. Genetisch of niet. IK was een alcoholist, een junk en een crimineel. IK had mezelf, mijn ouders en anderen gekwetst. IK had allerlei misdrijven gepleegd. IK moest daarmee leren leven.
Haatte je jezelf daarom ?
Natuurlijk. Elke dag. Elk moment. Met zo’n mens kun je niet leven, zeker ik niet. Die haat was zo sterk dat ik die wel moest verdoven met drugs. Maar als de drugs zijn uitgewerkt, komt de zelfhaat terug, nog heviger dan tevoren omdat je het wéér gedaan hebt. Ik haatte mezelf omdat ik mijn emoties moest vernietigen.
Waar haalde je de kracht om in je eentje af te kicken ?
Ik wou gewoon niet dood. Als dokters je vertellen dat je er bijna geweest bent, en zeker gauw zult sterven als je zo voortdoet, nou, dan doe je dat niet. Zo simpel was dat.
Op de manier van Nancy Reagan : “Just say no” ?
(lacht) Ik was een tiener in de tijd dat ze die belachelijke uitspraak deed. Maar ik heb het inderdaad zo gedaan. Ik wilde afkicken op mijn manier, op mijn eigen voorwaarden. Om beweegredenen die van mij zijn en van niemand anders.
Je geloofde niet in een Hogere Macht, maar je las met overgave het boek ‘Tao teh Tsjing’.
Zeker weten. Maar dat is geen geloof, het is een filosofie, een manier van leven en denken. En het heeft mij absoluut geholpen omdat het simpel en gewoon en echt en oprecht is. Ik leek te begrijpen wat dit prachtige verlichte boekje me wilde vertellen : leven en laten leven, niet oordelen, neem het leven zoals het is en leef het, alles komt goed.
Je gelooft niet in een God of een Hogere Macht. Waarin dan wel ?
Zoals sommigen liefde, troost, hoop en steun vinden in God, vind ik die bij mijn vrienden. Hun vriendschap is er, die voel en zie ik, die ervaar ik. In de kliniek had ik echt goede vrienden. Als ik in de put zat, dan praatte ik met hen en zij met mij. Als ik triest was en ik had iemand nodig om mij op te beuren, dan zocht ik een vriend op. In vele opzichten hebben ze mijn leven gered.
Toen je pas aankwam, geloofde je niet in vriendschap. Je wees iedereen af die je benaderde.
Toch wel, ik heb altijd in vriendschap geloofd. Maar in die periode had ik er geen behoefte aan. Ik zat compleet aan de grond, ik was halfdood. Ik had geen vrienden nodig om mij beter te voelen, ik had wat anders nodig : drugs en alcohol. Ik wilde geen vrienden, ik wilde drugs.
De vrienden die je later kreeg waren van zeer diverse pluimage : een rijke, blanke gangster, een zwarte rechter, een blanke universiteitsprofessor, een zwarte ex-wereldkampioen boksen…
De patiënten in een ontwenningskliniek komen uit alle mogelijke milieus, want verslaving maakt geen onderscheid. Voor verslaving is iedereen gelijk. Leonard was inderdaad een gangster, een grote maffiabaas, maar hij was altijd fantastisch met mij. Het is niet omdat je slechte dingen doet, dat je een slecht mens bent. Leonard was een goed mens, een echte vriend, een vader bijna, een wijze grote broer, een mentor. Hij is vijf jaar geleden gestorven aan aids, maar tot die tijd was hij ook zeer goed bevriend met Miles, de zwarte rechter, die nog steeds mijn vriend is. Matty, de bokser, en Michael, de professor, zijn ook dood.
Het is ontstellend : achter in je boek vertel je wat er geworden is van je twaalf vrienden in de ontwenningskliniek. Acht van hen zijn dood. De meesten kwamen gewelddadig aan hun eind : verdronken, verhangen, doodgeschoten, doodgeslagen.
Zo is dat, helaas. Het leven van een verslaafde zit vaak vol geweld, om te beginnen tegenover zichzelf. De meeste mensen overleven een verslaving niet. Wie van het groepje het wel overleefde, zit in de gevangenis of een psychiatrische instelling. Van onze unit zijn Miles en ik de enigen die nog een normaal leven leiden en geen terugval hadden.
Volgens de cijfers van de ontwenningskliniek zijn er één jaar na de behandeling nog slechts 17 procent clean. Is clean blijven, na tien jaar, nog steeds moeilijk ?
Nu niet meer, maar de eerste jaren wel. Het heeft heel lang geduurd voor ik me helemaal kon verzoenen met mezelf en mijn verleden. Ik heb heel wat op mijn geweten. Het duurt heel lang om dat te kunnen accepteren. Ik heb echt moeten leren om met mezelf te leven en ik heb nog steeds spijt van dingen die ik heb gedaan. Ik ben een echte crimineel geweest, maar nu ben ik al bijna even lang een goed mens als ik een slechterik ben geweest. Ik heb alles opnieuw moeten leren, en eigenlijk houdt dat leerproces nooit op, ik ben er nog steeds mee bezig. Sinds vijf jaar ben ik zelfs getrouwd en leid ik een gezond, geregeld leven. And I like it, it’s cool.
Tekst Griet Schrauwen l Foto Charlie De Keersmaecker
Om het te zeggen met Gus van Sant, de Hollywood-regisseur die volgend jaar ‘In duizend stukjes’ verfilmt met Brad Pitt en Jennifer Aniston in de hoofdrollen : “Lees dit boek onmiddellijk.”
“Het is niet omdat je slechte dingen doet, dat je een slecht mens bent.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier