Broadway breeduit
Broadway, het epicentrum van de Amerikaanse showbusiness, herleeft. Dankzij Mickey Mouse.
Wie tot voor kort Broadway bezocht, zag een vreemd spektakel: opgetutte dames en heren in avondkledij, keurige koppels, vaak op rijpere leeftijd, maakten zich na de voorstelling van een hitmusical zo snel mogelijk uit de voeten. Gauw de taxi in, of de voor de feestelijke gelegenheid gehuurde limousine, en wegwezen. Eén stap te ver en ze waren pardoes in een hen totaal vreemd New York terechtgekomen. Tussen de heroïneverslaafden en de transseksuelen, de hustlers en de hoeren, de pooiers en de schooiers, het cliënteel van peepshows en pornozalen.
Hoe was het zo ver kunnen komen?
Vanaf de jaren zestig begon de gestage verloedering van het Broadway-district, het hartje van de New Yorkse theaterwereld, zo genoemd naar de plek waar ter hoogte van de 42ste straat Broadway Boulevard en Times Square elkaar kruisen. Films als Midnight Cowboy (1969) onthulden voor het eerst de schokkende onderbuik van een grootstad ten prooi aan seks, drugs en vunzigheid.
Decennia lang was Broadway veel meer dan een stuk onroerend goed in het hartje van New York. Net als Hollywood aan de Westkust was het een symbool voor een vorm van showbusiness zoals alleen de Amerikanen het kunnen brengen. The Great White Way! De arena van John Barrymore, Eddie Cantor en Fanny Brice, na de oorlog ook van de magere zanger die het als geen ander zou maken in “the city that never sleeps”: Frank Sinatra.
Voor wie alleen bij toneel met hoofdletter zweert, begon de aftakeling al vanaf de beurscrash in 1929, toen een aantal theatereigenaars over de kop gingen en hun schouwburgen omgeturnd werden in pikante-vaudevillezalen en bioscopen. De naoorlogse exodus van de middenklasse naar de suburbs versnelde de ondergang. Pas in de jaren zeventig raakten de illustere tempels waar ooit het kruim van het Angelsaksisch acteertalent geschitterd had, voorgoed verwaarloosd. Mijlpalen uit het theater werden langzamerhand ingepalmd door peepshows, pornovideotheken en toplessbars. De opmars van de seksindustrie was niet te stuiten.
Sinds enkele jaren is het tij aan het keren en wordt Broadway tot zijn vroegere glorie herschapen. Het ziet ernaar uit dat het gebied proper en nuchter het komende millennium mag ingaan. Het toerisme beleeft een boom en de misdaad daalt hier nog sneller dan in de rest van de stad. Precies zoals burgemeester Rudy Giuliani het graag ziet. Volgens de omstreden burgervader is theater voor New York wat staal vroeger voor Pittsburgh was. Vanaf zijn inauguratie in 1994 begon Giuliani aan een grote schoonmaak. En niet alleen van de seksshops, die zich niet langer in woonwijken mochten vestigen. Jammer dat hij in zijn kruistocht tegen de wetteloosheid en de smerigheid ook straatventers (meestal hardwerkende immigranten) het leven onmogelijk maakt, en hij nu ook al voetgangers laat beboeten die schuin de straat proberen over te steken in plaats van aan de verkeerslichten.
Even leek het erop dat Broadway definitief in een kantoorwijk zou veranderen, gesymboliseerd door vier identieke kolossale kantoortorens ontworpen door Philip Johnson en John Burgee. Maar een andere beurscrash, die van 1987, maakte een eind aan de droom van de projectontwikkelaars, en hun grootse kantoorplannen werden opgeborgen. Wat weer niet betekent dat de buurt teruggegeven werd aan de eerder verdreven middle class. Achter de reusachtige Calvin Klein-billboards verrijzen nu vooal luxehotels, prestigieuze kantoorgebouwen, spectaculaire megastores en zogenaamde thematische restaurants (genre Hard Rock Café, Planet Hollywood en Harley Davidson Café).
Niet uitsluitend, maar toch in hoge mate verantwoordelijk voor deze dubbele restauratie (bouwkundig en moreel) is het Disney-concern. De entertainment-gigant ziet brood in Broadway. Enkele jaren geleden verrees op deze toeristische pleisterplaats de onvermijdelijke Disney Store, meestal de eerste stap van algehele kolonisering.
De invasie van Broadway wordt echter vooral ingegeven door synergie, de kruisbestuivingsfilosofie waar de producten van de Mickey Mouse-studio zich zo goed toe lenen. Sinds Beauty and the Beast ontdekte Michael Eisner, voorzitter van de Walt Disney Corporation, dat er grof geld te verdienen valt met toneelmusicals gebaseerd op animatiehits uit de studio van Burbank. Want dezer dagen betekent een succesmusical op Broadway niet alleen kaartjesverkoop maar ook cd’s, T-shirts, baseballpetjes, posters, poppen en hamburgers.
Disneys lucratief Broadway-avontuur heeft inmiddels de Hollywood-concurrentie wakker geschud: Warner Bros. overweegt een musical versie van Batman; 20th Century Fox speelt met het idee om The Full Monty-striptease op de planken van Broadway dunnetjes over te doen; Universal is in zijn kluizen aan het kiezen welk horrormythe binnenkort op toneel mag zingen: Frankenstein of de Wolfman.
Het paradepaardje van de Disney-renaissance is de prachtige restauratie van het befaamde New Amsterdam-theater, gebouwd in 1903 en tien jaar later overgenomen door Florenz Ziegfeld, de entrepeneur die zijn naam gaf aan de befaamde revues Ziegfeld Follies. Het is een van de meest grandioze en rijkelijk versierde schouwburgen in Amerika, een eclectische mengeling van art nouveau en andere ornamentele stijlen van rond de eeuwwisseling. De restauratie (prijskaartje: 34 miljoen dollar) wordt door vakmensen als een triomf bestempeld. Disney hoopt er natuurlijk ook een economische triomf aan toe te voegen: de New Amsterdam, waar in de seventies kungfufilms draaiden, moet het vlaggenschip worden van een winstgevende reeks Disney-spektakels.
Eerste in de reeks is The Lion King, nu al de bestverkopende show uit de geschiedenis van Broadway. Iedereen is het erover eens dat je The Lion King moet gezien hebben. Wat lang niet evident is. Als u bij Ticketmaster kaartjes bestelt, zegt u er best meteen bij voor welk jaar. Zelfs voor 1999 zijn er nog maar een beperkt aantal plaatsen beschikbaar. The Lion King scoort niet alleen aan de kassa, maar kreeg ook laaiend enthousiaste kritieken en won zes Tony’s (de oscars van Broadway). The Lion King biedt inderdaad veel meer dan Beauty and the Beast, de vorige musicaladaptatie van een Disney-tekenfilm. De regisseuse Julie Taymor heeft een grote reputatie in avant-gardekringen. Ze staat bekend voor haar gedurfde multiculturele experimenten met marionetten en geritualiseerd theater. Met deze technieken heeft ze deze simpele maar hartverwarmende dierenfabel tot een quasi-surreëel wonderland getransformeerd.
Terwijl het eind van de successtory van The Lion King nog lang niet in zicht is, werkt de Disney-organisatie al volop aan de follow-up: de opera Aida, maar dan met muziek van Elton John.
De andere monsterhit op Broadway is Ragtime: the Musical, een productie van de Canadese maatschappij Livent Inc., gerund door de non-conformistische impresario Garth Drabinsky, in een vorig leven medestichter van de Noord-Amerikaanse bioscoopgigant Cineplex Odeon. Net als Disney, zijn grote rivaal op het vlak van megamusicals, is Drabinsky vrijwel een nieuwkomer op Broadway. Maar ook hij heeft een neus om crowd pleasers te ontdekken, zoals enkele jaren geleden de succesrijke revival van de onsterfelijke klassieker Show Boat. En net als het Disney-concern is hij bereid om fortuinen te investeren in de promotie van de shows en in het restaureren van de oude schouwburgen. Zowel Disney als Livent beheersen ook de kunst om hun toneelhits te laten rondreizen in andere wereldsteden: ze zien Broadway alleen als het vertrekpunt voor een internationale entertainment- en merchandising-express.
Ragtime is de gezongen en gedanste versie van de fabelachtige roman van E.L.Doctorow (in 1981 zwakjes verfilmd door Milos Forman). Naar Broadway-normen gaat het om een tamelijk serieuze materie: een door elkaar gevlochten kroniek van de drie bevolkingsgroepen die Amerika rond de eeuwwisseling bepaalden: de geprivilegieerde blanke rijkere klasse, de onderdrukte zwarten en de worstelende immigranten. De lotgevallen van deze fictieve families worden dan nog eens doorkruist met de exploten van een assortiment historische figuren, zoals Sigmund Freud, Henry Ford, Houdini en Emma Goldman. Maar deze epische musical over de wortels van het moderne Amerika oogst hoe dan ook een verpletterend succes.
De agressieve aanwezigheid van een sterk geprofileerd bedrijf als Disney werkte als hefboom voor het ambitieuze plan van het stadsbestuur om 42nd Street een grote schoonmaakbeurt te geven. Het stukje 42ste straat tussen Seventh en Eight Avenue was van de late jaren zestig tot enkele jaren geleden de goorste strook in de goorste wijk van de stad. Twintig jaar geleden werden er dubbel zoveel misdaden gerapporteerd in dit blok dan in om het even welke wijk van New York. Het stadsbestuur moest noodgedwongen toegeven dat het over dit deel van de Manhattan alle controle had verloren.
De porno-emporiums en kleine winkeltjes die goedkope consumptieartikelen en elektronica verkochten, werden allemaal verdreven. Rechtover de New Amsterdam verrijst nu ook een opgekalefaterde New Victory-schouwburg. In de jaren zeventig was het een sekszaal, waar Robert De Niro in Taxi DriverCybill Shepherd mee naartoe nam. Nu is er een kindertheater gevestigd. De groep Livent heeft er zijn zetel in het megatheater Ford Center for the Performing Arts. In 1999 moet de Empire zijn deuren openen, een bioscoopmultiplex van vijfentwintig zalen van AMC. Dan moet ook Madame Tussauds Wassenbeeldenmuseum klaar zijn. Op een van de straathoeken verrijst een tien verdiepingen hoog flamboyant hotel, gebouwd door Arquitectonica, een gevierde firma uit Miami. Ook het imperium van Condé Nast, uitgever van onder andere Vanity Fair en The New Yorker, zet hier zijn hoofdkwartier neer. Buurtbewoners zeggen dat het hier al anders ruikt. Er hangt niet langer die bitterzoete geur van schimmel en ontsmettingsmiddelen die bij de ongezonde activiteiten van weleer hoorde.
Het gevaar is natuurlijk dat het allemaal te veel op Disney-land gaat lijken. Trouwens, mocht Michael Eisner zijn zin krijgen, dan werd de hele straat voor voorbijgangers afgesloten en tot een Disney-park getransformeerd. Tegenstanders van die hele ontwikkeling ijveren er dan ook voor dat 42nd Street geen karikatuur wordt van een aseptisch winkelcentrum waar slaapverwekkende muzak kabbelt, maar in de eerste plaats nog een straat blijft, met alle hinder en ongemakken die daarbij horen: regen, voorbijrijdende vrachtwagens, toeterende taxi’s.
De Disney-invasie kadert ook in een algehele renaissance van de Broadway-musical. De enige toneelvorm waarvoor ook geen feilloze kennis van het Engels vereist is en precies daarom een favoriete toeristische attractie. Geen package deal meer naar New York of er is een entree voor een Broadway-spektakel in voorzien. New York trekt jaarlijks meer dan dertig miljoen bezoekers waarvan ten minste een kwart een Broadway-show meepikt. Het seizoen 1997-’98 zorgde dan ook voor recordontvangsten: met een totale opbrengst van 20 miljard frank (en dat is slechts een derde van wat rondreizende Broadway-shows over heel Amerika opbrengen) een stijging van twaalf procent vergeleken met vorig jaar.
Puristen en serieuze toneelminnaars zien dit vercommercialiseren van Broadway met lede ogen aan. De oude garde vreest dat de komst van de miljardenbedrijven de onafhankelijke producers van kleinere producties nog meer in de hoek dringen. De rest van het toneelwereldje profiteert nauwelijks van de musical-revival: het ernstige werk is trouwens toch al jaren geleden teruggedrongen tot off- en hoe langer hoe meer ook off-off– Broadway.
Trouwens, zelfs bij de bewering dat het gouden tijden voor de toneelmusical zijn, heeft de onvervalste fan wel zijn bedenkingen. Zelfs binnen dit genre gaat het dan nog om een bepaald type musical: commercieel opgeklopte, door de merchandising geëxploiteerde shows van liefst twintig miljoen dollar (en waar de bezoeker die een fatsoenlijke plaats wil makkelijk drie à vierduizend frank moet voor neertellen). Concreet: de pompeuze spektakels van Andrew Lloyd Webber ( Cats, The Phantom of the Opera, Sunset Boulevard), de Disney-musicals, en vooral ook revivals van oude musicals, zoals The Sound of Music en twee briljante werken van Fred Ebb en John Kander: Cabaret en Chicago, met telkens choreografie in de stijl van originele choreograaf Bob Fosse.
In de echte glorietijd was het toch anders, zo weten de kenners. Toen was Broadway nog een onuitputtelijke kweekschool voor de Hollywood-musical. Het was de gouden era van de Amerikaanse song, met Cole Porter, George en Ira Gershwin, Lorenz Hart en later het partnerschap Rodgers & Hammerstein.
Broadway was toen nog geen synoniem voor muziek met quasi-symfonische proporties, stroperig getoonzette recitatieven, veel vertoon van machinerieën, kortom de pathetiek van de pop-opera. Broadway, dat waren in de eerste plaats vrolijke deuntjes in shows die als reuzensuccessen werden beschouwd toen ze twintig weken liepen. Er was nog ruimte voor ironie, speelsheid, spotlust, spitsvondige taal, scherpe teksten op onweerstaanbare muziek gezet. Zelfs de kleinste show leverde onvergetelijke standards op. Het is nog altijd wachten op de eerste show van Lloyd Webber en co. met meer dan één liedje dat je zorgeloos kan meeneuriën.
Het Internationaal Filmfestival van Vlaanderen van Gent sluit op zaterdag 17 oktober af met de Disney-tekenfilm Mulan, om 20 u. in Decascoop 3.
1
Het paradepaardje van de Disney-renaissance is de prachtige restauratie van het New Amsterdam-theater (34 miljoen dollar). Het moet het vlaggenschip worden van een winstgevende reeks Disney-spektakels. Eerste in de reeks is The Lion King, nu al de bestverkopende show uit de geschiedenis van Broadway.
2 3
De nieuwe 42nd Street (boven) vervangt de oude (onder), met het Disney-bedrijf als hefboom.
Patrick Duynslaegher / Foto’s Bart Michiels
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier