BOTSWANA Extravagant paradijs

In de jaren tachtig werd Botswana van een backpackersparadijs, een bestemming voor mensen met geld. De parken werden duurder, de hotels steeds extravaganter. De bedoeling was om de natuur te beschermen tegen de gevolgen van massatoerisme en het land uit de armoede te halen.

Eet niet te veel”, waarschuwt een Nieuw-Zeelandse gast me al lachend tijdens de high tea, een gewoonte die men overhield aan de Britten. “Je wordt hier om de drie uur gevoederd.” Mijn Cessna is net geland in Jack’s Camp, midden in de Kalahari woestijn. Het heeft de reputatie een van de extravagantste tentenkampen van Botswana te zijn. Je zet er een stap terug in de tijd. Jack, in de jaren ’80 omgekomen in een vliegtuigcrash, deed altijd alles anders. Toen iedereen zich in de Okavango Delta vestigde, wilde hij de mogelijkheden van de Kalahari woestijn onderzoeken. Hij richtte er een sober jachtkamp op. Intussen hebben zijn zoon en schoondochter het omgebouwd tot een hoogst origineel tentenkamp, in de koloniale stijl van de jaren veertig, met hoge bedden waar de hutkoffers van weleer onder pasten, veel houtwerk, archeologische vondsten en boeken.

Er wordt net als in de andere tentenkampen in Botswana aan een gemeenschappelijke tafel gegeten, waar de reizigers hun ervaringen uitwisselen. Om het kamp te bereiken, moet je door een opgedroogde zoutpan. Het contrast met het overwegende groene kamp is enorm, een oase in de verlaten woestijn.

Danny, onze jonge Engelse gids, vertelt dat we in het droge seizoen een totaal andere ervaring krijgen dan in het regenseizoen, als er plots een explosie van nieuw leven ontstaat. Twee miljoen jaar geleden tot enkele duizenden jaren terug waren de zoutpannen een meer, dat het grootste deel van zuidelijk Afrika bedekte. Door verzilting, uitdroging en een concentratie van mineralen werden de zoutpannen gevormd, die nu gedurende meer dan de helft van het jaar veranderen in een woestijnachtig landschap.

Fastfood voor roofdieren

Erg vroeg ’s ochtends warmen de kleine meerkatten zich op in de eerste zonnestralen, schichtig om zich heen kijkend. Ze zijn ondanks hun kleine gestalte makkelijk te zien, want buiten wat acacia’s en aloë vera-planten is er niets. Alleen de Chapman’s Baobab troont boven alles uit. Het is een van de twee grootste apebroodbomen in de Kalahari en een van de tien grootste ter wereld : dertig meter hoog en even breed. Hij wordt op 2500 tot 5000 jaar oud geschat. We vinden er inscripties in die dateren van 1832, ook Livingstone passeerde er meer dan één keer. De boom was niet alleen een herkenningspunt voor ontdekkingsreizigers maar deed ook lang als postbus dienst.

Jack’s Camp heeft niet alleen onderlegde gidsen die dingen weten die ik nooit eerder hoorde, maar bovendien goeie ideeën hebben als het erop aan komt de gasten op een intelligente manier te entertainen en van hun verblijf een unieke ervaring te maken. Ze zijn allemaal opgeleid door Ralph, Jacks zoon, die een van de tien beste gidsen in Afrika wordt genoemd. Ik ontmoet hem net voor ik het vliegtuig neem en uitgewuifd wordt door de vier bushmen die me leerden vuur maken, sporen herkennen en me alles wat eetbaar is deden ontdekken. Het is vooral hun taal die me fascineert. Het afscheid gaat gepaard met veel geklik, wat het janquazi een aartsmoeilijke taal maakt om aan te leren.

Ik vlieg van een eiland in de woestijn naar een eiland in de Okavango Delta, een waterlabyrint dat zich uitstrekt over 22.000 vierkante kilometer en zich dan overgeeft aan het brandende en dorstige zand van de Kalahari. Het is een uniek ecosysteem dat een aaneenschakeling is van eilanden, omringd door kristalhelder water. Chitabe ligt er middenin en is een privé-wildpark, met als buur het grote Moremi Game Reserve. De acht tenten staan op platforms die door loopbruggen met elkaar verbonden zijn. Geen van de kampen zijn omheind, en krijgen dus regelmatig bezoek van roofdieren, olifanten en nijlpaarden. We krijgen de opdracht om ’s nachts binnen te blijven. Ik vertel Relax, onze gids, dat ik graag een mannelijke leeuw wil zien. Op al mijn safari’s is me dat nog nooit gelukt. Hij lacht. Ik geloof mijn ogen niet als ik nog geen tien minuten later de koning van de jungle zie rondsluipen. Niet lang erna kruisen we het pad van een gigantische solitaire olifant die een modderbad neemt in een veel te kleine plas. We zien zowat de hele aanwezige fauna aan onze ogen voorbijkomen, waaronder massa’s impala’s die hier ‘McDonald’s’ worden genoemd door de typische ‘M’ op hun achterste, maar vooral omdat ze het gedroomde fastfood zijn voor roofdieren. Een cheetah zit klaar om op jacht te gaan, ze heeft net haar twee jongen in veiligheid gebracht . Iets verder ligt een karkas van een olifant waar een paar dagen geleden een hele leeuwenfamilie zich aan te goed zat te doen, terwijl honderden aasgieren vanuit de bomen toekeken. Wij gaan poolshoogte nemen. De stank is amper te harden, maar we blijven net lang genoeg om de hyena’s te zien rondsluipen en de maraboes en gieren op het enorme geraamte te zien zitten. “Binnen een paar dagen is hier niets meer te zien”, zegt Relax. “Dit zijn de ruimdiensten.”

In Kwetsani neemt Vundi me mee in een traditionele mokoro, een ondiep liggende kano die met een lange stok wordt voortgeduwd. De riviertjes waardoor we manoeuvreren, zijn op natuurlijke manier ontstaan door nijlpaarden die steeds dezelfde graasweg volgen. We klieven door een zee van papyrus en witte waterlelies. Het lijkt of ik op een tropisch aquarium drijf, terwijl de hele vogelgids aan me passeert.

Picknick met leeuwen

We verlaten de mokoro. Een tiental giraffen en een hele familie bavianen kruisen ons pad. Vundi stelt voor om in het wild te picknicken. Het is irreëel : vijf minuten later zit ik Franse kaas te eten en te nippen van een glas koele wijn, met uitzicht op een kudde zebra’s en ik ietwat ongerust bedenk dat hier de grootste leeuwenpopulatie leeft van heel Botswana. “Een leeuw zal ons enkel aanvallen als we in zijn weg lopen”, stelt Vundi me lachend gerust. Tijdens het eten neemt hij me in vertrouwen en vertelt me dat hij pas binnen vijf jaar kan huwen. Dan is hij dertig en kan hij de dure bruidschat betalen : acht koeien. Dat is niet weinig, maar Vundi is slim. Zijn vader heeft een stier, hij heeft één koe gekocht, de rest gaat vanzelf. Zijn vriendin mag na het huwelijk nog twee jaar werken, een tweeling baren en dan thuisblijven. Meer kinderen wil hij niet, hij wil ze laten studeren. Zij weet nog van niets, maar hij heeft nog vijf jaar om het haar allemaal te vertellen.

De volgende ochtend troont Vundi me mee naar Jao Camp, het vlaggenschip van Wilderness Safaris. De negen tenten zijn groot en schitterend ingericht. Maar volgens Vundi is hun grootste troef het cappuccinomachine.

Ik verwacht veel van Duba Plains, waar in dit seizoen grote horden buffels achterna gezeten door zowat de hele roofdierenpopulatie. Obonye, de gids, vertelt dat er gisteren volop actie was, maar dat de leeuwen alweer het onderspit moesten delven. Volgens hem gaat het vannacht gebeuren. Leeuwinnen jagen in groep. Maar daarmee stopt hun samenwerking niet. Ze zijn ook met z’n allen tegelijk vruchtbaar, brengen hun jongen in dezelfde periode ter wereld en hebben dus op hetzelfde ogenblik melk. Dat maakt de overlevingskansen van die jongen veel groter.

Een filmploeg van National Geografic zegt ons de volgende morgen dat de nacht inderdaad vruchtbaar was. We vinden al snel twee mannelijke leeuwen en volgens Obonye zijn het broers. Een van hen is de kop van een kleine buffel aan het leegzuigen. De mannelijke leeuwen jagen niet, dat doen ze enkel als ze niet anders kunnen. Het interessante is dat de leeuwinnen een baby buffel aan hun mannen hebben gevoerd en zij zich te goed doen aan een volwassen exemplaar. Het feestmaal gaat verder in het licht van de ondergaande zon terwijl de hyena’s dichterbij sluipen en niet alleen de aarde maar ook de lucht langzaam rood kleurt.

Safari à la carte

De tenten in Kingspool zijn erg ruim. Ik lijk te verdrinken in mijn immense hemelbed en heb een privé-tuin die uitkijkt op een waterpoel, waar bij mijn aankomst minstens dertig dikhuiden staan te drinken. We zitten vlakbij Chobe National Park, dat bekend is om zijn grote kuddes olifanten. Ik geniet van de rust en het uitzicht in de tuin van mijn paleis.

Als we op gamedrive gaan, lijkt het alsof er net een orkaan door het bos is getrokken. De ravage die de olifanten hebben aangericht, is enorm. Er staat amper nog een boom recht. “Er zijn eigenlijk te veel olifanten in dit gebied, maar de natuur zorgt altijd voor een oplossing”, vertelt Copper. “De zwakste sterven als er te weinig voedsel is en de andere trekken weg.”

De volgende ochtend vertrek ik met Isaac op safari. Maar omdat er vannacht een luipaard in het kamp is gezien en ik er een paar dagen geleden in Kwetsani vergeefs naar gezocht heb, wil hij eerst proberen het dier voor mij te vinden. Safari à la carte.

Isaac blijkt een goede spoorzoeker, want na precies één uur en twintig minuten treffen we niet één maar twee luipaarden aan, hoog en droog in een boom. Moeder en jong doen zich te goed aan een baviaan die bloedend over een tak hangt. Het is een uiterst gevaarlijke situatie waarbij de luipaard haar jong en tegelijkertijd haar prooi probeert te beschermen, en we blijven er niet te lang.

Iets verder rijden we voorbij een zeer agressieve groep olifanten. Er zijn veel kleintjes bij. Een van de kolossen probeert ons met kleine aanvallen en veel geflapper van zijn oren te verjagen. Isaac blijft er zeer koel onder. Maar plots komt er één aangestormd aan mijn kant van de jeep. Isaac laat de motor draaien maar laat de jeep stilstaan. De adrenaline stijgt ten top, ik doe mijn ogen dicht, het beest stopt… “Lawaai maken is het beste”, zegt Isaac. “Wegrijden zou veel gevaarlijker zijn.” De olifanten rennen terug de struiken in. En als in een XL balletopvoering steken ze allemaal tegelijk en in dezelfde richting hun slurf in de lucht om ons te ruiken.

Op een rustigere plek gaan we te voet verder. Vroeger kon je hier amper lopen door de tseetseevliegen, maar nu staan er overal vallen in het woud : blauwzwarte vlaggen, gedrenkt in gif dat blijkbaar perfect werkt.

De grond is als een landkaart voor Isaac : hij weet precies waar de roofdieren zitten, wie naar waar gevlucht is, waar je nijlpaarden en leeuwen vindt, hoe snel een zebra heeft gelopen en waar een territorium van impala’s eindigt en het andere begint. Aan de Linyanti-rivier, die de grens met Namibië vormt, ligt de oever vol nijlpaarden, alle ogen zijn op ons gericht. Isaac maant ons aan tot voorzichtigheid. Er sterven meer mensen door toedoen van nijlpaarden dan van leeuwen in de jungle.

Ik ben net op tijd terug in het kamp om mijn bagage te pakken en afscheid te nemen van Keyo, de eerste zwarte manager die onafhankelijk werkt voor Wilderness. Het is de bedoeling dat alle buitenlandse managers door lokale vervangen worden. Dat maakte deel uit van het plan om van Botswana een exclusief toeristenparadijs te maken.

De Cessna staat al klaar om me naar mijn laatste bestemming te brengen : de Riverclub in Zambia, aan de schitterende Victoria Watervallen, een van de zeven wereldwonderen. Geen tent deze keer, maar een kamer met drie muren. Niets dat mij scheidt van de Zambesi-rivier. Het geeft een gevoel van vrijheid en een enorme verbondenheid met de natuur, net zoals in Botswana.

Praktisch

Reis

De rondreis werd georganiseerd door Talisman & Footprints, in samenwerking met Wilderness Safaris. Prijs voor een tiendaagse (7 nachten ter plaatse) : in het laagseizoen vanaf 4300 euro, alle maaltijden, drank, vervoer, gidsen en transfers inbegrepen.

Talisman & Footprints, F. Lousbergskaai 104, 9000 Gent. 09 225 80 90.

info@footprints.be

www.footprints-in-africa.com

Documenten

Vereist: een internationaal paspoort, dat na terugkeer nog zes maanden geldig is. Voor Botswana is geen visum nodig voor wie uit de Europese Unie komt.

Info : Ambassade van Botswana, Tervurenlaan 169, 1150 Brussel. 02 735 20 70 of 02 735 61 10.

Munt

Botswana : 1 euro = 6,62 pula.

Zambia : 1 euro = 5,28 kwacha.

Inentingen

Geen speciale inentingen vereist. Wel malariapreventie nemen en voldoende muggenmelk meebrengen. Meer info : TravelPhone, 0900 10 110 ; 0,45 euro per minuut.

Klimaat

Droog seizoen van april tot december.

Regenseizoen van december tot april. Januari en februari zijn de natste maanden.

Koudste maanden : juni tot augustus, dagtemperatuur van 25 tot 30 graden, maar de nachten en vroege ochtenden kunnen erg koud zijn, tot onder het vriespunt. Oktober en november zijn de warmste maanden, tot 40 graden.

Reisgids

‘Botswana : The Bradt Travel Guide. ‘

Tips

Bagage mag de 12 kilo niet overschrijden omdat ter plaatse met kleine vliegtuigjes wordt gereisd. Harde koffers kunnen ook niet : een zachte tas of rugzak is aan te raden.

Er is geen tv, geen telefoon of internet in de kampen, gsm heeft geen bereik. Alle communicatie gebeurt via radio.

Tekst en foto’s Myriam Thys

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content