BORDEAUX 1996 het gele gevaar

Herwig Van Hove

Na Van Gogh nu ook Lafite. Opkopers uit het verre oosten betalen gul voor goeie bordeaux en jagen de prijzen de hoogte in. De oogsten worden met argusogen gevolgd. Wij gingen naar jaarlijkse gewoonte proeven wat het nieuwe millesime in petto heeft.

Herwig Van Hove

Traditiegetrouw verzamelen vanaf 1 april, op uitnodiging van de Union des Grands Crus, een vijftigtal ?wijn-schrijvers? zich in Bordeaux om er tijdens een drie dagen durende marathon te proeven van alle grote appellations van het verse oogstjaar 1996. Dit jaar waren er vertegenwoordigers uit 18 verschillende wijndrinkende landen, maar ook proevers uit Thailand, Hongkong, Japan… en zelfs uit IJsland.

De bordeaux-markt staat onder grote druk. Met het millesime 1995 is de Amerikaanse markt opnieuw opengegaan, er werd veel en primeur gekocht en dat heeft de prijzen de hoogte ingejaagd. De supergrote cru’s, die nota bene nog twee jaar op het château moeten blijven, worden nu verhandeld à 700 fr. per fles. De prijsstuwing op de 1995 heeft de 1994 meegesleurd : de gehele markt is stijgende.

In Bordelese kringen wordt de laatste tijd vaak gewezen op de vraag uit het verre oosten. Geheimzinnige opkopers uit Hongkong en Singapore zouden staan zwaaien met blanco cheques any quantity, any price en zouden meer voor de stijging verantwoordelijk zijn dan de Amerikanen. Voor de eerste keer zijn er cijfers die tot nadenken stemmen. Vier landen Japan op kop met 52 procent van de import in het verre oosten, gevolgd door Hongkong met 18 procent, Thailand met 16 procent en Taiwan met 14 procent, zijn samen de derde grootste medoc-invoerder ter wereld. Maar er is meer (en erger) : qua stukprijs kloppen ze iedereen. Ze kopen veel en peperduur.

Die situatie zorgt in Bordeaux voor enige nervositeit. Temeer daar de vegetatie in de wijngaarden ongeveer een maand voorsprong heeft op het gemiddelde : begin april waren de ranken al uitgelopen, zelfs met aanzet van vruchten. Daar het kan vriezen tot half mei, denk maar aan 1991, is iedereen wat ongerust. Is dat het geval, dan kan de hele oogst 1997 vernietigd worden en kan men zich aan een ware prijzenexplosie verwachten. In het verre oosten zit men natuurlijk ook uit te kijken. Alleen al in Hongkong komen er drie dollarmiljonairs bij per dag : de koopkracht is eindeloos en ze zijn met velen.

RODE BORDEAUX 1996

Het klimatologisch sleutelelement van het millesime 1996 in Bordeaux was de maand augustus. Er viel 142 mm regen, haast driemaal meer dan het gemiddelde van de voorbije 30 jaar, en de zon scheen ?maar? 176 uren (gemiddeld 229 uren). De druiven kwamen dus verdund en onrijp uit de maand augustus, beladen vooral met appelzuur.

In september was het vrij koud : 16,5 in plaats van gemiddeld 18,2, maar het regende pas op de 24ste dag en dan nog met hevige stortbuien die over de bodem wegspoelden zonder indringend of verdunnend effect. Maar heel de aanloop van de maand was helder, winderig en zonnig zodat de zon de schillen kon doen rijpen terwijl de koele nachten flink wat van de zuren lieten bestaan. Voor de vroegere merlots was de tijd echter wat kort en met de stortbuien dreigde pourriture non noble. Alles hangt hier dus af van de wijnmaker en van het perceel : het risico van harde groene tannines en/of doffe massieve overrijpheid met daarbij nog exotische geurtjes van rot, is niet denkbeeldig.

Met de later rijpende cabernet sauvignon liggen de kaarten totaal anders. Na de stortregen van 24 september kon men een echte poker , voor de rest van de maand wachten op meer optimale rijpheid. Het resultaat is ronduit schitterend. Guy Guimberteau van het Institut d’Oenologie : ?De wijnen zijn dens en rijk, met de complexiteit van de groten en zonder spoor van vegetale hardheid.?

Algemeen gesproken is medoc, met zijn overmaat aan cabernet, beter dan de graves waar al meer merlot bijhoort, en zeker beter dan Saint-Emilion en pomerol die het vooral van merlot moeten hebben. Dat alles met de nodige uitzonderingen natuurlijk.

Zo is de Pessac-Léognan Château Smith Haut-Lafitte 1996 getekend door prachtige rijpe cabernet, omdat bijna alle minder aantrekkelijke merlot in de tweede wijn is verdwenen. De kleur is briljant, met een bijna port-achtige concentratie, met de allure van een grote medoc en een klassiek gevulde maar heel genuanceerde lange smaak. Sommige stalen vertonen iets ongedekt bitter op het einde. De familie Cathiard wachtte met het oogsten van cabernet tot 3 oktober en haalde de mooiste cabernets binnen van haar leven.

Anderzijds is de beroemde Saint-Emilion Château Cheval Blanc in 1996 heel erg gewoon. Matige kleurconcentratie en een weinig onderbouwde maar wel erg zuivere neus, waarin nu al overdadige vanille van verse eik. De smaak is aangenaam elegant zonder meer, met noblesse maar zeker niet groot en zeker niet stevig. Zelf zeggen ze : ?Ce vin séduit par sa finesse et son élégance…?, en dan weten we het wel. In de finale blend is 44 procent merlot en 56 procent cabernet franc.

Maar de beroemde Château Margaux 1996, met in de blend 85 procent cabernet sauvignon, 5 procent goed rijpe petit verdot, en 10 procent merlot, is dan weer ronduit verbluffend. ?We hebben met de cabernet gewacht tot de week van 3 oktober?, zegt Paul Pontarlier, de regisseur van het beroemde kasteel. ?Wie grote wijn wil, moet grote risico’s durven nemen. Toch begrijpen we niet alles : bij ons heeft het tweemaal minder geregend dan in Pomerol, en onze merlots zijn maar gewoon goed.?

De 1996 Châteaux Margaux heeft de diepbriljante, donkerpurperen inktkleur van rijpe cabernet en een rijke toegeplooide neus met veel rijpe aroma’s in de onderbouw. De smaak is gedrongen en compact na vijf maanden verse eik is er nog niets van hout te proeven , tegelijk smakelijk rond en diep krachtig zonder spoor van zwaarte, wel met een enorme finesse. Een rasechte margaux uit het boekje. Hier is van de torenhoge rijke concentratie gebruikgemaakt om de extractiesequens zo aan te passen dat elegantie ontstaat : ? La vraie finesse est sans légèreté.?

IN HET GLAS Margaux, Pauillac, Saint-Estèphe en Saint-Julien

Bij deze rode superwijnen met cabernet-basis zijn er weinig met echt negatieve elementen, en dan nog alle vijf in Margaux : Dauzac (dun en scherp), Marquis de Terme (mager en ongedekt bitter), Martinens (toetsen van rot), Rauzan-Ségla (anoniem lomp) en Siran (een ongenuanceerde vuist).

De overgrote meerderheid van de geproefde wijnen is goed tot zeer goed. De gewoon ?goede? zijn : Brane-Cantenac (stevig en geknoopt), Angludet (goed evenwichtig), Giscours (rijp en smakelijk), Rauzan-Gassies (heel stevig maar wat fruitarm), Beychevelle (iets gemakkelijke charme), Branaire (rijp maar mist wat nuance), Talbot (wat hoekig), Grand-Puy Ducasse (iets kort), Haut Bages Libéral (wat ruw bitter), Lynch-Moussas (korrelige smaak), Pontet-Canet (iets hoekig), Cos Labory (iets simpele smaak) en Les Ormes de Pez (fruit maar iets dun).

Opvallende positieve elementen bij volgende wijnen : Malescot (diepe neus en krachtig gestructureerde smaak), Monbrison (diepe neus en strenge smaak), Prieuré-Lichine (diep, smakelijk en goed opgebouwd), Labégorce-Zédé (rijp, diep en lang), Cantenac Brown (evenwichtig), Durfort-Vivens (briljante stevigheid), Kirwan (exuberant rood fruit), Labégorce (open smaak met goede tannines), Lascombes (diep elegant en smakelijk bitter), Gruaud Larose (fluwelen rijpheid), Lagrange (goed ondersteunde charme), Léoville Poyferré (juiste extractie), Croizet-Bages (rijp, aangenaam en rond), Lynch-Bages (opvallende finesse), Pichon Longueville Baron (juiste extractie), Pichon Longueville Comtesse (fijn en zacht en geknoopt), Lafon-Rochet (zeer rijp en aangenaam), Montrose (opvallend bitter) en Phélan Ségur (vriendelijke smaak).

Absoluut groot zijn : Léoville Barton (eindeloos diep), Langoa Barton (compact en diep rijp) en Palmer (strenge charmeur).

Medoc, Haut-Médoc, Listrac en Moulis

Enkel La Tour de By (braaf), Goufran (zacht maar iets dun), Citran (fluwelig maar kort), Malescasse (wat boers), Belgrave (ruw), Camensac (finesse en iets charme), La Tour Carnet (wat massief), Chasse Spleen (smakelijk), Maucaillou (onderbouw in fruit), Clarke (licht) en Fonreaud (veel hout) moet men onthouden. De rest : Greyssac, Loudenne, Beaumont, Lamarque, Cantemerle, Fourcas-Dupré en Fourcas-Hosten moet men vergeten.

De enige echt grote is Poujeaux (diep ingebed fruit).

Rode Pessac-Léognan en de Graves

Deze appellation, met iets meer merlot, heeft het natuurlijk in dit jaar wat moeilijker. Tenzij men de merlot wegselecteert voor de tweede wijn, dan komt er een medoc-allure.

Negatieve elementen kan men vinden bij Chantegrive (ijl), Rahoul (rot en verbrokkeld), Carbonnieux (schraal en arm), De France (simpel en kort), Haut Bailly (ongedekt bitter), Latour-Martillac (ongedekte tannines), Malartic-Lagravière (simpel), Olivier (flauw) en Pique Caillou (simpel).

Heel wat beter en ronduit goed zijn : Bouscaut (gestrekte smaak), Haut Bergey (bevallig smakelijk), La Louvière (compact en streng), Larrivet-Haut-Brion (smakelijk met klasse), Les Carmes Haut-Brion (breed en zacht, een type), Smith Haut-Lafitte (wijnachtig met goed fruit en streng in fine) en Domaine de Chevalier (braaf en zacht).

Groot is Fieuzal (compact, dens en smakelijk), en supergroot is Pape Clément (inktkleur met een dieprijpe neus en volkomen toegedekte dense smaak).

Saint-Emilion en Pomerol

Hier, in het rijk van de merlot, kan men problemen verwachten. Algemeen gesproken missen de wijnen onderbouw en dat bij een verraderlijk goede kleurconcentratie. Geen fruit en geen diepte, de kleur is dikwijls fake. Pomerol is iets beter dan Saint-Emilion : het zou er iets minder geregend hebben.

Negatieve smaakelementen bij volgende châteaus : Balestard La Tonnelle (scherp en dun), Canon (stomp en overrijp), Fonplégade (dun), La Dominique (dun), Gaffelière (dun), Villemaurine (simpel en zoet), Cap de Mourlin (dun fruit), La Cabanne (dun), Clos de l’Eglise (simpel), La Croix Saint-Georges (dun) en De Sales (vuil).

Iets beter zijn : Figéac (eenvoudige open smaak), Franc Mayne (iets overrijp), Larcis-Ducasse (eenvoudige open smaak), Pavie Decesse (iets simpel), Larmande (hout en fruit), Beauregard (geen diepte), La Croix de Gay (open dunne smaak), Lafleur de Gay (mist fruit), Clos René (iets wollig) en Taillefer (wat braaf).

Ronduit goed zijn : Clinet (grote diepte), Gazin (smakelijk), La Conseillante (dens), La Pointe (gedrongen en dens), L’Evangile (smakelijk en stevig), Nenin (krachtig), Petit Village (diep), Angélus (krachtig), Beauséjour Bécot (genuanceerd), Canon La Gaffelière (kracht en finesse samen), Dassault (geknoopt), Grand Mayne (compact en dens), Troplong Mondot (onderbouwde allure), Bonalgue (structuur en fruit), Bon Pasteur (diep fruit en volume) en Bourgeuf-Vayron (gedrongen en complex).

SAUTERNES EN WITTE GRAVES 1996

De witte druiven worden voor de rode geoogst ; in ’96 dus voor de regen van 24 september. Gedurende de gehele aanloop in de eerste helft van september konden ze genieten van warm en zonnig weer. Er was zelfs enkele dagen sprake van een korte hittegolf. Gedurende heel die tijd bleven de nachten erg koel zodat de weldadige zuren en de smaakcomponenten van de druivensoorten bewaard bleven. De wijnen ervan zijn tegelijk rijk en fris een onnatuurlijke, haast champagneachtige constructie , met grote en gemakkelijk herkenbare stoksoortexpressie in geur en smaak : sauvignon smaakt dus krokant naar sauvignon. In de Graves komen hier natuurlijk grote droge witte wijnen van.

Op deze rijke en volkomen gezonde druiven (5 g zuur en 14 potentiële alcohol) heeft men dan in Sauternes een traag ontwikkelende Botrytis laten komen, met in dit geval een echte pourriture noble tot gevolg. Deze weldadige schimmel verdunt de schillen en concentreert ?wat er is?. In deze zin brengt de edelrotschimmel niets vreemds bij : de initiële toestand van de druiven is bepalend voor de eindtoestand na Botrytis. Gedurende de hele maand oktober kon men de verschrompelde druifjes oogsten zonder regen en bij oostenwind, op Yquem oogstte men zelfs tot 5 november. De wijnen zijn van grote concentratie, met referenties van citroen en witte perzik, zeer fris omwille van het tintelend zuur en met een gedrongen discrete neus die zeker zal ontwikkelen. Dus, geen spoor van kandij, honing of rozijnelementen zoals in 1989, maar wel de Botrytis in zijn meest zuivere en grandioze expressie. Denis Dubourdieu : ?Hij heeft de klasse van de 1989 en de rijkdom van de 1990.? In 1989 was er veel, en in 1990 geen Botrytis. De 1990-wijnen zijn dus wat lomp geconcentreerd en missen nuance. Zo is Yquem 1990 getekend door grote, wat monolitisch gestrekte concentratie, in de mond aanzettend met honingsmaakjes van acacia en gedragen door massief hout en hoge vluchtige zuurheid.

Anderzijds moet men aan de absoluut zuivere, bijna Duits aandoende 1996 wel wat wennen. Gelukkig is er veel van : Yquem oogstte bijna 25 hl per ha, een record sinds 100 jaar, evenveel als in het legendarische jaar 1893.

IN HET GLAS Sauternes 1996

De norm waaraan deze wijnen moeten getoetst worden, is de zoet/zuur-balans en het al dan niet geïntegreerd zijn van het zure in de gehele smaaksequens.

Bij de 23 geproefde sauternes zijn er geen met negatieve beoordeling. De gewoon goede zijn : Bastor Lamontagne (diepe smaak met goede zuurheid en toch wat rôti), Lamothe-Guignard (zoet iets dominant), Lamothe (glycerol en prikkelend zuur, wat simpel), Suau (iets simpel zoet), Filhot (mist wat nuance), De Myrat (wat vettig zuur), Sigalas-Rabaud (wat simpele concentratie), Rabaud-Promis (iets zwak van concentratie), Coutet (mist wat zuur), Suduiraut (simpel zoet) en Clos Haut Peyraguey (mist wat zuur).

De excellente zijn : De Malle (complex, zacht en evenwichtig), Caillou (fijn zuur accent en bittere punt), Nairac (rijke complexe smaak), Broustet (rijke smaak met een toets van honing), Doisy-Védrines (het archetype, een diepe neus van peer en perzik en een volle zuurgedragen smaak), Doisy-Daëne (suave lengte en fris ingebouwd zuur), Rieussec (geconcentreerd, mist misschien iets nuance), Guiraud (goede zoet/zuur-balans), Rayne Vigneau (evenwichtig met lengte en nuance), La Tour Blanche (groot volume met rondeur en toch levendig) en de grootse Lafaurie-Peyraguey (diep, complex, toegeplooid en uiterst gevarieerd).

Witte Graves

Om te vergeten zijn : Chantegrive, Rahoul, De France, Haut Bergey, Larrivet-Haut-Brion, Latour-Martillac, Malartic-Lagravière, Olivier en Picque Caillou.

Goed zijn : Bouscaut (fijne citroenneus), Carbonnieux (puntig en zacht rijp), Fieuzal (rijk en lang), La Louvière (smakelijk en fris zuur), Pape Clément (klassiek en met een bittere punt), Smith Haut-Lafitte (getemde rijpe sauvignon), Domaine de Chevalier (volumineuze diepe en frisse smaak) en Couhins Lurton (zeer smakelijke rijpe zuurbalans).

Rijpe cabernet sauvignon : het geheim van goede bordeaux 1996.

1996 : een topjaar voor sauternes.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content