BEKENDE OLIFANTEN

Je kunt de mensen in twee groepen indelen : zij die Peppie en Kokkie kennen, en zij die nog nooit van Peppie en Kokkie hebben gehoord. Het zijn dingen die je bedenkt als je zit te nostasurfen, een filmpje van Ti-ta-tovenaar opduikelend met haar guitige snoetje, dan de actrice zoekend die zij heden is geworden, verrimpeld als een herfstige stoofappel. Tu quoque, Tita ?

Handig is de functie van Google om woorden automatisch aan te vullen in de richting waarvan je verdacht wordt te zoeken. HOE levert ‘hoe moet je tongzoenen’ op, WANNEER leidt tot ‘wanneer eisprong’ en ‘wanneer buxus snoeien’, WAAROM wordt vervolledigd tot ‘waarom zijn de bananen krom’. Vragen die de mensheid bezighouden. Op de laatste, die van de kromme bananen, heb ik het antwoord alvast gevonden in de wereldwijde kennispoel.

Bezigheden voor wie te veel tijd heeft zoek te maken, hoor ik u denken. Laat het tegendeel nu juist het geval zijn. Erg weinig ‘lummeltijd’ schiet er mij over, ik haast mij van deadline naar verplichting naar persbrunch, en het googelen van dingen-die-niet-meteen-een-bruikbaar-nut-hebben is een soort meditatie en een tegengif, een manier om grip te houden op een wereld die rafelt aan de randen en in het midden zo dun wordt dat je bang bent erdoorheen te zullen trappen.

Dan begeef ik mij in het straatbeeld, ik neem de trein naar voorgeborchten en aangelanden, en ik let op de gezichten van de mensen waarvan er vele staan alsof er een minuut of twee geleden een kille regenbui op hen is gaan neerplenzen, hun eigen kille regenbui die hen overal vergezelt, in de auto en op het werk, ze kijken alsof ze dwars door je heen willen lopen, de oren dichtgestopt voor de buitenwereld die ze niet willen horen wegens te hard, te krijsend en vooral te eentonig. Soms ook kom je een mens tegen die vriendelijk naar je lacht, een lach die echt is warempel, een mens die gevoelens lijkt te hebben en bijgedachten. En dan verdwijnt die mens weer en laat je tastend achter.

In de Atlantikwall van Brussel-Centraal helpt een geleidehond zijn baasje op de trein. Hij springt zelf eerst de trapjes op, nagels die op ijzer krassen, dan kijkt hij om of de blinde wel volgt, met een zorgzaamheid die mij opvalt. Man en hond komen tegenover mij zitten. De blinde, hij lijkt een beetje op Jim Morrison, klapt zijn telefoon open en vormt een nummer dat aan de Brailleliga blijkt toe te behoren. Het zou mij meer hebben verrast, mocht hij het Antigifcentrum hebben opgeroepen of de Anonieme Alcoholisten, nuttige nummers nochtans waarvan het verbazing kan wekken hoe weinig mensen ze laten tatoeëren op hun enkels. Vlinders daarentegen, ja, en vleugels op de schouderbladen, om seksuele partners te doen geloven dat ze van bil gaan met een engel.

De blinde man heeft zijn telefoongesprek beëindigd en kijkt door het raam, met ogen waarvan de blauwheid iets tragisch zou kunnen hebben, maar ik ben niet zo into tragiek voor het ogenblik. Koel en schokvast wil ik de wereld aanschouwen, incabloc om het zo maar eens te zeggen, cynisch en zo je wilt sarcastisch, met galgenhumor, het maakt niet uit, zolang die wereld maar niet in mij naar binnen kan dringen om daar waterschade en kortsluiting aan te richten. Als de zool van een bottine van Dr. Martens wil ik zijn, bestand tegen oil, fat, acid, petrol and alkali – wat dat laatste dan ook mag omvatten. Soms lijkt het mij een wezenlijk voordeel om over de psychopatische persoonlijkheidsstoornis te beschikken, geen hinder te hebben van gevoelens en emoties, maar ze hooguit te imiteren, zoals Ronald Janssen en consorten. “In wat voor wereld leven wij ?” schijnt hij naar verluidt gezegd te hebben, toen een vriendin hem liet weten dat zijn buurmeisje en haar vriend waren vermoord.

Ter bestemming aangekomen, voer ik het paswoord van mijn computer in en leg mij weer aan het infuus van het wereldwijde web. Ik check mijn mails en verzeil via zwerfwegen in de achterbuurten van de kennis : een site over bekende olifanten die door de mens zijn gedood omdat zij ‘wild’ waren geworden, bijvoorbeeld toen zij kiespijn aan een slagtand hadden of door bezoekers werden gevoerd met sigaretten die nog brandden.

Chunee, in 1826 na 152 musketkogels afgemaakt met een harpoen of een zwaard.

Topsy, in 1903 door Thomas Edison gefilmd terwijl er 6600 volt door haar lichaam werd gejaagd.

Mary, in 1916 opgehangen aan een spoorwegkraan. De eerste poging mislukte door een afgeknapte kabel. De olifant brak daarbij haar heup. Bij de tweede poging stierf het dier en werd ter plekke naast de rails begraven, waar inmiddels een menigte bijeengetroept was van 2500 volwassenen en kinderen.

Geen daarvan, zo mag je geredelijk aannemen, had ooit al van Peppie of Kokkie gehoord.

jp.mulders@skynet.be

Jean-Paul Mulders

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content