ARCHITECTAAL
“Het zichtbaar dak plooit zich over de ruimte door een chirurgische snede in het betonnen gebinte”, zei laatst een architect tegen mij. “Let op de tektoniek van de civieltechnische platen.” Architecten staan niet alleen bekend om hun knappe gebouwen, maar ook om hun onbegrijpelijke taal. Lees: voor journalisten vallen ze in de categorie filosofen en kunstenaars, moeilijk te interviewen mensen. Ze spreken en schrijven namelijk architectentaal. Het gaat dan over uitkragingen, zichtassen, driedimensionale puzzels en dubbele omwentelingen. De geladenheid van beton of een zwevend wafeldak.
Bent u nog mee? Begrijp me niet verkeerd, architecten zijn wonderlijke mensen. En hun beroep, het bouwen van huizen, is even wonderlijk. Je kunt naar een gebouw staan kijken en er minutenlang stil van worden. Ze leggen een magisch laagje over de wereld, een filter die mooier maakt. Maar waarom krijgen ze die magie niet in hun taal? Het ligt niet alleen aan hen, het ligt ook aan hun materie. Architectuur is bij uitstek een kunstvorm die je moet beleven, en is moeilijk te omvatten. Het gaat over volumes, vides en lichtstraten en die laten zich al amper vatten in foto’s. Laat staan in woorden. Je valt al snel in zinsconstructies even zwaar als gewapend beton. Architecten struggelen met hetzelfde probleem als filosofen en dokters. Sta je daar, als gewone mens, op de spoedafdeling te luisteren naar een opsomming uit het Grote Medisch Handboek.
Architecten komen meestal uit de lucht vallen als je hen confronteert met de onbegrijpbaarheid van hun discours.
Ze blijken zich amper bewust van hun abstracte zinnen. Alsof ze in een wolk leven met alleen andere architecten.
Ik begaf mij voor dit nummer op een ladder naar hun Wolkenland. Althans, dat dacht ik vooraf. Ik ging drie architecten interviewen over hun ouderlijk huis. Waar zijn ze geboren, waar zijn ze opgegroeid, welke bakstenen zitten in hun maag ? Was het toeval, of net niet, maar geen enkele van de drie sprak architectentaal. We zaten niet in Wolkenland, maar in Nostalgialand.
Er hing de geur van verse koffie, en op tafel stonden koekjes. De gedachten van Stéphane Beel sprongen naar het verleden. A la récherche du temps perdu, zei hij. Naar zijn grootmoeder, die altijd op exact dezelfde plek aan tafel zat als waar hij nu zat. In de keuken, waar 365 potten confituur per jaar gemaakt werden. Het huis waar hij opgroeide, was groot, met veel kamers. Ideaal om je te verstoppen. De aanpalende serre was hun miniatuur Côte d’Azur en in de tuin liepen ganzen, eenden en kippen. Die hielp hij zelf mee slachten, waardoor je hem tot op de dag van vandaag geen industrieel supermarktvlees moet voorschotelen.
De gesprekken gingen niet over uitkragingen of tektoniek. Een woning is meer dan de optelsom van zichtassen. Achter de esthetiek van de bakstenen zit een even waardevol geheim van een mooi huis. Om het met de woorden van Stéphane Beel te zeggen : “Het kleedt, het omarmt en het beschermt.” Waarom laten architecten hun jargon varen als ze over de drempel van hun ouderlijk huis stappen? Omdat ze dan geen bouwmeester meer zijn, maar bewoner.
veerle.helsen@knack.be
@veerlehelsen
VEERLE HELSEN
Je valt al snel in zinsconstructies even zwaar als gewapend beton
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier