ARBEIDSVREUGDE. Als de dagen vanzelf passeren
Voor werk krijg je geld, het voegt waarde aan
iets toe, geeft het gevoel erbij te horen. En je kan er
plezier aan beleven. Warme getuigenissen en aktueel onderzoek.
ANNA LUYTEN
FOTO’S : KRISTIEN BUYSE
Hij doopt de roze vaatdoek in de Schelde, wringt hem uit en veegt er zijn handen mee schoon. Dan neemt hij het roer van zijn schip terug vast. Hij zwaait naar de overkant, waar fietsers op een overtocht wachten. “Moeten jullie ook nog over ? Ik zal wel een extra toer maken. “
Het is zondag en al volop herfst. Toeristen zitten op de houten bankjes aan weerszijden van zijn schip, de fietsen in het midden. Pierre de veerman noemen de mensen hem. Het schip heet Ronny II. Al jaren vaart Pierre Staat (55) in Mariekerke arbeiders, dagjestoeristen, jonge koppels, oude boeren en dorpelingen van de ene oever van de Schelde naar de andere. Iedere dag. Steeds hetzelfde trajekt. Honderdzestig meter lang. Goed voor bijna zes minuten. Af en toe maakt hij eens een kleine bocht. Rond een zandbank.
In het veerhuisje naast de kerk, onder de treurwilg, heeft hij alles, zegt hij. Soms luistert hij er naar de radio tussen twee vaarten in. Op een houten bordje staat in zwarte viltstift geschreven : OVERVAART. OP 1/2 UUR EN EEN UUR VAN 8,00 TOT 20,00 UUR. Maar als hij ziet dat de mensen wachten, vaart hij nog een keer extra. Omdat hij het graag doet. “Soms denk ik : ’t is meer een hobby dan werk. “
Arbeid, zo wordt algemeen gesteld, is de grote zingever van ons leven. Uit internationaal waardenonderzoek blijkt dat de meeste Belgen arbeid na het gezin het belangrijkste levensdomein vinden. Vrije tijd staat op de derde plaats. Alleen de werkloze beschouwt werk als het belangrijkst in zijn leven.
De veronderstelling dat mensen tegenwoordig minder belang zouden hechten aan arbeid, klopt niet. Blijkt zelfs dat maar een minderheid arbeid als een last beschouwt of alleen als een noodzaak om te voorzien in levensonderhoud. Hoe lager de scholing, hoe hoger mensen arbeid achten. Vrouwen, jongeren en hoger opgeleiden hechten iets meer belang aan de sociale funktie van werken en aan de inhoud van een job. Vrouwen zetten het familieleven iets hoger op hun waardeschaal dan mannen. Maar in grote lijnen denken mannen en vrouwen hetzelfde over de ideale arbeidsomstandigheden. Dat zijn enkele konklusies van Betekenis en waarde van werken. Deze studie werd verricht door professor Rita Claes van de vakgroep Personeelsbeleid, Arbeids- en Organizatiepsychologie van de Universiteit Gent. Het onderzoek kadert in het projekt Arbeid en niet-arbeid van de Koning Boudewijnstichting, die in een reeks toekomstverkennende reflekties over arbeid wil bijdragen tot de diskussie. Een zeer aktuele diskussie met het oog op het werkgelegenheidsbeleid.
Uit de studie van Claes blijkt dat mensen arbeid nu meer als een recht dan als een plicht ervaren. Claes : “Naast het algemeen recht op zinvol werk, vinden veel ondervraagden dat er ook zoiets bestaat als een recht op arbeidsvoorbereidend onderwijs, een recht op overleg over de werkmetodes en een recht op herscholing. Wat werk voor de Vlaming betekent, is de laatste tien jaar stabiel gebleven, ondanks de ekonomische moeilijkheden. ” Mannen en vrouwen hechten hetzelfde belang aan werk. Claes : “Arbeid maakt deel uit van je taak, je krijgt er geld voor, het voegt waarde aan iets toe en geeft je het gevoel erbij te horen. Zo definiëren de meeste mensen het begrip arbeid. “
Ieder halfuur kijkt de veerman op zijn horloge. Om drie voor, en als er veel volk staat zelfs vroeger, neemt hij zijn fiets en rijdt hij van het huisje naar het veer. Dertig keer trappen. Voorbij de houten bank waarop de oude mannen van het dorp zitten. Soms zit zijn voorganger daar naar hem te kijken. “Ik zal het erg vinden als ook ik vanop die bank naar een nieuwe veerman zal moeten turen”, zegt Pierre. “Ik zit al vanaf mijn veertiende op het water. “
Pierre Staat was lang binnenschipper. Na de grote staking in ’76 verkocht hij zijn schip. Hij werd chauffeur en nadien werkloos. Iets later ging hij bij een aannemer werken. Nu is hij in loondienst bij de veerman van Sint-Amands aan de Schelde, die de veerdiensten uitbaat. “Ik heb graag met het water te doen”, zegt hij. “Ik werk hier echt graag. Ik kom met veel verschillende mensen in kontakt. Ik kijk altijd op blije gezichten, vooral in de zomer, als de toeristen en de fietsers uit de stad komen. Of ik vaar jonge koppels naar het groen. Ik zou het niet kunnen uithouden op een kantoor : ik hou van de buitenlucht. “
Hij kent de naam van al wie hij overzet uit de omliggende dorpen. “Iemand die ik twee keer overgevaren heb, vergeet ik van mijn leven niet meer. Ik heb een soort van mensengeheugenis. Ik kan met iedereen overweg. Een mens krijgt wat hij geeft. Dat geldt overal. Soms hoor ik : ‘Pierre, we reden speciaal een eind verder om bij u te kunnen oversteken. ‘ Ik kan zo blij zijn als ze na de overvaart zeggen : ‘Hier komen we nog eens terug. ‘ “
Hij praat over zijn boot als over een mens : “Soms, als er een speedboot voorbijkomt, leg ik hem tegen de golfslag in. Als de mensen schrik hebben, leg ik hem met zijn kop tegen de baren. ” Geen plekje roest zou hij kunnen verdragen, hoewel het niet zijn eigen vaartuig is. “Arbeidsvreugde, ” zegt de veerman, “dat is voor mij zoiets als de uren niet moeten tellen, het gevoel dat de dag zomaar vanzelf gepasseerd is. “
“Er is een tendens om te beweren dat werk rotzooi is”, zegt filozoof en eticus Jaap Kruithof. “Maar neen ! Werken is een middel om vooruit te komen. ” Hij schreef boeken met titels als Arbeid en lust. “Arbeid moet altijd uit zichzelf lust opwekken. Dat is natuurlijk een mooie voorstelling van zaken, want heel wat vormen van arbeid zijn afstompend. Al dat werk dat te stom is voor de mens zou door machines verricht moeten worden. ” Bij zinvolle arbeid hebben mensen het gevoel dat ze iets bijdragen tot de samenleving, dat ze iets opbouwen. “Ik geloof nog altijd dat er veel arbeid is die grote satisfaktie kan opleveren. Werk waarbij je ook het gevoel hebt dat anderen blij zijn dat je het verricht. Al die faktoren leveren een vorm van goede lust op. ” Slechte lust bestaat dus ook. “Mensen die vanuit de ontevredenheid met hun job lust gaan zoeken. Dat is geen plezier, maar een vlucht. “
“De mens is in essentie een arbeidend wezen”, zegt Kruithof. “Werk is een soort schakel tussen het besef ‘het wordt me niet door God of de natuur gegeven’ en ‘als ik niets doe, kom ik helemaal in de miserie’. We weten allemaal dat de boterhammen niet vanzelf in onze mond vliegen. Mensen moeten dus een beetje tussenkomen. Arbeid is daartoe een goed middel. Iemand die tegen zijn zin werkt, niet weet waarom hij het doet of het alleen maar doet voor het geld, gaat eraan kapot. Het leukste is dat je er zelf iets aan hebt. “
Een lange gang in een ziekenhuis. Neonatologie. Achter het glas staan babybedjes met kinderen die aan draden en machines groeien. Een kinderafdeling met veel leed en een begin dat heel dicht bij een einde staat. In die gang vol zorgzaamheid loopt dokter Chris Vanhole dagelijks rond. In een groene schort en op makkelijke schoenen. Zij is neonatologe in het UZ Gasthuisberg in Leuven.
“Flinke meid”, zegt ze tegen een van de te vroeg geboren baby’s die vechten voor hun leven. Hier en daar ligt er speelgoed. Hangt er een kaartje boven het bed. “Toen ik hier na drie weken vakantie terugkwam, besefte ik hoe bevreemdend het beeld van deze gang voor de ouders moet zijn. ” Chris Vanhole heeft zelf vier kinderen. Na zeven jaar geneeskunde en vijf jaar specializatie kindergeneeskunde wilde ze alleen dit nog doen. “Neonatologie is de zorg voor pasgeborenen die al dan niet te vroeg geboren zijn. De kinderen die te vroeg kwamen, verblijven op deze dienst als in een overbruggingsperiode, een periode die ze anders in de baarmoeder zouden hebben doorgebracht. Ik stond hier op de dienst tijdens een stage en ik dacht : dit is het. Dit wil ik doen. Het is die kombinatie van zorg en deskundigheid. Dit werk is heel intensief, levensreddend. Dat maakt het zo boeiend en aangenaam. Het is ook onvoorspelbaar. Je kan om zes uur op het punt staan om naar huis te gaan, en dan gebeurt er iets. Ik zal nooit zeggen : ‘Wéér een geval, ik wil naar huis ! ‘ Als er een baby in nood is, kan ik dat niet : de eerste minuten na de geboorte zijn zo levensbepalend dat we alles op alles zetten om hem erdoor te helpen. Snel zijn is hier de boodschap. Voor mij is het een uitdaging om die kinderen en de ouders een leven en vooral een gelukkig leven te helpen geven. Het is moeilijk als je op de grens van het leven werkt. Je moet niet trachten God de Vader te zijn. Hier wordt over zulke dingen heel veel nagedacht. Een mens kan niet alles kost wat kost in leven houden.
De meeste kinderen die hier opgenomen worden, zijn voor ieder gezin een drama. Men kan daar niet omheen. Het leven is geen rozegeur en maneschijn. Ik wil mensen ook helpen bij verdriet en tegenslag. Dit beroep leert me ook mijn eigen leven te relativeren. Ik ben bijvoorbeeld niet meer zo snel overstuur als een van mijn eigen kinderen ziek is.
Al die moeilijke gevallen die het halen, daar krijg je een speciaal geheugen voor. Het geeft veel voldoening als je merkt dat ze het goed doen of als ouders de situatie aanvaarden en gelukkig zijn. Zwangerschap wordt zo geromantizeerd. De ouders van de kinderen die hier liggen, komen onvoorbereid in een ontzettend moeilijke situatie terecht.
Het eerste wat ik ’s morgens doe, is alle bedjes en couveuses langsgaan. ‘Stelt iedereen het nog goed, is iedereen beter ? ‘ Soms is er een desilluzie. Het doet me dan ook ontzettend veel plezier als ouders nog eens op bezoek komen met een kind dat je er hebt doorgehaald. “
Mensen beleven vreugde aan hun werk als er een overeenstemming is tussen hun verwachtingen en de realiteit”, zegt Peter Vlerick, die onlangs doctoreerde met een proefschrift over burn-out bij verpleegkundigen. Hij is nu doctor-assistent bij de vakgroep Personeelsbeleid, Arbeids- en Organizatiepsychologie aan de Universiteit Gent. In zijn onderzoek vroeg hij aan een steekproef van 2059 verpleegkundigen wat zij verwachten van hun werk en wat hun tevredenheid bepaalt. Het belangrijkst bleek te zijn : goede sociale kontakten. “Zowel met patiënten als met de oversten en kollega’s. Op de tweede plaats komt wat wij noemden : ‘vooruitgang maken’, dat wil zeggen : goed kunnen presteren, vaardigheden en kennis ontwikkelen en resultaten zien. ” Volgen nog : een hoge mate van autonomie en fysieke aktiviteit, en pas op de laatste plaats is er het financiële aspekt. “Verpleegkundigen die veel belang hechten aan dat laatste, zijn het meest ontevreden”, aldus Vlerick. “De wijze waarop mensen omgaan met de problemen die zich op het werk kunnen voordoen, bepalen in grote mate hun arbeidsvreugde. Wie aktief problemen aanpakt en niet vlucht voor emoties, voelt zich goed in zijn job. Assertiviteit en vlotheid in de omgang dragen ongetwijfeld bij tot arbeidsvreugde. “
Ik doe het al sinds 1963, ” zegt Rosa De Coster, “bij GB aan de kassa zitten. Ik vind het heerlijk. Je zorgt voor een goed kontakt met de mensen, en na een tijd beginnen ze je te kennen. Ik soigneer ze graag. De mensen appreciëren dat wel, een vriendelijke kassierster. Eens ze je kennen, komen ze terug. Hier in Antwerpen wonen veel eenzame mensen. Dames alleen, mannen alleen. Die hebben behoefte aan een praatje. Terwijl ik de prijzen ingeef, babbel ik wat met hen. Na een tijd krijg je zo veel vaste klanten. Ze wandelen nog maar de winkel binnen of ze kijken al waar je zit. Na hun boodschappen schuiven ze dan aan in mijn rij, hoe lang die ook is. Dat is ongelooflijk. Ik denk soms : ‘Eigenlijk is het belachelijk, maar ik zou misschien hetzelfde doen. ‘ Andere kassiersters zeggen weleens : ‘Ze willen weer allemaal bij u zijn. ‘
De klanten kijken altijd naar je naamplaatje. Vroeger was het madame De Coster, nu is het Rosa, en Rozeke voor de goede klanten. Er zijn mensen die me vragen of ik bij hen thuis een tas koffie kom drinken, maar daar kan ik niet aan beginnen. Ik heb zo’n dame die hier vroeger altijd met haar man kwam. Haar man is nu bedlegerig, en ze zei : ‘Kom toch eens langs, hij vraagt altijd naar u. ‘ Ik zal daar misschien wel eens binnenwippen.
Soms krijg ik ook wel cadeaus. Op feestdagen een doos pralines en zo. Dat is prettig. We hebben een tijd een mijnheer gehad die ieder jaar een doos gebakjes bracht voor mijn nieuwjaar. Ik denk dat hij dood is, want ik heb hem allang niet meer aan mijn kassa gezien. Er zijn altijd wel klanten waarvan ik denk : dat is lang geleden dat die nog eens geweest is. Als ik navraag doe bij kollega’s, blijken ze soms verhuisd te zijn. Maar meestal komen ze nog eens terug na een tijd. “
Rosa werkte al die tijd in de GB aan de Antwerpse Groenplaats. Af en toe springt ze bij in een andere GB. “In het begin mis je dan wel je eigen winkel. Maar anderzijds is het een uitdaging. Maar ik zou het erg vinden moest ik echt verplaatst worden. De kollega’s zijn toch ook belangrijk : die maken het werk plezierig. Er zijn natuurlijk wel minder aangename momenten. Je kan niet voor iedereen goed doen. Er zijn altijd mensen die een slechte dag hebben, en die komen hier ’s avonds binnen. Ik probeer dat dan nog goed te maken, want de kassa is toch nog altijd een soort eindpunt. Daar gebeurt veel meer dan uitrekenen hoeveel alles kost. “
Anderen helpen is uiteraard een bron van tevredenheid op het werk. Vooral in de verzorgende sektor”, zegt psycholoog Sim Moors van het Nationaal Onderzoeksinstituut voor Arbeidsomstandigheden. Hij leidde onlangs een onderzoek naar stress op het werk. “Bij eenvoudig repetitief werk, als de mensen het gevoel hebben dat ze het ritme aankunnen en de situatie de baas zijn, zie je dat ze arbeidsvreugde anders definiëren. Het feit dat ze iets zichtbaars produceren, verschaft genot.
Wat geeft arbeidsvreugde ? Dat is ook afhankelijk van de vraag of je job bedreigd wordt of niet. Pas als die basiszekerheid er is en er een geregeld inkomen gewaarborgd is, gaan mensen andere elementen belangrijk vinden op het werk. De hoogste korrelatie met arbeidstevredenheid bleek de mate te zijn waarin mensen het gevoel hebben belast te zijn. Werken is in het algemeen meer-eisend geworden, er is minder werkzekerheid. Dat maakt het niet makkelijk. Anderzijds is arbeid ook konstruktief : het kan iets zijn om je aan op te trekken als het voor de rest minder goed gaat. Mensen zitten in veel kleinere gezinsverbanden, ze leven alleen of ze zien hun buren amper. In zo’n maatschappij krijgen sociale kontakten op het werk veel belang. “
In het treinstation van Berchem zit Jos Reymenants aan het loket met plezier kaartjes te verkopen. Hij werkt 26 jaar bij de Spoorwegen, waarvan tien jaar achter het loket. “De dag waarop ik ’s ochtends tegen mijn zin mijn kabas pak, stop ik ermee”, zegt hij. “Als een mens zich naar zijn werk moet slepen, is er toch ook niets meer aan. Ik doe dat graag : aan dit loket zitten, een koepon verkopen en wat babbelen met de reizigers. Als je je werk graag doet, is het eigenlijk geen werk. Werken, dat klinkt als iets dat je moet doen tegen je zin.
‘Dag charmante dame’, da’s mijn lijfspreuk achter het loket. En als mijn kollega’s horen dat ik tegen iemand ‘Dag juffrouw’ zeg, dan weten ze dat er zeker iemand van 70 voor me staat. Het kost mij minder moeite om vriendelijk te zijn dan om onvriendelijk te zijn. Soms maak ik de reizigers al eens iets wijs. Nooit om kwaad te doen, maar het maakt het werk plezant. Hoofdzaak is dat je niemand beledigt. Na jaren ervaring met de mensen voel je wel hoe ver je kan gaan. Ze hebben me ooit gevraagd om onderstationschef te worden. Maar ik wilde niet. Ik verkoop liever tickets. Op een voormiddag zien wij bijna 700 klanten per loket. We hebben altijd volk rond ons. Mijn principe is : als loketbeambte moet je de mensen in de ogen kijken. Men is al zo eenzaam als men op een trein wacht. Tijdens de spitsuren is het moeilijk om met de reizigers een praatje te maken, maar ik doe toch mijn best om op zijn minst naar iedereen te lachen. Ik wil dat ze gelukkig aan hun dagtaak beginnen. “
Vanaf tien uur wordt het rustiger. Dan komen de dagjesmensen voor een uitstap naar een tentoonstelling of naar zee. “Dan kan je toch al zo’n drie minuten met de klanten babbelen. Sommige mensen weten niets van de spoorwegen. Die zeggen : ‘Een ticket naar de zee. ‘ ‘Naar welke zee ? ‘ vraag ik dan. ‘De Noordzee’, zeggen ze. Ik weer : ‘Omdat u zo charmant bent, geef ik u een goedkoper ticket. Dan geef ik een Multipas. Die mensen vertrekken naar Knokke, en ik zie dat : die zijn kontent. Of als iemand vraagt : ‘Stopt de trein in Brussel-Centraal ? ‘ dan zeg ik : ‘Normaal niet. Maar ik ga die daar voor u speciaal laten stoppen. ‘ Of als mensen hun abonnement of verminderingskaart laten vernieuwen, kijk ik vlug naar hun naam en zeg dan : ‘Aaah, Maria, hoe gaat het met u ? ‘ Dan zie ik ze verwonderd kijken en zich afvragen : hoe kent die mijn naam ? Ik vergeet die namen dan ook niet meer. Kleine kinderen die normaal geen biljet krijgen, geef ik de restjes van de kartonnen stroken. Dan zijn die zo gelukkig. Zoiets is voor mij maar een kleinigheid, maar zij zullen hun eerste ticket nooit vergeten. En de moeder is blij dat haar kind geaccepteerd wordt. Een vrouw is gevoelig voor haar kinderen. En ik weet : die mensen komen terug. Je moet hen laten voelen dat ze geen nummer zijn. Soms staat er iemand in een rij aan een ander loket, krijgt mij in het oog, en schuift dan aan in mijn rij. Kollega’s zeggen soms dat mijn rijen langer zijn. Je maakt je dienst zo plezierig als je zelf wil.
Er zijn jongens die het niet aankunnen. Het hangt er ook wel vanaf hoe je naar de klanten kijkt. Je kan jezelf beschermen tegen vermoeidheid door een keer te lachen. Je moet je job ook kennen. En wij hebben hier in Berchem een hele goede sfeer onder de kollega’s. Als iemand eens weg moet met zijn vrouw of er scheelt iets, wisselen wij graag met elkaar van dienst. Dat bepaalt ook het plezier dat je in je werk hebt. Mijn houding ten opzichte van de klanten aan het loket is vooral veranderd toen mijn vrouw ernstig ziek werd. Toen werden er heel andere zaken belangrijk in het leven. Mensen maken zich veel te snel druk over banale dingen. Er zijn er die zitten te zagen over hun werk. Ze zouden beter initiatief nemen, wat vriendelijker zijn. Dan maken ze het voor zichzelf en de anderen ook aangenamer. “
Pierre Staat :
“Ik ben niet verplicht
om de fietsen
op de boot te heffen,
maar ik
kan de mensen niet
zien sukkelen. “
Chris Vanhole : “Dit werk is heel intensief, levensreddend. Maar je moet niet trachten God de Vader te zijn. “
Rosa De Coster : “De kassa is
een soort eindpunt. Daar gebeurt veel meer
dan uitrekenen hoeveel alles kost. “
Jos Reymenants : “Ik doe mijn best
om op zijn minst naar iedereen
te lachen. Men is al zo
eenzaam als men op een trein wacht. “
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier