Als het maar deugd doet
Alles moet kunnen, klinkt het vandaag. Wat is nog seksueel normaal, is de meer nuchtere tegenvraag. We vroegen het aan psychiater en seksuoloog Piet Nijs, die al sinds de jaren zestig inzoomt op onze genotskronkels.
Gretel Van den Broek / Illustratie Barbara Mertens
Een jaar na het verschijnen van de Nederlandse vertaling van La vie sexuelle de Catherine M., het openhartige seksdagboek van Catherine Millet, is er met dit boek iets vreemd aan de hand. Gekocht en quasi-achteloos op de salontafel gelegd, kreeg het de eerste maanden een soort status die ook op de koper leek af te stralen. Bezoekers onthaalden het kleinood op de tafel met een guitig “mmm”, en van overmoed kreeg een mens zin om naar andermans laatste seksuele escapades te informeren. Een gesofisticeerde wippop in de kast, een nat gezogen ticket van een seksfeest in een jaszak of een klantenkaart voor de club voor partnerruil in een portefeuille: op seksueel vlak moet dezer dagen toch alles kunnen?
Toch kwam het boek nadien terecht op de nog-te-lezenstapel onder in de boekenkast, en belandde het daar opnieuw na telkens weer een moeizaam hoofdstuk. Want ook wie zich met open geest en een vinnige nieuwsgierigheid aan de lectuur zet, kan het toch nog meemaken dat al die beschrijvingen van hevig gebeuk en grenzeloos vibreren na een halfuurtje al gaan vervelen. Natuurlijk is het wel geschreven met de intelligente pen van de hoofdredactrice van het toonaangevende Franse kunsttijdschrift Art Press. En natuurlijk is het vrank en vrij en zonder remmen en is het eindelijk eens een boek van een vrouwelijke Casanova of Marquis de Sade. Maar wat heeft een mens aan de zoveelste opsomming van lichaamsopeningen en mogelijke vullingen, de zoveelste beschrijving van een opengereten rug of de zoveelste orgie met alle gewaarwordingen van dien, als op geen enkel moment zijn opkomende vragen met nog maar een schemerlampje worden verlicht? Als een intelligente vrouw als Catherine Millet er dit seksleven op nahoudt, mag ik er dan met mijn aftandse soberheid nog wel bijhoren? Of anders gezegd: wie is seksueel gezien het meest normaal, zij of ik?
Wat is nog seksueel normaal? Professor Piet Nijs, 65 en onder meer directeur van het Instituut voor Familiale en Seksuologische Wetenschappen in het academisch ziekenhuis Sint-Rafaël in Leuven, beraadt zich al sinds 1968 over de vraag. Met een zoektocht die in de jaren zestig begon, heeft hij enkele interessante mentaliteitswijzigingen kunnen observeren. De revolutie van mei ’68 wortelde immers in een bevrijdingsbeweging waarin ook het domein van de seksualiteit een plaats kreeg.
Piet Nijs: “De flowerpowerbeweging van de jaren zeventig zong dat alles liefde was, en dat alles goed was wat goed voelde. Er kwam een meer angstvrij en speels genieten. Ook drong zich in het seksuele spel een gelijkwaardigheid op, zowel tussen mannen en vrouwen als tussen mannen en vrouwen onderling. Dit alles was zeker positief. Maar het bevrijdende van seks zonder normen of regels wil ik ook onmiddellijk relativeren. Het was een illusie dat vrijere seks voor hemelse en ongehinderde ervaringen zou zorgen, en dat daarmee ook de angsten, remmingen en de kwetsuren zouden verdwijnen. Dat is nooit gebleken, want deze zogenaamde bevrijding luidde al snel een egotijdperk in. Zelfontplooiing en zelfvoldoening kregen eerder narcistische trekken.”
“Ik zei het al, in die jaren gold dat alles goed was als het maar goed voelde. Die gefocuste zorg voor jezelf deed de betrokkenheid op anderen verdunnen. Een hindernis werd iets wat je niet moest pikken, en waarvoor je een soort narcistische woede kon verrechtvaardigen. Agressie was niet alleen meer en meer in de straten te zien, ook in de erotiek. Zo maakte de onechte en dubbele seksualiteitsmoraal van voor de jaren zestig plaats voor een eerder ontregelde setting.”
Had ook de opkomst van de pil een bevrijdend en ontregelend effect?
Eigenlijk ben ik in die jaren op de dienst gynaecologie aangeworven omdat al snel bleek dat de pil te veel nevenwerkingen had. De gynaecologen waren dan wel enthousiast over – eindelijk – de seksuele bevrijding van de vrouw, ze wisten zich geen raad met al die vrouwen die de pil niet consequent bleken te nemen. Een pil slikken is niet ingewikkeld, dus vermoedden zij emotionele en psychologische remmingen. Vele vrouwen moesten begeleid worden voor ze dagelijks konden slikken. Ze verborgen hun angsten vaak onder lichamelijk mededelingen als “ik word dik van de pil”, “mijn haar is er vettig van” of “ze knaagt aan mijn seksueel verlangen”.
Vóór de komst van de pil was er de zwangerschapsangst die vrouwen remde in hun seksualiteitsbeleving. Met de pil kwamen er echter andere angsten in de plaats. Zo is en blijft de pil toch maar een medicament, en dus gelinkt aan ziekte. Sommige vrouwen waren bang van een lichaamsvreemde stof, en vreesden dat hun vruchtbaarheid zou afnemen. Anderen hoorden het woord hormoon en associeerden het met iets wat hen op drift zou brengen. Onderschat dit laatste gevoel niet. Als je jaren met remmingen hebt geleefd, kan drift zeer angstig maken. Een derde aspect van de pil zorgde dan weer voor orale angsten. Een pil moet je namelijk in je mond nemen, en dat ligt gevoelig voor personen die oraal gefrustreerd zijn. Ontwikkelingspsychologisch gezien zijn zij kleine kinderen die niet genoeg warmte en vaste geborgenheid hebben gehad, en die daarom kwaad zijn op hun moeder. In hun kinderlijke fantasie eten ze haar oraal agressief op, maar krijgen ze haar niet verteerd. Op die manier begint de moeder hen van binnenuit op te eten. Orale verslavingen als overmatig roken, drinken of medicatie slikken hebben vaak dit gegeven als oorsprong. Ook kankerfantasmen zijn dieptepsychologisch zulke orale agressie. En de inname van de pil kan deze orale angsten activeren.
Een ander probleem was dat van de druk van de plotse vrijgeleide. De pil werd een soort examen. Verstoppertje spelen kon niet meer. Het verkeer was open, dus het moest lukken. Religieuze bezwaren heb ik niet echt veel gehoord. Op dat vlak zag ik meestal een gezond gewetensoordeel. De paus had dan wel in zijn Humanae Vitae het seksleven aan banden gelegd, vele koppels oordeelden dat hij als ongehuwde over dit onderwerp niet veel te vertellen had. Vrijen doe je ter wille van de liefde, niet tegen de liefde in, zeiden ze.
Hoe is de seksuele agressiviteit na de jaren zestig en zeventig geëvolueerd?
Met de explosie van de beeldcultuur in de jaren tachtig werd de agressiviteit in het algemeen via de kijkmedia en de telecommunicatie opgelepeld. Kinderporno en sekstoerisme waren toen nog weinig problematisch. Wie daartegen wilde protesteren, predikte in de woestijn. Maar ondertussen braakte de ontregeldheid mensen die gekneusd en geschonden op onze raadpleging te rade kwamen. Velen hadden incestueuze grenzen overschreden, of ze waren naïef of misleid meegelopen met een erotische goeroe. Ik ben daarom altijd van mening geweest dat ook het seksuele verkeer minimumregels heeft. Wij zijn geen nest konijnen. We onderscheiden ons als mensen toch van dieren door onze conventies, regels en normen?
De verschuiving naar seksueel geweld trof me enorm. Vanaf 1967 al volgde ik mijn eerste incestpatiënt, maar toch werd er tot in de jaren tachtig nog weinig over dit gegeven gesproken. Nochtans had Freud al uitvoerig geschreven dat vele psychische en neurotische klachten teruggingen op problemen in de kindertijd, en dat seksuele problemen eerder trauma’s waren dan neurologische tekorten. Ik ga ervan uit dat het altijd al zo geweest is dat men kinderen zulke dingen aandeed. Maar de laatste twintig jaar gebeurt het toch op een andere manier. Zo brachten de nieuw samengestelde gezinnen ook nieuwe grensoverschrijdingen met zich mee. Een recombinatie maakt een gezin vaak onstabiel. Partners komen en gaan, en er wonen ook plots oudere stiefbroers of -zussen in huis. Wie heeft in zulke setting nog gezag over wie? Als de grenzen zoek zijn, komt ook het grensoverschrijdend gedrag sneller om de hoek kijken. In plaats van een gezond open gezin geven zulke onduidelijke gezinsstructuren eerder een openliggend gezin. Een tweede ontregeling zie ik in de opvoeding zelf. Je kan als kind maar regels leren als je ze aanvaardt en verinnerlijkt, maar dat kan niet met opvoeders die hun eigen wetten overtreden. Sommige gezinnen zijn een echte woestijn. Er zijn geen afspraken en regels meer die soepel maar consequent worden nageleefd. Zo ontstaat er een sfeer waarin iedereen zijn zin maar doet, en dat is de ideale voedingsbodem voor verslavingen. Verslaafden zijn het meesterlijk speels genieten kwijtgespeeld. Ze zijn enkel nog de slaaf van het genieten. Weet je dat België in Europa op de tweede plaats staat van de landen met de meeste zelfmoorden? Elk mens kan de kunst van het levensgenieten waarmaken, tenzij hij erin gefnuikt is. Wie in zijn levenslust getroffen is, kan niet genieten.
Maar wanneer geniet een mens? Kan hij ook, zoals Millet, van bandeloze seks genieten?
Lust en relatie zijn altijd met elkaar verbonden. Aan een appel vraag je geen toestemming voor orale communicatie, daar bijt je gewoon in. Mensen neem je niet zomaar. Als je iemand lust, vraagt dat antwoord en verantwoording. En dat vergt enige relatiebekwaamheid. Uiteindelijk gaat het niet om het gebruiken, maar om het genieten. Als je me vraagt of het bandeloze genieten nog psychisch gezond is, dan zeg ik simpelweg: het is goed als het de betrokkenen goed doet. Het gaat niet om wat er gedaan wordt. Het gaat erom dat het gedane deugd doet aan het hele leven van wie erbij betrokken is. Ik bedoel dan niet de vluchtigheid van een muggenleven, maar de totale menselijke levensloop. In de jaren zestig klonk het: goed is wat goed voelt. Ik zeg: goed is wat ons goed doet.
Kan een seksfuif en kan partnerruil goed doen?
Het is altijd een opdracht om echt en eerlijk met jezelf en de ander te zijn. En die ander is altijd net anders dan ik dacht dat hij was. Een relatie betekent confrontatie na confrontatie. Net in deze spanning word je meer mens. Je levenslust vervult zich niet in lust alleen, maar ook in de lust van het ontmoeten. Louter gebruik van de ander of loutere aanbidding zijn geen van beide eerlijk. We willen toch allemaal tot een soort duurzaam ontmoeten komen, onze levensgeschiedenis in relatiegeschiedenis vertalen? Ons lichaam en onze seksuele intimiteit zijn daartoe een instrument. In een goede opvoeding laadt dat lichaam zich met erogene zones, ontmoetingsvelden van toenemende lust en intimiteit. Dat begint met orale ervaringen, zoals wij ook als pasgeborene contact met onze moeder legden. Elke relatie doorloopt deze groei opnieuw, samengedrukt in de tijd. Als verliefden beginnen met zoenen, zit daar iets in van dat eerste vervullende fusiegevoel. Zo is heel ons lichaam een levende landkaart van de doorgemaakte lust- en relatiereis. Kinderen die vroeger na hun geboorte in doeken werden gewikkeld en daarmee werden afgesneden van elk lichamelijk contact, begonnen dan ook letterlijk een ingewikkeld leven. Gelukkig mogen kinderen nu voeldiertjes zijn. Maar anderzijds is een verbod op discretie en intimiteit evengoed een ernstige ontregeling. Ervan uitgaan dat op het vlak van erotiek alles moet kunnen, maakt een groei even verwikkeld. Ik vind de hedendaagse beeldcultuur een van de belangrijke persverse tekenen van de maatschappij. Ze bombardeert mensen tot verdoofde consumenten. Eigenlijk zit de perversie al lang niet meer in personen, maar evengoed in de hele samenleving. Niet enkel de biografie van een mens maar ook de algemene context van normloosheid creëert daders.
Maar wat dan als in een bepaalde context de norm net is dat alles mag? De Parijse kunstwereld die Millet beschrijft, lijkt naast een intelligente stijl ook een eigen seksuele context te hebben.
Wat je rechtopstaand denkt, in de positie van het verstand, moet je nadien ook nog in horizontale positie kunnen toepassen. Bij je gevoelswereld ligt – letterlijk – de moeilijkheid. Een goed seksueel gedrag veronderstelt de vaardigheid om je ook in deze horizontale werkelijkheid staande te houden. Het is niet toevallig dat de overheidscampagne rond veilig vrijen voor jongeren geen onmiddellijke resultaten heeft. Zelfs volwassenen duizelen soms als ze na horizontale ervaringen opnieuw rechtstaan. Seksuele opvoeding heeft niet alleen met kennis maar ook met voelen te maken. Wie lust en relatie niet geïntegreerd heeft als twee kanten van dezelfde medaille, verglijdt tot pervers gedrag. Daarin krijgt lust het overwicht. Een creatief seksueel leven is er een dat niet altijd monotoon blijft, maar dat in functie van het levensverhaal van de betrokkenen blijft groeien en verruimen. In een pervers seksueel leven is dat net omgekeerd. Daar gebruikt men de verbeelding om technieken uit te bouwen die hoe langer hoe grilliger en asocialer worden. Mensen die van zulke seks houden zijn meestal niet contactvaardig. Denk aan een vrouw die verslaafd aan masturbatie naar telkens andere voorwerpen zoekt. Allerlei vibrators, een brandende kaars en ten slotte een zelfgefabriceerd toestel met pedalen die de kunstpenis bewegen en borstels die de borsten strelen. Die machine is wel ingenieus, en die vrouw waarschijnlijk wel intelligent, maar toch ook contactarm. Doet die ervaring haar echt goed? Waarom kan ze geen duurzame seks met mensen hebben? Ze heeft haar sociale leven afgesplitst van haar seksleven, en dat is niet evenwichtig. Dat is een dubbelleven, en dat is even schadelijk als de dubbele moraal van vroeger.
Om nog maar eens terug te komen op het verhaal van Millet. Soms heb je als lezer de indruk dat al die seksadepten wel degelijk een soort broederschap hebben. Alsof zij een soort uitgelezen wereld bewonen, een superclub waarin iedereen voelsprieten heeft voor de lusten van een ander.
In de jaren zestig heb ik ook zulke verhalen gehoord, zo nieuw is dat niet. Mijn vraag is daarbij of je over een echte gemeenschap kan spreken. Hoe zwakker de zelfstandigheid van individuen, hoe meer ze zich door een soort menselijke brei laten dragen. Dat is immers een pleister voor hun relatietekort. Ook de kicks van het uitzonderlijke zijn dat. Opgelet, niet het gedrag op zich maar de afwezigheid van werkelijk contact maakt het ziekelijk. Het is de context die bepaalt of een seksuele act pathologisch is of net een teken van grote creatieve vrijheid. Kerkvader Augustinus zei al: “Bemin en doe wat je wil.” Daar kan ik volmondig mee instemmen. Alles kan als het voor beiden verantwoord is. Maar weet wel dat ongewone seks meer risico’s in zich draagt. Het mag niet louter techniek worden, en de betrokkenen moeten op elk moment emotioneel kunnen volgen. Bij seksverslavingen is het vaak zo dat iemand het gevoel krijgt dat hij er niet meer bij is. Deelnemen is niet genoeg, en moet een echte ontmoeting zijn. Ook het gevoel opgelost te worden in een seksgebeuren is uiteindelijk maar egotripperij. Enkel vanuit een narcistische almachtspositie zeg je dingen als: jij bent alles voor mij.
Liever gevoel, verstand en zorg voor de ander in evenwicht?
Ja. Uiteindelijk is iedereen eindig, en dat moet je kunnen aanvaarden. Echt beminnen is wat je voelt als iemand je net verzoent met het gemis aan alles. Of dat je verliefd blijft na de confrontatie van het verschil en geen angst hebt bij elkaar. De ander is een ander, met zijn eigen grenzen. Respect voor deze grenzen maakt het vrijen alleen maar beter. Normale seks is niet een begrenzende maar een ontgrenzende ervaring.
“Niet enkel de biografie van een mens maar ook de algemene context van normloosheid creëert perverse daders.”
“Verslaafden zijn het meesterlijk speels genieten kwijtgespeeld. Ze zijn enkel nog de slaaf van het genieten.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier