Twee duo’s, vier vrouwen. Nieuwkomers maar geen groentjes. Het ene tweetal is romantisch en uitgelaten, het andere ingetogen, sober en met een sterke filosofie. Alle vier hebben ze wortels in de Vlaamse klei, twee van hen zijn gekleurd met een vleugje Balkan.

Kathleen Missotten en Katrien Strijbol : verweerde schoonheid

Een negentiende-eeuws herenhuis aan de Antwerpse leien. De gevel overwoekerd door Wisteria, binnenshuis vertellen verweerde vloeren het verhaal van generaties. Op het zolderatelier leven twee dames zich uit met kant en parels, tule en zijde. Pure romantiek. Kathleen Missotten en Katrien Strijbol hebben net hun eerste collectie, zomer 2003, afgewerkt. Uitgelaten vertellen ze hun verhaal, in koor bijna. Ze vullen elkaars zinnen aan, zeggen wat de ander denkt en tillen het gesprek naar een harmonieuze samenzang. Een duo dat op elkaars huid zit, dat alleszins.

Vriendinnen waren ze al langer. Maar als ontwerpster leerden ze elkaar kennen in de haute couture, bij Thimister in Parijs. Voor Strijbol, die uit wereld van de grafische kunst komt, waren het de eerste stappen in de mode. Missotten, die in 1983 afstudeerde aan de Antwerpse modeacademie, was al langer met couture bezig. In Parijs sloeg de vonk over. “We zijn allebei heel romantisch”, vertelt Missotten. “Het is die passie voor mooie dingen die we bij elkaar herkenden. Voor dingen die een ziel hebben, waar een heel leven in schuilt. Het was bijna vanzelfsprekend dat we na Thimister samen in die sfeer zouden blijven werken.”

Wat Missotten en Strijbol maken, wordt gemeenzaam geklasseerd onder ’trouwkleren’. Excentrieke dan, want wit zijn ze nooit. “Ze zien er vuil en oud uit”, vertelt Missotten. “Daar besteden we veel energie aan, om ze zo verweerd mogelijk te krijgen. De stof die we kopen, is meestal fonkelnieuw. Maar we wassen en verven ze, we doen er van alles mee totdat er een ziel in zit. Dat kost enorm veel tijd, en daarom maken we maar één collectie per jaar. Het is ook niet makkelijk voor de verver om precies die kleur te maken die wij vragen. Soms zit het er net naast, is het niet het beige dat wij voor ogen hadden. Dan zoeken we samen verder, tot het goed zit. Die aftandse kleur is het concept van onze collectie. Het mag een beetje trashy zijn.”

Jurken voor trashy bruiden dus, al vinden de dames dat wat ze maken ook gewoon mode is. Ze verkopen uit principe ook niet in bruidswinkels, maar in trendy modezaken. Strijbol : “Ik weet dat er vooral in getrouwd zal worden door vrouwen die op zoek zijn naar iets anders. Want er zijn zo weinig unieke trouwkleren. Alles is zo af, zo netjes, zo karakterloos. Maar het liefst zou ik hebben dat vrouwen onze stukken bij elke gelegenheid dragen. In een kanten top naar de supermarkt, waarom niet ? We zien onszelf dat in elk geval doen. Niet dat we zo excentriek zijn, maar het is leuk om de dingen uit hun context te trekken.”

De ontwerpsters zullen hun eigen collectie met plezier dragen ” omdat ze zo zot zijn van die stoffen, dat ze het zelf aan willen hebben”. Er zijn maar weinig ontwerpers die dat doen, geeft Missotten toe : “Die dragen meestal een T-shirt en een jeansbroek. Ze kunnen niet in hun eigen creaties rondlopen, want als die op de markt zijn, zijn zij allang met de volgende collecties bezig. Dan is het voor hen al te laat. Passé. Ik vind niet dat je onze collectie kunt vastprikken op een bepaalde trend of periode. Als je maar één collectie per jaar maakt, denk je niet in seizoenen. Dat wil niet zeggen dat onze collectie niet zal evolueren, maar we zijn er alleszins niet bewust mee bezig. We maken wat we mooi vinden, dat is het enige wat telt. En het blijkt nog te werken ook : de reacties in Parijs waren overweldigend. Dat hadden we nooit verwacht. Omdat de manier waarop wij werken voor ons de evidentie zelve is. Maar het is natuurlijk aangenaam dat er nog mensen zijn die dit ontzettend mooi vinden.”

Mooi, en vrouwelijk. Zonder kitscherig te zijn. Want als je met kant en parels werkt, is dat nogal snel het verhaal. Romantisch maar toch ook een beetje stout. Kant en bloemen, van hun onschuld beroofd. “Eigenlijk zien het er allemaal unieke stukken uit, alsof ze gevonden werden op de rommelmarkt,” vinden de dames, “alsof ze uit een oude film komen. We zijn er hoe langer hoe meer van overtuigd dat er overal mensen zijn die zoiets zoeken. Oké, we spelen in op een klein percentage van de markt. De massa zal dit nooit kopen. Maar het is fantastisch om te werken voor mensen die het ook echt zo aanvoelen als wij. Die op zoek zijn naar die sfeer. Want dat is wat we doen : sfeer maken.”

“Weet je, eigenlijk draait het allemaal om passie”, mijmert Missotten. “Als iemand gepassioneerd is door wat hij doet, zie je dat in het resultaat. Ik denk dat het bij ons ook zo is : wat we doen is puur, eerlijk, omdat we ons volledig laten gaan. En gelukkig leidt dat bij ons allebei tot hetzelfde. Mensen vragen me soms waarom ik niet vroeger met een eigen collectie begonnen ben. Dan antwoord ik altijd dat de tijd nog niet rijp was, dat ik eerst de wereld nog wou zien, enfin : de klassieke antwoorden. Maar nu besef ik pas echt waarom ik die stap nooit eerder heb gezet : toen had ik Katrien nog niet. Dat meen ik : zonder een zielsverwante die me voortdurend bevestigt in wat ik doe, zou het nooit lukken.”

“We amuseren ons enorm”, voegt Strijbol eraan toe. “We kunnen er hard om lachen. Niet dat onze collectie zo grappig is, hoor. Maar er is zo weinig humor in de mode, zo weinig zelfrelativering. In het wereldje neemt iedereen zichzelf zo serieus.”

“Ik heb bewondering voor ontwerpers die leven van het ene defilé naar het andere,” vult Missotten aan, “maar ik zou dat niet kunnen. Ik wil niet alles opofferen voor die collectie. Als die te overheersend wordt, zou de inspiratie niet meer vanzelf opwellen. We willen ook nog leven, genieten. Als we tevreden zijn met wat we op een dag gedaan hebben, gaan we samen koken, iets leuks doen. Het is deel van de ongedwongen sfeer die hier in huis hangt. En het is vaak in de keuken dat de beste ideeën ontstaan.”

“Het is ook zo’n cliché dat een gewoon leven, een gezin en mode niet te combineren zijn”, vult Strijbol aan. “Wij bewijzen allebei dat het niet zo is. Ik geloof niet dat je er komt door hard werken alleen. Mooie dingen maken zit in je hoofd. Wat niet wil zeggen dat we er niet heel erg mee bezig zijn. Het is geen nonchalance, maar een manier van leven, een manier van zijn. Ons leven is doordrongen van mooie dingen, van een soort melancholie zelfs. Daarom moeten we geen moeite doen als we ontwerpen. Je begint aan die collectie en het wordt zoals je het altijd had voorzien. Het wordt zoals je zelf bent. Uiteindelijk gaat het om herinneringen die ergens vaag in ons binnenste verscholen liggen.”

Missotten : “Het gaat ook over het onaffe, het mag niet perfect zijn. Dat zie je ook in dit huis : de barsten in de muren, de foutjes. Dat organische geeft het net karakter. Zelfs de muizen en de spinnen horen erbij.”

“Als ze niet met te veel zijn, natuurlijk”, lacht Strijbol. “En exact de kleur hebben die wij willen.”

Violetta en Vera Pepa : Antwerps met een vleugje Balkan

Een oud pakhuis op het Antwerpse Zuid. Grote ruimte, hagelwitte bakstenen muren, veel licht. Geen meubels, behalve een lange witte tafel en wat paspoppen. Tegen de muur : een rek met stukken uit de zomercollectie 2003. Sober, stijlvol, minimaal. Belgisch ten voeten uit, maar met een zuiders tintje.

Als dochters van een Albanese vader en een Servische moeder, groeiden Violetta en Vera Pepa op in het Servië van Tito, tussen kleermakers en wolververijen. “Alles gebeurde er nog ambachtelijk”, vertellen ze. “Onze nonkels scheerden zelf de schapen, verfden en sponnen de wol, weefden het linnen en zetten alles met de hand in elkaar. Moeder maakte lingerie en bracht overschotjes mee waarmee wij dan experimenteerden. Van jongs af prutsen we met wol en stofjes.”

Toen Vera zeven was, verhuisde het gezin naar Antwerpen. “Vader aardde niet goed in het communistische Joegoslavië”, zegt ze. “Hij had connecties in België, dus kwamen we naar hier. Maar elke zomervakantie gingen we terug. Dan maakten we kleren voor onszelf en onze vriendinnen. Later, toen we begonnen uit te gaan, wilden we er natuurlijk zo goed mogelijk uitzien. Maar we hadden het geld niet om merken te kopen. Dus gingen we met onze moeder kijken naar de etalages van de mooie boetieks, en thuis maakten we alles na. Ik herinner me nog de eerste keer dat ik een blouse en een rok had gemaakt. Dat was voor Violetta’s verjaardag.” De dames schateren nog na bij de gedachte dat ze in die kleren op stap gingen.

Dat de zussen een artistieke richting opleiding zouden volgen, leek voor de hand te liggen, maar dat mocht niet van vader. “Wegens geen toekomst”, glimlachen ze. Ze schreven zich in aan de universiteit : economie en rechten. “Dat heeft altijd geknaagd”, kijkt Vera terug. “Daarom deed ik na schooltijd allerlei creatieve dingen : tekenacademie, naaischool… Ik had dat nodig als compensatie.”

Na wat jobs en projecten hier en daar, begonnen ze twaalf jaar geleden toch met een eigen collectie onder de naam Sloboda. “Handgemaakte truien, omdat we vonden dat wat in de winkel lag er zo steriel en industrieel uitzag”, zegt Violetta. “We werkten samen met ateliers in Portugal en Joegoslavië, tot de balkanoorlog uitbrak en Joegoslavië door een economische boycot werd afgegrendeld. Toen schakelden we over naar industrieel breigoed dat in België werd gemaakt. En later van tricot naar confectie : een kinder- en damescollectie. Dat liep uitstekend, we hadden 52 verkooppunten. Maar zeven jaar geleden stopten we, vreemd genoeg omdat het te snel ging. We hadden geen stevige structuur, en daardoor waren we niet opgewassen tegen problemen met leveringen, met klanten die niet betaalden of fabrieken die failliet gingen. We hadden niet genoeg ruggensteun om die financieel moeilijke momenten te overbruggen. Vorig jaar begon het opnieuw te kriebelen. ‘ Vi, zei ik, de kinderen zijn nu al wat ouder, het is nu of nooit’, lacht Vera. “We hadden al zitten broeden op een concept, de manier waarop. We wilden niet zomaar ontwerpen voor de lol. In die periode zijn we ook voor het eerst sinds de balkanoorlog teruggekeerd naar ons geboorteland. Een tante heeft ons daar rondgeleid, ons opnieuw met mensen in contact gebracht. We waren ontzettend geschokt door de ravage die we er aantroffen, maar tegelijk waren we ontroerd door de rijke traditie van handwerk, die onaangetast was gebleven. Onze tante nam ons mee naar een kelder, waar een oud mannetje vilt bewerkte met de hand. Toen dachten we : waarom doen we daar niets mee ? Wij zouden kunnen genieten van hun eeuwenoude ambachtelijke kennis, en in ruil bieden we een stimulans aan een getroffen lokale gemeenschap. Zo kreeg het idee vorm, als een puzzel die in elkaar viel.”

Deze sociaal-economische aanpak vormt een essentieel onderdeel van de Pepa-filosofie. De productie gebeurt volledig in België, maar enkele stukken gaan naar een atelier in het Albanese dorpje Shkoder, waar twintig vrouwen ze afwerken met fijn handwerk. “Het kleermakersdorpje stond in het Venetiaanse Rijk bekend om zijn ambachtelijk handwerk”, vertellen ze. “Edellieden van over de hele wereld lieten er kleren maken. Maar het communisme en het ijzeren gordijn deden hun verwoestende werk. Vandaag is de regio voor velen synoniem met corruptie en anarchie. We hopen er nu ook voor anderen een poort te openen.”

Hebben mensen hier een boodschap aan ? “Dat weet ik niet,” zucht Vera, “maar het belangrijkste is, dat het voor ons werkt. We voelen er ons nu echt goed bij, we weten heel duidelijk wat we willen. Vroeger maakten we mode uit bezieling. Vandaag is het emotionele in evenwicht met het rationele. We zijn ondertussen als mens geëvolueerd. Wat we doen, is gegroeid vanuit jeugdsentiment. Maar de vraag was : hoe kun je leven van je passie ? En hoe kun je daar je sociaal engagement in kwijt ? We vinden niet dat je zomaar een commercieel product op de markt kunt gooien zonder erover na te denken. De mode is op dat vlak een moeilijke sector. Het glijdt zo vaak af naar een exclusief societygebeuren. Veel vriendjespolitiek, een hersenloos achterna hollen van trends… Het is pijnlijk hoeveel mensen enkel denken in termen van snel rijk worden. Het kan niet anders dan dat sommigen daartegen reageren.”

“Wat ook opvalt in het straatbeeld is de gigantische degeneratie”, stelt Violetta. “Er is de Lidl, er zijn nachtwinkels. Het is allemaal massaal en goedkoop, als er maar geconsumeerd wordt. Daar willen wij niet aan meedoen : niet nog eens een hoop bovenop die berg. Dat druist in tegen ons gevoel. Daarom werken we kleinschalig. Elk stuk is genummerd. Op die manier kunnen we speciale materialen gebruiken of werken met een oude stock stoffen die we nog vinden. Dat is ook de enige manier waarop ons sociaal-economische idee haalbaar is. Je kunt geen massaproductie vervaardigen als je de dingen met de hand laat afwerken.”

“Wat we vooral ook vinden is dat designerkleding betaalbaar moet blijven, en daardoor bereikbaar. Het is ontzettend duur om je collectie in België te laten maken. Maar het product is wel goed, en eerlijk. Hoe verhinder je dan dat de prijzen de pan uit swingen, zonder te raken aan de kwaliteit ? Door enkele tussenschakels weg te laten. Daarom verkopen we uitsluitend in ons atelier, twee keer per jaar. Met een kleine collectie is dat haalbaar. En eigenlijk kunnen we ons geen betere ruimte voorstellen om onze stukken voor te stellen. Op het Zuid bovendien, het Mekka van de Antwerpse mode.”

Dezelfde authenticiteit die de vrouwen op dreef houdt, spreekt uit de collectie. Jeugdherinneringen, emoties, kunst, cultuur : het zit allemaal verweven in de ontwerpen die een Belgische soberheid vermengen met het warme van de Balkan. “Geïnspireerd op de Balkan, dat wel, maar het is geen etnische collectie”, zeggen de zussen beslist. “Er zitten harembroeken in, maar die zijn wel uitgepuurd. Het moet mooi, draagbaar en gestileerd zijn, met een spirituele finesse en daardoor toch een ietsje apart. We vertrekken ook vaak vanuit een mannenmodel. Omdat we vinden dat iets mannelijks een vrouw mooier maakt, dat het de vrouwelijkheid prikkelt. Vrouwen zijn sexy als ze zich niet helemaal blootgeven.”

De collectie is bovendien een kruisbestuiving tussen de twee vrouwen : tussen het frivole, veeleer uitbundige van Vera en het extreem sobere van Violetta. “De een voegt iets toe en de ander neemt weer iets weg, tot we evenwicht gevonden hebben. We zijn ook als mens tegengestelden van elkaar. En juist dat is het geheim van onze magische samenwerking.” n

Ine Renson / Foto’s Michel Vaerewijck

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content