Corona-epidemie laat zien dat illegale handel in wilde dieren aangepakt moet worden
De corona-pandemie maakt duidelijk dat harder opgetreden moet worden tegen de illegale handel in wilde dieren, schrijft Simon Evans, hoofddocent Ecotoerisme aan de Anglia Ruskin University in Groot-Brittannië.
De berichtgeving over de coronacrisis richt zich momenteel vooral op de gevolgen – voor de openbare gezondheid en economie – en veel minder op de oorzaken. Maar het is ook belangrijk de tijdlijn van de pandemie te ontrafelen en de oorsprong ervan duidelijk in beeld te krijgen.
Wat we nu weten is dat het epicentrum van de ziekte in de Chinese stad Wuhan lag, een plaats waar tevens een levendige handel in wilde dieren plaatsvindt – zowel legaal als illegaal. Experts vermoeden dat de uitbraak is ontstaan op een markt waar verschillende dierlijke producten en dieren werden verkocht: vlees, pauwen, stekelvarkens, vleermuizen en ratten. Op de markt was sprake van minimale gezondheidsstandaarden en regels.
Wildconsumptie
Een deel van de handel op die markt is legaal volgens de Chinese wet. Maar er bestaat ook een parallelle, illegale handel, soms zelfs via dezelfde kraampjes die legale producten verhandelen. Op die manier weten handelaren illegale producten het systeem binnen te krijgen. Dit is moeilijk te reguleren en controleren.
We zijn er ook redelijk zeker van dat het virus van dieren op mensen is overgegaan, net zoals dat eerder gebeurde bij ebola en SARS. In beide gevallen waren omvangrijke, onhygiënische en slecht gereguleerde markten met wilde dieren een ideale omgeving om virussen over te brengen van de ene op de andere soort. In een land zoals China, waar consumptie van wild zo diep verankerd is in de cultuur, kan zo’n besmetting zich snel verspreiden. En dat is ook gebeurd.
De Chinese regering is al lange tijd voorstander van een ‘duurzaam gebruik’ van het wildleven in het land. Desondanks kwam er als gevolg van de huidige crisis een tijdelijk verbod op dergelijke markten, waarmee een groot deel van de handel in binnenlandse wilde dieren stil kwam te liggen.
Bioveiligheid, gezondheid en economie
Op de langere termijn kan de pandemie een aanleiding zijn om deze kwestie goed aan te pakken. Waar de handel in illegale wilde dieren tot voor kort vooral werd bekritiseerd vanuit natuurbeschermingsoverwegingen, komen nu ook bioveiligheid, volksgezondheid en economische impact in beeld.
Pas na de uitbraak van Covid-19 werd de volledige omvang van de industrie in China duidelijk. Het tijdelijke verbod geldt voor 20.000 fokkerijen en 54 verschillende soorten die legaal verhandeld mogen worden op de binnenlandse markt. Een rapport van de Chinese Academie voor Engineering schat dat in deze industrie jaarlijks 57 miljard dollar omgaat. Deze fokkerijen kunnen bestaan dankzij mazen in de Chinese wetgeving, die mogelijk in strijd zijn met de geest van de VN-Conventie inzake Internationale Handel in Bedreigde Soorten.
De parallelle illegale handel is moeilijker te kwantificeren, maar die wordt door de VN wereldwijd geschat op ongeveer 23 miljard dollar. Aangezien de kosten van de wereldwijde pandemie oplopen tot 2.700 miljard dollar, is er alleen al op economische gronden een zeer goede reden om de regelgeving aan te scherpen.
SARS
Er zijn overtuigende argumenten om de handel te ontmantelen: de dieren worden vaak in abominabele omstandigheden gehouden en de handel leidt tot een afname van de wilde populaties. Maar in China is het verbod wat het is: tijdelijk. Critici wijzen op eerdere problemen met SARS en dat destijds, toen de lucht rond die uitbraak eenmaal opgeklaard was, de handel gewoon weer hervat werd in China.
Wat zou het in de praktijk betekenen als de handel in wilde dieren daadwerkelijk aangepakt wordt? Allereerst zouden fokkerijen met bedreigde soorten zoals tijgers en schubdieren permanent gesloten worden. Daardoor zou het veel moeilijker worden om hun producten via legale kanalen te verkopen en te vermarkten als ‘wildvangsten’.
Handhavingsinstanties moeten momenteel de handel van deze fokkerijen nauwlettend in de gaten houden. Sluiting ervan zou middelen vrijmaken die ingezet kunnen worden om de invoer van illegale producten van buiten China beter de controleren.
Kort geheugen
Een dergelijke stap zou ook de vraag kunnen verminderen. In voorlichtingscampagnes wordt duidelijk gemaakt hoe de handel in wilde dieren (zowel legaal als illegaal) soorten schaadt. Maar die boodschap is dubbel: de aanwezigheid van legale markten geeft dergelijke producten tegelijkertijd legitimiteit en zendt het signaal uit dat het geen probleem is ze te kopen. Daardoor wordt de vraag eerder gestimuleerd dan verminderd.
China heeft een uitzondering gemaakt voor producten zoals tijgerbotten, die gebruikt worden in de traditionele geneeskunde. Sommige natuurbeschermers en activisten maken zich zorgen over deze uitzondering. Die kan leiden tot gelegaliseerde handel in de veronderstelling dat betere regulering beschermt tegen toekomstige uitbraken. Het is extreem moeilijk dit argument te valideren en de meeste natuurbeschermers pleiten voor een algemeen handelsverbod.
Een andere zorg is dat mensen een kort geheugen hebben. Als het gevaar eenmaal geweken is, gaat hun aandacht naar het volgende belangrijke probleem. Covid-19 biedt een ongekende kans om de handel in wilde dieren aan te pakken, zodat we in de toekomst kunnen voorkomen dat dierziekten muteren en mensen besmetten.
De tijd zal ons leren of we deze kans benutten of opnieuw laten liggen tot zich een volgende – misschien nog meer kwaadaardige – pandemie aandient die een nog grotere dreiging vormt voor de wereld.
Bron: The Conversation
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier