In het spoor van de bizon: verslag van een buitengewone roadtrip in South Dakota

De jaarlijkse Buffalo Roundup in South Dakota © Sebastiaan Bedaux
Sebastiaan Bedaux
Sebastiaan Bedaux Sebastiaan Bedaux is freelance televisie- en reisjournalist.

Op Chicago na lokt het Amerikaanse Midden-Westen – de twaalf staten tussen de Appalachen en de Rocky Mountains – weinig buitenlandse toeristen. Zonde, vindt reisjournalist Sebastiaan Bedaux, die op spectaculaire roadtrip door South Dakota trok.

‘Business or pleasure?’ De bewakingsagente in Chicago O’Hare International Airport staart me verveeld aan terwijl ik pleasure mompel. Strikt genomen ben ik hier voor werk, maar dat hoeft zij niet te weten. Bovendien verwacht ik een plezierige trip, ook al heb ik nog geen flauw idee van wat South Dakota voor me in petto heeft. ‘Is Chicago uw eindbestemming of reist u verder?’ Ik antwoord dat ik een aansluitende vlucht heb naar een plek die Sioux Falls heet (door mij vakkundig uitgesproken met een stomme i én x). Meteen spot ik argwaan en achterdocht in haar ogen. ‘Een vakantie in South Dakota? Are you sure? Waarom in hemelsnaam?’

De watervallen van Sioux Falls.

Ik begin zelf te twijfelen. Waarom wilde ik ook alweer naar South Dakota? O ja, om de beruchte Buffalo Roundup bij te wonen, het jaarlijkse cowboyevenement in Custer State Park waar 1500 bizons bij elkaar worden gedreven, daverend over The Great Plains. Toch begrijp ik haar wantrouwen. Voor een inwoner van The Windy City, met afstand de grootste stad in de Midwest, zijn de prairies van South Dakota weinig meer dan eindeloze mais-, tarwe-, zonnebloem- en grasvelden. Maar Mount Rushmore State heeft andere troeven, zo zal ik later ondervinden.

Prima beginpunt

De volgende ochtend slenteren mijn jetlag en ik broederlijk over de historische Phillips Avenue in Sioux Falls, met meer dan 200.000 inwoners de enige metropool van South Dakota. Vanuit de visueel bevredigende Phillips Avenue Diner, waar de ober me een kolossale wafel serveert die op z’n minst duizend calorieën telt, sla ik het ochtendgloren gade. De stad lijkt wel verlaten, op een handvol besnorde hipsters na die hun zinnen hebben gezet op kleurrijke macarons van de nabijgelegen CH Patisserie.

Het theater van Sioux Falls

‘Valt er hier wat te beleven?’ vraag ik aan mijn ober, die duidelijk van zijn stuk is gebracht door mijn niet-lokale accent. Veel Europese toeristen krijgt hij wellicht niet over de vloer. Ik zou naar de watervallen moeten die de stad zijn naam hebben gegeven, en hij belooft me dat het wat later op de dag een stuk levendiger wordt in Sioux Falls, wanneer locals naar de vele restaurants en bars zwermen. Ondertussen kan ik genieten van de SculptureWalk, de honderden beeldhouwwerken die over heel downtown geposteerd staan. Zijn eerder voor de hand liggende tips maken meteen duidelijk waarom Sioux Falls een van de snelst groeiende steden van het Midden-Westen is: een aardig centrum, kunst op straat, uitzonderlijk veel restaurants, bars en brouwerijen, een park met watervallen (niet de mooiste overigens), een prachtig theater (Orpheum) en flinke brokken natuur op fietsafstand. Puur voor de citytrip hoef je hier niet te zijn, maar op een roadtrip van oost naar west is Sioux Falls een prima beginpunt.

Een typisch Amerikaanse diner

Maf met mais

Nothing to see here, folks’, zo las ik een paar weken voor mijn reis op een lukraak gekozen internetforum over de minst toeristische Amerikaanse staten. Het ging over beide Dakota’s, North en South. Het leek me een lasterlijke en onterechte beschuldiging, tot ik zelf in de auto zit en merk hoe geestdodend eindeloze maisvelden kunnen zijn. Ik ben onderweg naar Pierre, de hoofdstad van South Dakota, die Amerikanen Pier noemen (en dus niet op z’n Frans). Het enige leuke aan Pierre (tenzij je gek bent op vliegvissen en megalomane dammen) is het feit dat het de op een na kleinste staatshoofdstad in Amerika is, met slechts 14.000 inwoners. De kleinste? Dat is Montpelier – spreek uit (geloof het of niet): Mon-piel-yer – in de staat Vermont. Maar dat geheel terzijde.

Eenmaal per jaar worden 
de bizons uit de heuvels 
gedreven, waarna ze 
worden gebrandmerkt, 
gevaccineerd, verkocht 
of geslacht.

De reclameborden op de I-90, die van oost naar west door So­­­uth Dakota snijdt, lokken me Mitchell in, een dorp met welgeteld één – nogal maffe – bezienswaardigheid: The ­World’s­ ­­O­nly Corn Palace. Een enorm paleis uit mais dus, dat elk jaar een half miljoen verrassend enthousiaste toeristen trekt. Ik blijk minder overtuigd; er zit niet genoeg ironie in mij om deze op-en-top Amerikaanse curiositeit te waarderen. Maar plots tuft een colonne classic cars het stadje in en krijgt Mitchell, in een ondeelbaar ogenblik, wat glans. Oude Cadillacs, Fords, Chevrolets, Dodges, Plymouths, zover het oog reikt. Het blijkt om een jaarlijks oldtimertreffen te gaan, net op de dag dat ik besluit een paleis gemaakt uit mais te bezoeken. Een geluk bij een ongeluk.

De stoomtrein uit 1880 die door de Black Hills tuft.

Vervaarlijke pieken

Eenmaal de Missouri overgestoken, de rivier die South Dakota in een oost- en westkant verdeelt, veranderen zowel het landschap en de tijd (van Central Time naar Mountain Time) als mijn gemoed. In de verte doemen de scherpe, vervaarlijke pieken van het Badlands National Park op, een plek die de inheemse Lakota duizenden jaren lang ‘mako sica’ noemden, oftewel slechte grond. De zomers hier zijn droog en heet, de winters koud en winderig; zelfs voor Native Americans was dit geen prettig gebied om te wonen of te jagen. Gelukkig zijn de Badlands adembenemend mooi, met name wanneer de zon de kleurrijke rotsformaties benadrukt en je in de verte bizons, dikhoornschapen en gaffelbokken over de prairie ziet schrijden. Het unieke park is bovendien de habitat van de prairiehond, een schattig ogend knaagdier dat complete ondergrondse steden bouwt en zich bovengronds gewillig laat fotograferen.

Het hoogtepunt van de trip naar South Dakota: de jaarlijkse Buffalo Roundup.

Op de ranch waar ik de nacht doorbreng, heb ik het er met rancher Philip nog over. Een pure plaag, tiert hij, en hij noemt het een schande dat de federale staat de prairiehonden in bescherming neemt. De beestjes verwoesten zijn land, dat gewrongen ligt tussen het nationaal park en het Pine Ridge Indian Reservation, een enorm reservaat voor de Lakota. Hij wijst naar de overkant van het riviertje dat door zijn achtertuin meandert en vertelt me dat daar de armste county van de Verenigde Staten ligt. Een desolaat stuk Amerika met een pijnlijke geschiedenis waarin de oorspronkelijke bevolking steeds weer aan het kortste eind trok. Ooit, honderdzestig jaar geleden, was namelijk heel de westelijke helft van South Dakota een Lakota-­reservaat, tot er in de Black Hills goud werd gevonden en de Amerikaanse overheid de grond opnieuw annexeerde. Voor gerechtigheid moet je niet in South Dakota zijn. ‘En beeld je dan in dat de Lakota nog Mount Rushmore moesten slikken. Een gigantisch monument met vier Amerikaanse presidenten, pal in hun heilig land.’


Caleb Ziolkowski, Chief Mountain Officer van Crazy Horse

Vier presidenten en een Lakota-leider

Een dag later sta ik in dat heilig land, in de verrukkelijke Black Hills, met op het programma zowel het Mount Rushmore National Memorial als zijn Lakota-tegenhanger, het Crazy Horse Memorial. Met twee miljoen bezoekers per jaar is Mount Rushmore de grootste publiekstrekker van South Dakota. Ik ken het fascinerende fenomeen uit films en series, maar oog in oog met Washington, Jefferson, Roosevelt en Lincoln raak ik alsnog betoverd (ondanks het feit dat de sculptuur nooit werd afgewerkt en de bouw ervan een klap in het gezicht was van elke Lakota). Al word ik pas echt van mijn sokken geblazen door het Crazy Horse Memorial, zo’n dertig kilometer verderop. Dit is de grootste bergsculptuur ooit door mensen gemaakt en zal, wanneer ze ooit klaar is, de 19de-eeuwse Lakota-leider Crazy Horse op een galop–perend paard voorstellen. Het beeldhouwwerk zal dan 195 meter lang en 172 hoog zijn. Maar wanneer het zover is, is erg onduidelijk.

Het Crazy Horse Memorial is de grootste bergsculptuur ooit door mensen gemaakt.

‘Dankzij nieuwe technologieën schieten we beter op dan verwacht’, vertelt Caleb Ziolkowski, kleinzoon van Korczak Ziolkowski, de Pools-Amerikaanse beeldhouwer die in 1948 aan deze onmogelijke taak begon met weinig meer dan spierkracht, dynamiet en een flinke portie koppigheid en doorzettingsvermogen. Caleb en ik staan boven op de haast eindeloze arm van Crazy Horse, vlak bij zijn strenge gezicht dat hoog boven de bossen van de Black Hills uittorent. De immense verantwoordelijkheid om in zijn grootvaders voetstappen te treden en dit waanzinnige bouwwerk voort te zetten, moet zwaar op hem wegen, bedenk ik me terwijl ik een paar portretjes van hem schiet. ‘Het gezicht van Crazy Horse werd in 1998 afgewerkt. Vijftig jaar heeft dat dus geduurd. Recent hebben we zijn hand opgeleverd. Dat was een minstens even grote klus, maar op veel kortere termijn geklaard. Ik hoop dus dat ik het eindresultaat zelf nog mag meemaken.’

De jaarlijkse Buffalo Roundup

Teelbal kwijt

Na een paar fabelachtige dagen in Spearfish Canyon, waar de bossen inmiddels overvallen zijn door de herfst, en een kort bezoek aan het historische plaatsje Deadwood (wereldwijd bekend dankzij de gelijknamige HBO-western), het epicentrum van de Amerikaanse gold­rush, is de tijd aangebroken voor de ware reden van mijn bezoek: de jaarlijkse Buffalo Roundup in Custer State Park, dat een van de grootste bizonkuddes in de Verenigde Staten huisvest. Eenmaal per jaar wordt die kudde – ongeveer 1500 stuks groot – uit de heuvels gedreven richting de ‘kraal’, waar de bizons gebrandmerkt, gevaccineerd, verkocht of geslacht worden om de populatie in toom te houden. In heel Amerika is er maar één plek waar zo’n spektakel door bezoekers aanschouwd kan worden en dat is hier in Custer.

‘Nothing to see here, folks’, 
lees ik op een internetforum over de beide Dakota’s, 
North en South.

Plots is het dus zover, op de laatste vrijdag van september. Nog voor het ochtendgloren komen de uitverkoren cowboys en cowgirls samen – uitgedost in prachtige cowboykledij, zweep in de aanslag – om samen te bidden, instructies in ontvangst te nemen en er vervolgens op uit te rijden naar verschillende hoeken van het park. Tientallen pick-uptrucks volgen de ruiters en beschermen hen, indien nodig, tegen een bizonaanval. ‘Of er weleens zware ongelukken zijn gebeurd? Zeker weten! Ik was zelf ooit het slachtoffer. Dat was in 1972, als ik me niet vergis’, ­vertelt de 88-jarige Bill Lantis, die alle edities van de Buffalo Roundup meemaakte. Bill is met recht en reden een lokale legende. ‘Ik verloor toen zelfs een lichaamsdeel’, en hij wijst naar zijn kruis. Ach, een teelbal meer of minder, daar ligt een echte cowboy niet wakker van. ‘Ze hadden een doek over me gelegd en mijn vrouw ging ervan uit dat ik dood was. Ze verheugde zich al op de tienduizend dollar van mijn levensverzekering.’

Deadwood, wereldwijd bekend dankzij de gelijknamige HBO-serie
Miss Rodeo South Dakota.

Pure adrenaline

Plots word ik naar een van de trucks gesommeerd en moet ik onmiddellijk in de laadbak kruipen. Het spektakel kan beginnen. Na een korte rit door riviertjes en verdorde grasvelden zie ik een handvol cowboys opduiken op de bergkam. Met de nodige jihaa’s en zweepslagen jagen ze honderden bizons op, die over de glooiende heuvels naar beneden stormen, stofwolken veroorzaken en de aarde letterlijk doen trillen. De spanning is voelbaar in de zoele, naar wilde salie geurende lucht. Mijn truck zet de achtervolging in en ik moet me stevig vasthouden aan de laadbak om niet uit de auto te vallen. Vlak naast me jaagt een cowgirl een achtergebleven bizon op, die de verkeerde kant op wil. Ik herinner me plots Bills wijze woorden: ‘You can push a buffalo wherever it wants to go.’ Vrij vertaald: als de bizon er geen zin in heeft, heb je als ruiter weinig in de pap te brokken. Toch lijkt alles van een leien dakje te gaan. De twintigduizend uitzinnige toeschouwers schreeuwen vanaf twee heuvelruggen de cowboys toe, terwijl mijn pick-uptruck de laatste bizons nog een laatste zetje richting kraal geeft. Na een dik uur zit de Buffalo Roundup erop, maar de adrenaline blijft nog lang door mijn aders gieren.

‘Nothing to see here, folks.’ Op weg naar huis denk ik terug aan de bewering over de Dakota’s op dat internet­forum. En aan de bewakingsagente in Chicago die haast niet kon geloven dat iemand een vakantie in South Dakota wilde doorbrengen. Ze moest eens weten.

De surreële landschappen van het Badlands National Park.

Heen en terug

Erheen: Wij vlogen met American Airlines van Brussel naar Sioux Falls met een (lange) tussenstop in Chicago, en terug vanuit Rapid City. Een misschien wel beter alternatief is de rechtstreekse vlucht van Amsterdam naar Minneapolis, van waaruit het nog 3u45 minuten rijden is naar Sioux Falls.

Ter plaatse:
Een huurwagen is een absolute must in South Dakota. De staat is 7 keer groter dan België. Sioux Falls en Spearfish liggen bijvoorbeeld 630 kilometer van elkaar verwijderd. Ik huurde mijn wagen bij Alamo (alamo.be), dat een kantoor heeft in zowel Sioux Falls als Rapid City.

Overnachten: Circle View Guest Ranch: prachtige ranch (met legendarisch ontbijt) net ten zuiden van het Badlands National Park. 
circleviewranch.com.
Spearfish Canyon Lodge: stijlvolle lodge in de prachtige natuur van Spearfish Canyon. 
spfcanyon.com.
Bavarian Inn: de perfecte uitvalsbasis om het Custer State Park en de Black Hills te bezoeken.
bavarianinnsd.com.



Goed om te weten: Voor een bezoek aan de Verenigde Staten heb je een ESTA nodig (esta.cbp.dhs.gov). De volgende Buffalo Roundup vindt plaats op vrijdag 27 september. Het is een gratis evenement dat elk jaar meer dan 20.000 bezoekers trekt. Vroeg aanwezig zijn (parkings openen om 6u15) is de boodschap.
Meer toeristische info over South Dakota vind je op travelsouthdakota.com.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content