Boedapest

Het grimmige naoorlogse verleden lijkt hier lang vergeten. Boedapest kijkt naar de toekomst, en laaft zich daarbij aan de trotse keizerstad die ze ooit was. Laat je betoveren door het licht boven de Donau, de schitterende monumenten, en de heerlijke warmwaterbronnen.

Het grimmige naoorlogse verleden lijkt hier lang vergeten. Boedapest kijkt naar de toekomst, en laaft zich daarbij aan de trotse keizerstad die ze ooit was. Laat je betoveren door het licht boven de Donau, de schitterende monumenten, en de heerlijke warmwaterbronnen.

Boedapest beroept zich op niet minder dan 230 monumenten en ruim zestig musea en galerieën. Het Hongaarse gezegde dat wie hier een gat boort water vindt, geldt trouwens ook voor de hoofdstad: in de ruim dertig thermale baden vloeit dagelijks tachtig miljoen liter uit de warmwaterbronnen.

Boedapest imponeert. Een bewogen verleden zorgde immers voor een indrukwekkend architecturaal landschap, met zowel gotische, barokke als neoklassieke schatten, en een bijna ontelbaar aantal imposante kerken, monumenten en palazzi.

Niet alleen de Turken waren immers geïnteresseerd. De geschiedenis van Boedapest begint al rond de eerste eeuwwisseling, toen de Romeinen zich vestigden aan een vernauwing van de Donau. Ze hielden Aquincum vier eeuwen in handen, tot de inval van de Hunnen, en lieten in Óbuda, op de westelijke oever, een amfitheater, de Hercules Villa en andere met mozaïeken gedecoreerde woningen achter.

Ook de Magyaren, de voorouders van de Hongaren, drukten hun stempel. Ze arriveerden er in 896 en bouwden van hieruit het Hongaarse rijk uit. Hun opeenvolgende dynastieën construeerden onder meer het dertiende-eeuwse koninklijke paleis, nu de thuishaven van het Hongaars Nationaal Museum en andere belangrijke musea, en de sprookjesachtige Mátyás-kerk uit de veertiende eeuw. Haar portalen herinneren aan de hoogdagen van de gotiek.

De voornaamste verwezenlijkingen dateren uit de achttiende en negentiende eeuw, toen de stad onder de Habsburgers een van Europa’s snelst groeiende metropolen werd. Het Oostenrijkse keizershuis trok diverse monumenten in barokstijl op, van het met allegorische figuren beklede stadhuis tot de Sint-Annakerk.

Ze maakten in 1873 ook een einde aan de tweedeling van de stad. Door de natuurlijke waterscheiding heeft de plek echter nog steeds twee gezichten: groen, heuvelachtig en residentieel in Boeda, met het koninklijke paleis en de pittoreske oude stad als trekpleisters, modern en verstedelijkt in downtown Pest op de oostelijke oever.

De Oostenrijkers tekenden een concentrisch plan met brede lanen voor Pest. Nu woont de meerderheid van de twee miljoen inwoners er, een vijfde van de Hongaarse bevolking. Het is in alle opzichten de motor van de stad. Ruim een derde van alle handelstransacties in Hongarije wordt er afgesloten, het is de universiteitsstad en met twaalf concertzalen en twee operagebouwen tevens het culturele hart.

Dankzij de Habsburgers verrezen ook hier talloze, vaak neoklassieke monumenten. De befaamde Kettingbrug uit 1849 natuurlijk, de eerste permanente verbinding over de Donau, maar ook de Hongaarse Academie der Wetenschappen en de imposante Sint-Stefanusbasiliek.

Maar het fraaiste bouwwerk is wel het neogotische parlement uit 1884, opgetrokken na de oprichting van het Oostenrijks-Hongaarse Rijk, naar Brits voorbeeld. Met een lengte van 268 meter en bijna 700 kamers is dit het grootste gebouw van Hongarije.

Bron: Weekend Knack

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content