Op bezoek bij het enige Vlaamse meldpunt voor homo- en transfobie
Gent is het enige Vlaamse politiekorps met een afzonderlijk meldpunt voor homo- en transfoob geweld. Hoe probeert de Arteveldestad de holebigemeenschap te beschermen? Wij gingen op bezoek. ‘Gent is een heel tolerante stad… tot je een tik tegen je hoofd krijgt.’
Nog geen halfuur nadat we het Gentse meldpunt voor homo- en transfoob geweld contacteren, krijgen we medewerker Dieter Dieussaert aan de lijn. ‘Ik antwoord persoonlijk op alle berichten die hier binnenkomen,’ zegt hij nadat we zijn snelle respons opmerken, ‘Hoewel het meldpunt niet voor noodgevallen is, weet je maar nooit of iemand dringende hulp nodig heeft.’
Gent is het enige Vlaams politiekorps met een afzonderlijk meldpunt voor homo- en transfoob geweld. In 2013 verzond het Openbaar Ministerie een omzendbrief over het opsporings- en vervolgingsbeleid van haatmisdrijven. Die kwam er naar aanleiding van een interfederaal actieplan na de dood van Luikenaar Ihsane Jafri, slachtoffer van de eerste homofobe moord in ons land. Sindsdien is de politie verplicht om stappen te ondernemen tegen dit soort voorvallen. Maar nergens staat dat iedere zone een meldpunt zou moeten inrichten. Het Gentse meldpunt is een jaar later, in 2014, opgestart. Sinds de opstart kregen de medewerkers een 45-tal vragen rond homo- en transfobie binnen.
Natuurlijk gaan er niet minder homo’s in elkaar getimmerd worden omdat wij een foto delen met twee mannen die hand in hand lopen.
Toch is de zichtbaarheid van het meldpunt drie jaar later nog steeds beperkt. Begin april lieten ze zich opmerken toen de lokale politie van Gent een foto op haar Twitter-account plaatste. Op het beeld zijn twee mannelijke agenten te zien die elkaars hand vasthouden, uit solidariteit met het Nederlands homokoppel dat met een betonschaar aangevallen is. ‘We proberen op een positieve manier aandacht te geven aan wat we doen. Het probleem is dat wij vaak pas in het nieuws komen als er iets slechts gebeurd is’, vertelt politie-inspecteur Davy Van Slycken. ‘Dit was de eerste keer dat er niet eerst iets ernstigs moest gebeuren voor wij aandacht kregen. Natuurlijk gaan er niet minder homo’s in elkaar getimmerd worden omdat wij een foto delen met twee mannen die hand in hand lopen. Maar het is een belangrijk signaal dat we meegeven aan de holebigemeenschap. Daar gaat het om.’
De dienst, waar we een week later aanwezig zijn, maakt onderdeel uit van de afdeling ‘maatschappelijke zorg’. Daar gebeurt de slachtofferbejegening. In eerste instantie gaan klachten over homofoob of transfoob geweld naar de inspecteurs op het terrein. Pas op het moment dat mensen bijstand wensen, worden de mensen van het meldpunt ingeschakeld. ‘Een deel van de slachtoffers van homo- en transfoob geweld komt bij ons terecht. Maar als die man of vrouw liever steun zoekt in zijn of haar eigen netwerk, komen wij niet tussen’, vertelt politie-inspecteur Kristof Moerman.
‘Het meldpunt zelf is voor niet-dringende gevallen’, vult Davy aan. ‘Bij dringende gevallen, zoals agressie op straat, is het wel de bedoeling dat mensen het noodnummer bellen. Zo kan een ploeg ter plaatse komen en hebben we een grotere kans om de daders te vatten.’ Hoe langer na de feiten, hoe moeilijker het is om iemand op basis van een beschrijving terug te vinden. Zeker wanneer er sprake is van homofoob gemotiveerd geweld. ‘We hebben nog geen camerasysteem in Gent. We moeten al veel geluk hebben dat andere camera’s iets geregistreerd hebben, want getuigen durven vaak niet spreken in dit soort zaken.’
Bende macho’s
Dat veel holebi’s zich geïntimideerd voelen of schamen om over de drempel van het politiekantoor te stappen, snappen Davy en Kristof maar al te goed. ‘Het is volgens mij afhankelijk van hoe ver die persoon zelf staat’, bedenkt Kristof. ‘Als die zelf nog worstelt met zijn of haar geaardheid, dan zal de stap richting politie groter zijn dan bij iemand die al lang uit de kast is gekomen. Hier de stap zetten, ons onthaal binnenkomen, in de wachtrij zitten en je verhaal doen aan een complete vreemde maakt dat moeilijk. Ook al hebben wij een heel toegankelijk loket, toch is dat beangstigend.’
Het aantal homo- en transfobe geweldfeiten is veel groter dan het aantal aangiftes erover. Het is onze prioriteit om dat dark numbernaar beneden te brengen.
Precies daarom kan je ook online een melding doen: ‘Achter je computer stelt niemand vervelende vragen. Je weet dat je antwoord krijgt en gehoord wordt, maar je moet je huis niet uit of je kenbaar maken.’ Het meldpunt probeert dus vooral de mensen die liever niet naar het onthaal van hun commissariaat gaan te bereiken. Dat doen ze omwille van het dark number: ‘Het aantal homo- en transfobe geweldfeiten is veel groter dan het aantal aangiftes erover. Vergis je niet: dat is een bijzonder groot percentage. Er gebeuren heel wat feiten waar wij als politie niet van op de hoogte zijn.’ Vandaar organiseert het meldpunt verschillende bewustwordingscampagnes om ervoor te zorgen dat mensen wel hun weg vinden naar de politie. Op die manier kunnen ze het dark number verkleinen.
Het beeld dat mensen van de politie hebben, helpt in dit soort zaken niet. ‘Wij komen over als een bende macho’s waar je uitgelachen zal worden’, zegt Davy. Bovendien hebben veel burgers effectief al een negatieve ervaring met de politie achter de rug. Dat betreurt Davy: ‘Wij zijn met 40.000 mensen. Dat er af en toe eens iets fout loopt, is normaal in een bedrijf van deze grootte.’ Davy zegt dat het niet moeilijker is om bij de politie uit de kast te komen dan ergens anders. De politie wil een weergave zijn van de bevolking. Holebi’s in het korps zijn dus vanzelfsprekend. Davy is zelf homo en deelt zijn ervaring: ‘Ik heb heel lang getwijfeld om bij de politie te komen. Ik werk nu 10 jaar bij de politie van Gent. Er zijn uiteraard wel wat dingen gebeurd die niet plezant waren. Dan hoor ik bijvoorbeeld dat je ‘het bij mij niet ziet’. Daarmee trap je op mijn tenen hé, ook al is het bedoeld als compliment. Ik had daarnaast ook het gevoel dat ik mij net nog iets vaker en harder moest bewijzen.’
Maar een drama is het niet, zegt Davy: ‘Ik kan mezelf zijn. Daar kies ik ook voor. Ik heb van in het begin duidelijk gemaakt dat ik homo ben, omdat ik na mijn weekend ook graag met mijn collega’s keuvel over wat ik en mijn vriend gedaan hebben of een foto op Facebook wil posten zonder na te denken over wie wat te zien krijgt. Veel mensen zeggen: seksuele geaardheid is iets voor thuis. Daar heb ik begrip voor, maar laat ons eerlijk zijn: ik weet toch ook van al mijn collega’s dat ze getrouwd zijn en hoeveel kinderen ze hebben. Promoten zij daarmee dan ook niet hun heteroseksualiteit? Nee hé. Ik dus ook niet met mijn homoseksualiteit.’
Confrontatie met eigen vooroordelen
Ook interne homofobie kan een reden zijn waarom er geen melding gedaan wordt van homo- of transfoob geweld: ‘Holebi’s vinden het deels normaal dat dit hen overkomt. Ze denken dat het hun eigen fout is, want “ik had maar geen homo moeten zijn”, wat natuurlijk niet klopt.’ Daarom is het zo belangrijk dat wanneer mensen toch de stap durven zetten de politie op een correcte manier handelt: ‘Want als we het dan verkloten, om het lelijk te zeggen, hebben we onze kans om hen te helpen verkeken. Als je een negatieve ervaring hebt met de politie, heb je zeven positieve ervaringen nodig om dat beeld te herstellen. Welke burger heeft er in godsnaam zeven ervaringen met de politie?’
Van een verkeersboete tot fiscale fraude of verkrachtingen, de politie wordt tegenwoordig verondersteld om een basiskennis te hebben van alles. Dat is veel. Om het thema homo- en transfoob geweld mee te geven aan haar mensen, organiseert de politie van Gent dan ook een verplichte opleiding rond diversiteit. Davy heeft net zo’n cursus gegeven aan zijn collega’s: ‘Ik spreek vier uur lang over hoe ze vaststellingen kunnen doen van haatmisdrijven en waar ze zeker op moeten letten. We willen heel praktisch een aantal tips geven. We leren hen hoe je goed luistert en hoe je je eigen vooroordelen leert kennen zodat je geen subjectieve vragen stelt.’
Dat referentiekader is een groot werkpunt, vult Kristof aan: ‘De meeste mensen denken dat ze ruimdenkend zijn tot het heel dichtbij komt. Onbewust is hun werk als inspecteur gekleurd door hun eigen meningen en ervaringen. Het is heel belangrijk dat we ons eigen personeel met zichzelf confronteren. Tenslotte zijn zij het visitekaartje van de politie en beïnvloeden ze het verhaal van het slachtoffer door hun attitude.’
Ze raden ook aan om geen preventieve tips te geven, vervolgt Davy. ‘Collega’s doen dat met de beste bedoelingen: ze willen graag slachtoffers helpen om een volgend misdrijf te voorkomen. Maar dat kan in het verkeerde keelgat schieten. Het komt bij het slachtoffer opnieuw over alsof ze zelf schuld hebben aan wat hen overkomen is. In het verwerkingsproces werkt dat contraproductief.’
In Gent houden daders zich schuil in de buurt van de homocafés. Ze wachten tot een jongen alleen buitenkomt. Dan slaan ze toe.
Dat er gewerkt wordt aan de attitude van de agenten is cruciaal. Wanneer een rechter een haatmisdrijf weerhoudt, is het namelijk niet aan de dader om te bewijzen dat de feiten niet hebben plaatsgevonden. Het is de politie die moet aantonen dat een incident wel degelijk haat, homo- of transfobie als motief had. Niet altijd evident, weet Davy: ‘De gemiddelde advocaat is wel zo snugger om er bij zijn cliënt op te hameren dat ze niet mogen zeggen waarom iets gebeurd is.’
Aan de verklaring van de verdachte hebben ze dus niet veel. Wel zijn er specifieke elementen waar de politie in haar vaststellingen rekenschap van kunnen maken. De scheldwoorden die gebruikt worden letterlijk noteren, bijvoorbeeld. Ook de plaats waar iets gebeurt, is zo’n element: ‘In Gent hebben we weet van daders die, alleen of in groep, zich schuilhouden in de buurt van de homocafés in de Hoogpoort, het Graffitisteegje of het Citadelpark. Ze wachten tot een jongen alleen buitenkomt. Dan slaan ze toe.’
Grenzen aan tolerantie
Omdat de homohoreca in Gent heel geconcentreerd is, vinden de meeste gevallen van homo- en transfobie plaats op de openbare weg in het stadscentrum, waar slachtoffer en dader elkaar kruisen. De daders van fysiek homofoob geweld zijn overigens heel vaak minderjarig. ‘Het grootste deel van daders die fysiek homofoob geweld plegen, is tussen de 14 en 18 jaar oud. Vaak zijn het groepjes jongens, die willen zich graag tegenover elkaar profileren, stoer doen. Zet vier zestienjarigen bij elkaar en de hormonen swingen de pan uit’, legt Davy uit, ‘Zo vonden er een tijdje terug zware feiten plaats waarbij een man op klaarlichte dag door een aantal jongeren onder een auto is gegooid. Die persoon is met zware verwondingen naar het ziekenhuis gebracht.’
Dat Gent de enige stad is met een meldpunt, heeft in ieder geval niets te maken met het aantal haatmisdrijven. Gent heeft geen groter probleem met homo- en transfobie dan andere Belgische steden, besluiten Davy en Kristof: ‘Veel holebi’s kiezen ervoor om in grote steden te wonen en daar loop je vanzelfsprekend meer gevaar om in een risicosituatie terecht te komen. Zijn er problemen in Gent rond homofoob geweld? Ja. Die zijn er. Maar is Gent ineens de gevaarlijkste stad in de wereld voor holebi’s? Neen. We zitten hier niet in de Bronx in New York hé. Toch is elk slachtoffer er eentje te veel. Gent is een heel tolerante stad… tot je een tik tegen je hoofd krijgt. Duizenden holebi’s die nog nooit in aanraking zijn gekomen met homo- of transfoob geweld zullen beweren dat Gent geen probleem heeft. Holebi’s die uitgescholden of gepest zijn, zeggen uiteraard iets anders. Dat is logisch.’
Gent is een heel tolerante stad… tot je een tik tegen je hoofd krijgt.
Tien jaar geleden was het volgens Davy gemakkelijker om als man hand in hand met een man door straat te lopen: ‘Op dat vlak gaan we achteruit, en dat vind ik zorgwekkend, denk ik. De maatschappij is een stuk conservatiever aan het worden. Natuurlijk, je moet dat relativeren: we zijn niet Tsjetsjenië waar homo’s in kampen opgesloten en gemarteld worden. En toch… Als je ook maar een klein beetje krast, krijg je onze laag tolerantie er nog steeds heel gemakkelijk af.’
Kristof kan alleen maar hopen dat de meldingen in Gent dalen, maar met de bekendheid van het meldpunt zullen ze stijgen. ‘Ik denk ook niet dat de politie een mentaliteitswijziging bij de daders kan bewerkstelligen,’ knikt Davy, ‘die utopie mogen we niet hebben.’ Kristof sluit af met een pleidooi: ‘Alstublieft: als je je als holebi bedreigd voelt of in gevaar bent, bel dan meteen de 101. Je moet zo snel mogelijk hulp zoeken.’
Het meldpunt homo- en transfobie van de lokale politie Gent kan je bereiken via in het Algemeen Politiecentrum Gent (Antonius Triestlaan 12, 9000 Gent). Dit kan op werkdagen (maandag t.e.m. vrijdag, exclusief feestdagen) van 9.00 uur tot 17.00 uur. Je kan mailen naar homo-transfobie@politie.gent.be en elke werkdag tussen 9 en 17 uur bellen op het nummer 09 266 67 56. Voor noodgevallen is het nog steeds aangeraden om te telefoneren naar 101. p>
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier