We volgden in Patagonië het spoor van de oude pioniers, en vonden er een ruige, nog onbezoedelde wereld, gegeseld door een niet aflatende wind. En een eenzaamheid die zalft maar ook slaat, zoals een ranchersgezin op gruwelijke wijze ontdekte.

Natuurlijk had ik in het gerestaureerde Sofitel in Buenos Aires kunnen blijven, onder de glazen overkapping die tussen de twee gebouwen werd opgetrokken kijken naar schoon volk. Of bij een glas Malbec mijmeren in de bar-met-bibliotheek. Me ’s avonds laten verwennen door de chef en dan de stad in trekken, espresso’s drinken op Plaza Dorego, een tango gaan zien in Abasto, bars aflopen in Palermo of naar Tigre sporen, om de geur van het water op te snuiven. Maar als ik in Argentinië ben, wil ik naar het diepe zuiden, naar plaatsen waar de wind de kwade gedachten verdrijft die in drukbevolkte steden ontstaan. En waar pioniers hun eigenzinnige levens hebben geleefd. Van outlaws als Butch Cassidy tot wanhopige Welshmen die op zoek waren naar een beter leven.

’s Anderendaags strijk ik neer in Kau Yatun, een hotel in ranchstijl in El Calafate. Het is een beetje aan de sobere kant, want de natuur is hier niet gul met materialen. De keuken is er verrassend goed, Nora Jones zingt bij het ontbijt, maar ik weet dat de Leal op me wacht om me twee dagen tussen de ijsbergen door te loodsen, naar plekken waar niemand komt. Het is een wonderlijk gevoel om traag voort te glijden tussen die drijvende mastodonten, die in kleuren variëren van wit tot blauw. We zijn met veertien aan boord, een zéér internationaal gezelschap : van een Amerikaanse financiële goeroe die er de brui aan heeft gegeven tot een Italiaans-Frans koppel dat alleen ’s zomers op de stranden werkt en verder niets. Tussen de ijsbergen en gletsjers door eten we te veel, drinken nog meer en kletsen. Maar op het eind van de middag kijk ik reikhalzend uit naar een kleine aanlegsteiger, eigenlijk niet meer dan een eenvoudige loopplank, waar we aanleggen voor de nacht.

Iemand heeft Carlos Gardel opgelegd maar ik haast me al op de hellingen naar de kleine, ogenschijnlijk verlaten ranch waarvan de bewoners zes maanden afgezonderd van de wereld met hun koeien leven, dan worden bevoorraad en zich weer in zichzelf opsluiten. De omheining is grotendeels neergehaald, her en der liggen schedels van koeien, runderen rennen rond in het wild. Ik wil het zien om het verhaal te horen van die eigenzinnige familie, maar ik kom te laat : bij één van de vorige aflossingen viel het de traders op dat de vrouw zo vreemd deed, en al snel bleek dat ze zowel haar man als haar beide kinderen twee maanden eerder om het leven had gebracht.

Mythische plek

Als ik weer in de bewoonde wereld kom, neem ik een taxi voor de rit naar het klimmersdorp El Chalten. Voorbij de luchthaven draaien we de legendarische Ruta 40 op, die er nog heerlijk onverhard bijligt, maar niet meer voor lang. Her en der zijn grote machines van wegenbouwers in de weer, die tegen 2007 klaar moeten zijn met hun job.

“Jammer,” zegt Danilo, “de trajecten zullen natuurlijk een stuk sneller kunnen, maar dan krijgen we meer verkeer en dat betekent meer volk.” El Calafate heeft in tien jaar zijn bevolking zien verdrievoudigen en telt nu al 15.000 inwoners. We rijden urenlang door het majestueuze dal met blauwe luchten, al gaat het nooit snel. De doordeweekse Megane Scenic houdt zich kranig op het onverharde wegdek, maar er zitten al twee serieuze barsten in de voorruit. Danilo drinkt maté en haalt anekdotes op over de eerste settlers in het zuiden, en over de tijd toen de schaapeigenaars hun dieren helemaal naar de Atlantische Oceaan brachten en onderweg, zowat om de twintig kilometer, een kleine schuilplaats bouwden. Ik ken het verhaal en ik kijk uit naar het weerzien met Irma in La Leona, een mythische plek.

La Leona is een café-bar-hotelletje dat in 1916 de deuren opende. Reizigers vinden er een bed voor de nacht en gaucho’s zoeken vertier bij een partijtje sortija, waarbij een ring aan een koord doel moet treffen. In het gelagzaaltje staan zes eenvoudige tafeltjes, een houten toog met lemonpie, applecrumble en chocoladetaart, en er is een kleine open haard. Ik kies voor de empannada’s en een koffie, waarop Irma me meetroont naar de keuken, waar haar moeder een konijn aan het klaarmaken is. Irma studeerde vijf jaar boekhouden aan de universiteit, ging in de Grote Stad werken maar keerde uiteindelijk terug naar de afgelegen afspanning waar ze opgroeide en waar ik zo moeilijk weg te slaan ben.

“We moeten verder”, zegt Danilo. “Als de nacht valt, is het echt te gevaarlijk.” Hij heeft gelijk. “Ik kom terug”, zeg ik tegen Irma als ik met tegenzin in de Megane klim.

Paardenpad

De Osteria El Pilar is de realiteit geworden droom van klimmer Marcello Pagani, die in 1987 met zijn vrouw de streek kwam verkennen en verliefd werd op het ongerepte stuk natuur aan de voet van de Chaltèn. Hij liet er een traditioneel Patagonisch huis optrekken, compleet met houten vloer, rood golvend metalen dak, een zithoek met centrale haard en aansluitend een kleine eetzaal met een gloeiend kacheltje. Buiten heersen stevige winden over een landschap van keien, rivieren en boompjes die nauwelijks hoger reiken dan struiken. Wie geluk heeft, kan tijdens een zeldzame opklaring een glimp opvangen van de machtige piramide van de Fitz Roy. De winden komen uit de Stille Oceaan, die achter de Andes-toppen ligt, minder dan vijftig kilometer hiervandaan. Wie zich kan terugvinden in relatieve eenzaamheid, beleeft in El Pilar de tijd van zijn leven. Er is lectuur, er worden stevige warme pulls en hoofddeksels verkocht, er zijn een paar stappersroutes en ’s avonds heerlijke driegangenmaaltijden met pompoensoep en forel.

’s Anderendaags staan buiten drie paarden gezadeld en wacht er een gids die zo uit een film lijkt gestapt. Een uur later steek ik stevig ingepakt op de rug van Nano een rivierbed van keien en snelstromend ijswater over, op weg naar Campo Frail. Het eerste deel van de tocht staat er een ijzige wind, daarna volgen we een pad door het bos dat er behoorlijk geaccidenteerd bijligt, maar de paarden slaan zich daar wonderwel doorheen. Alleen het oversteken van de Rio Electrico gebeurt met grote tegenzin, soms blijft Nano gewoon roerloos tussen de keien staan en mij ontbreekt de ervaring om hem stevig aan te porren. Het Campo is één van de drie basiskampen voor klimmers die de Fitz Roy voor hun rekening willen nemen en wordt bewoond door zwijgzame eenzaten en doorzetters. Na de koffie en een droge hap gaat het hogerop, nu met de wind in de rug, en bijna twee uur later volgen enkele nijdige klimmetjes. We horen stemmen, rook kringelt omhoog tussen de bomen. Onder een geïmproviseerd tentzeil zitten enkele mannen geknield rond een kampvuurtje, de grootste verwelkomt me alsof ik hem al jaren ken.

“Ik heb met eigen handen Osteria Pilar gebouwd”, zegt de 38-jarige Marcello Pagani, een boerenzoon uit Patagonië. Hij heeft met zijn kompanen een asado klaargemaakt die we rijkelijk met Malbec doorspoelen. Daarna ontvouwt hij zijn droom, die begonnen is met de aankoop van een stuk ruige natuur, zo’n 300 hectare groot, waarop hij in de toekomst een klein luxehotel met pakweg tien kamers wil opzetten, dat gezien de weersomstandigheden slechts vier maanden per jaar operationeel zal zijn. “De grond heb ik al, maar niet het geld voor het hotel. Beneden in El Pilar wordt het te druk, hier heerst nog de echte natuur en zullen liefhebbers de rust vinden die ze zoeken. Tenminste als ze een beetje kunnen paardrijden, want zonder paarden kom je nooit tot hier.”

Ik knik, dat laatste had ik zelf al begrepen.

Dichter-bohémien

Mijn zoektocht naar pioniers brengt me enkele dagen later aan de rand van een rivier, waar ik me via een soort kabellift naar de overkant trek, een half uurtje langs de oever stap en dan schuin de heuvels in klim. Pensar Alto, Sentir Hondo, Hablar Claro, staat op de afsluiting, en in de verte hoor ik geblaf van honden. Een goedlachse man met een rood gezicht staat in de deur van een langwerpig bouwsel dat zo te zien zijn beste tijd heeft gehad.

Alejandro Luiz is hier enkele maanden eerder aangekomen en heeft zich tot doel gesteld het huis van Andreas Madsen weer een beetje tot leven te wekken. “Ik haat het lawaai van de stad”, zegt de man, die hier met een minimum aan comfort zijn dagen slijt. Het huis is helemaal uitgeleefd, tegen de muren zijn jutezakken gespijkerd. Maar wie daar even afstand van kan nemen en niet bang is van de eenzaamheid, vindt er een paradijs. Op het oude fornuis roostert Alejandro toastjes die hij met kaas, gedroogde pruimen of avocado belegt, daarna zet hij wat pianomuziek op. Als ik hem complimenteer met zijn kookkunst, lacht hij breeduit. “Ik ben twee keer getrouwd en ik had de keuze. Een derde keer trouwen, of leren koken. Ik koos voor het laatste.” Hij straalt. “Ik heb al sigaren en whisky en straks krijg ik televisie. Wat wil een mens nog meer ? En ik gun mezelf vijf jaar om het museum op te zetten.”

Andreas Madsen was een echte pionier die van ruimte en vrijheid hield. Een wees die op zijn achtste de maatschappij de rug toekeerde, aanmonsterde op schepen en aan het begin van vorige eeuw uiteindelijk in Patagonië belandde, waar hij eigenhandig het huis bouwde waar we ons nu bevinden. Hij schreef er boeken en gedichten, hield er koeien, schapen en paarden, huurde tienduizend hectare land maar had niets in eigendom, kreeg met zijn vrouw vier kinderen. En leefde zijn leven. Twee van de kinderen stierven er jong, expedities kwamen en gingen, kregen onderdak bij de zonderling, die altijd tijd maakte voor anderen. “Hij werd nooit echt volwassen” , concludeert Alejandro. “Hij was een dichter en een bohémien.”

We blijven een paar uur, bladeren met Alejandro in oude boeken, verkijken ons op de vrijgekomen top van de Fitz Roy, klimmen op de helling naar het bescheiden kerkhofje, waar de houten kruisjes staan met een gebladerte uit metaal en een kleine inscriptie : Andreas Madsen 1881-1965 en Fanny Madsen 1881-1950.

“Kom terug als het museum klaar is”, zegt Allejandro bij het afscheid dat moeilijk valt. Maar ik moet verder zuidwaarts. Ik wil voor de avond de Estancia Helsingfors bereiken en volgens mijn info is de laatste 75 kilometer onverhard en zonder huizen.

Zomerverblijf

De weg langs de zuidelijke oever van Lago Viedma is van een adembenemende schoonheid maar bestaat grotendeels uit zand en grint. Het is zonnig en tegen de achtergrond glinsteren de toppen van de Fitz Roy en de Cerro Torre. Ik voel me in bovenbeste stemming na de koffie bij Irma en ben benieuwd naar het optrekje van Alfred Ramström, die zo overweldigd was door de schoonheid van het einde van de wereld dat hij een kleine eeuw geleden besloot om er te blijven. Nu oogt zijn favoriete plekje als een windvrije oase, omringd door hoge bomen die de pionier nog zelf heeft geplant. Het huis is herbouwd, sinds tien jaar is Helsingfors een klein hotel, omringd door duizend hectare natuurgebied waar een handvol gasten uit de hele wereld ’s avonds rondom de haard zitten. Maar wie echt van het leven in zuidelijk Patagonië wil proeven, moet het comfortabele huis uit en de onbarmhartige natuur beleven die het hotel de hele winter in zijn greep houdt, zodat er geen doorkomen aan is.

“Rijdt u paard ?” vraagt Diego, de duivel-doet-al die het hele huishouden bestuurt maar zich als een wat onschuldige paardenknecht gedraagt. Als ik knik, besluit hij om ’s anderendaags met een kleine groep een dagtocht te plannen, waarbij we urenlang over winderige heuvelruggen en door beschutte dalen zullen rijden. Het duurt een tijd vooraleer de paarden gereed zijn, maar tijd speelt hier geen rol en ik onderga de geruststellende gebaren van Miguel als een ritueel waarbij hij de dieren van lappen en schaapsvacht voorziet waarover het zadel wordt aangegespt. En dan demonstreert hij hoe de Argentijnen met één hand de teugels controleren. Ik krijg Broncho toegewezen, die voorzichtig en soms stapvoets de richels afstapt waarlangs we langzaam hogerop klimmen. Uren later, op een plateau aan de oevers van de Lago Azul, voel ik het zweet onder de lange zwarte manen in haar hals staan en denk aan de Argentijn die ik een week geleden in de hoofdstad ontmoette en die me uitlegde dat “dit land gemaakt is op de rug van een paard”. Als we de terugweg moeten aanvatten en Broncho en ikzelf onbegrijpend naast elkaar staan, spreek ik haar nutteloze woordjes van troost toe omdat de rit nog lastiger belooft te worden. Maar de moeilijkheden en de gure wind ervaar ik als een geschenk, net als de stilte, die alleen onderbroken wordt door het ritme van de hoeven van mijn rijdier, dat behoedzaam op de keien enig houvast zoekt. Ik weet niet wat een gecultiveerd man als Diego aan het eind van de wereld komt zoeken en ik vind het ongepast hem daarover te ondervragen. Ik weet alleen dat hij de zomer in Helsingfors doorbrengt en ’s winters in Calafate verblijft, en de uitnodigingen om met vrienden te gaan klimmen meestal naast zich neerlegt.

Ik veronderstel dat hij net als zovelen onder ons op zoek is naar een ander ritme, in een ander soort wereld. Een eenvoudiger leven tegen een natuurlijker tempo, ontdaan van alle franje.

De Reis Weekend Knack reisde met Cosmic Travel naar Argentijns Patagonië. Ideaal daarvoor zijn onze winters, als het in het zuidelijk halfrond zomert. Dan is het in Buenos Aires wel snikheet, maar in Patagonië gewoon lekker, met stevige winden. Cosmic Travel organiseert zowel georganiseerde reizen als à la carte-initiatieven. Vliegen kan met Iberia via Madrid naar Buenos Aires, tijdig boeken is wel noodzakelijk.

Voorzorgen Voor Argentinië volstaat een internationaal paspoort, een visum is niet vereist. Inentingen en inspuitingen zijn niet nodig, malaria is er niet. Zonnecrème is wel een must.

Info Cosmic Travel, tel. 053 645 333 of www.cosmic-travel.com.

Boekingen via de reisagent.

Door Pierre Darge / Foto’s Ppi

Binnen gloeit een kacheltje, terwijl buiten winden heersen over een landschap van keien, rivieren en boompjes die nauwelijks hoger reiken dan struiken.

“Dit wordt een plek voor liefhebbers van rust”, zegt Marcello Pagani. “Tenminste als ze kunnen paardrijden, want zonder paard kom je hier nooit.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content