Hij groeide op in Johannesburg en Kaapstad. In de jaren ’70 werd hij antiapartheidsactivist. Later werkte Dangor samen met Desmond Tutu en Nelson Mandela. Nu is hij in Genève de rechterhand van Peter Piot in de wereldwijde strijd tegen aids. Zijn roman ‘Bittere vruchten’ kreeg de ‘People’s Booker Prize 2004′. Een gesprek met een hoopvol man.

:: Achmat Dangor, ‘Bittere vruchten’, uitg. Cossee, Van Halewijck, 320 blz, 19,90 euro.

Hij voelt zich zeer vereerd omdat Bittere Vruchten in de prijzen viel. Dat had hij niet verwacht. “Toch niet met zo’n moeilijk boek”, zegt hij. “Het gaat over onderwerpen waar mensen liever niet mee te maken hebben.” Het is een moeilijk boek. En niet bepaald één waar je vrolijk van wordt. Bittere vruchten is het verhaal van de persoonlijke strijd van een echtpaar en hun zoon om met hun eigen verleden en dat van Zuid-Afrika in het reine te komen. Ze moeten tientallen jaren van onrechtvaardigheid en onderdrukking leren vergeten : de bittere vruchten van apartheid.

De roman zit erg ingewikkeld in elkaar, met veel verschillende verhaallijnen.

Achmat Dangor : Dat heb ik met opzet gedaan, om aan te geven hoe gelaagd Zuid-Afrika is. Het is geen kwestie van blank en zwart, of van het grote gelijk van deze of gene partij. Het gaat niet alleen om ras of huidskleur, maar om de individuele mens die een plek moet vinden in een complex geheel.

U bent het vleesgeworden bewijs dat er meer nuances zijn dan blank en zwart. Met permissie : in uw fysiek merk ik geen zweem Afrikaans, maar vooral veel Aziatisch bloed.

(minzame glimlach) Veruit de meeste Zuid-Afrikanen die ik ken, zijn zoals ik hybriden, mengsels van heterogene elementen. Mijn afkomst voert terug naar Indonesië, Maleisië, India en Nederland. Omdat zowel mijn vader als ikzelf in Afrika geboren werden en er opgroeiden, noem ik mezelf een Afrikaan, tot grote verbazing van velen.

De apartheid is ingevoerd in 1948, het jaar dat u geboren bent.

Ik heb dus mijn hele leven niets anders gekend. In ’48 is het systeem officieel ingevoerd, maar in de realiteit bestond de rassenscheiding natuurlijk al honderden jaren, alleen had het nog geen naam. Ook voor 1948 bestonden er aparte scholen en een hiërarchie, maar plots kwamen er strenge wetten en reglementen.

Volgens uw cv had u spreek- en publicatieverbod van 1973 tot 1978. Wat had u op uw kerfstok volgens het regime ?

Het liefst hadden ze ons opgesloten, maar in de gevangenissen was er niet genoeg plek voor alle gezagsondermijnende elementen. Daar zaten dus enkel de zwaargewichten. In andere gevallen, zoals het mijne, troffen ze andere maatregelen. Zo mocht ik Johannesburg niet uit. Ik mocht ook nooit meer dan één persoon tegelijk zien. Daardoor kon ik niet meer naar de universiteit, zelfs niet naar de supermarkt of een treinstation. Ze maakten van je eigen huis een gevangenis.

Wat ik verkeerd deed ? Ik was politiek geengageerd geraakt in de tijd dat ik aan de universiteit Engelse literatuur studeerde. Met dertien schrijvers hadden we Black Thoughts opgericht, een verzetsgroep die in townships ging praten en poëzie voorlezen. Dat was ten strengste verboden omdat het beschouwd werd als opstandige propaganda. En we waren echt wel rebels, als volgelingen van Steve Biko, die ons ervan bewust maakte dat we geen tweederangsburgers waren. Black Thoughts was een zeer radicale beweging.

Nee, je hoefde echt niet zwart te zijn om lid te worden van het zwarte verzet. Ook blanken zoals Joe Slovo en Breyten Breytenbach maakten deel uit van het zwarte verzet, dappere mensen die risico’s namen en verboden dingen deden, omwille van hun geloof in solidariteit met de zwarte medemens.

Hoe controleerde de overheid of u zich aan de beperkingen hield ?

Je moest jezelf elke maand aangeven bij de politie en rapporteren over je bezigheden. Als je een nieuwe baan had of verhuisde, moest je dat melden. We moesten voor alles naar de politie en voor alles toestemming vragen. Als je dat niet deed, kwam je op een zwarte lijst, kreeg je boetes of belandde toch in de gevangenis. Ik ben ook een paar keer aangehouden en opgesloten. Het langst voor een week. Een van mijn zussen zat één jaar vast omdat ze lid was van het ANC. Die beweging was minder radicaal dan Black Thoughts, maar had hetzelfde doel : de apartheid afschaffen.

U werkte dertien jaar voor de cosmeticagigant ‘Revlon’. Wat deed u daar met een diploma Engelse literatuur ?

(lacht) Die Amerikaanse multinational kantte zich blijkbaar ook tegen het regime : in Zuid-Afrika was dat het enige grote bedrijf dat dissidenten wilde tewerkstellen. Ik kreeg er een managerstraining. Eerst werd ik packaging engineer. Ik ontwierp doosjes voor lippenstift en flessen voor shampoo. Later werd ik planning manager. Als Revlon me naar het buitenland wilde sturen, moest ik bij de veiligheidspolitie toelating vragen. Na veel gedoe kreeg ik dan een stempel in mijn paspoort : USA only. Of : France only. Van vrijelijk rondreizen was geen sprake. Ik mocht niet eens de grens over naar Swaziland.

Hoe is dat spreek- en publicatieverbod uiteindelijk afgeschaft ?

De maatregel was onuitvoerbaar geworden. In mijn tijd zaten er ongeveer vijfduizend mensen in dat stelsel. Eind jaren zeventig waren het er wel vijftigduizend. De veiligheidspolitie was compleet overbelast en kon de namenlijsten niet meer bijhouden.

Toen was ik trouwens niet meer politiek actief. Want dat moet ik het apartheidsregime toch nageven : het was erin geslaagd mij monddood te maken. Ik had geen tijd om me met iets anders bezig te houden dan met overleven.

In 1986 werd u directeur van ‘Kagiso Trust’, een ngo die was opgericht door aartsbisschop Desmond Tutu om apartheidsslachtoffers te helpen. Later werd u directeur van ‘Nelson Mandela Children’s Fund’. Kende u die mensen persoonlijk ?

Desmond Tutu was mijn directe baas. Ik heb met veel vooraanstaande Zuid-Afrikanen samengewerkt. Met Nelson Mandela kwam ik in contact door mijn zus Jessie, die Mandela’s secretaresse werd na zijn vrijlating. Zodoende werd ik gevraagd voor zijn kinderfonds.

Het belang van Mandela kan niet genoeg onderstreept worden. Hij was een visionair leider. In Zuid-Afrika heeft hij voor iedereen plaatsgemaakt, of je nu zwart, wit of grijs bent, gay or straight : hij schiep voor iedereen de mogelijkheid om te zeggen : “Zo ben ik. En ik mag er zijn zoals ik ben.” Daar ging hij heel ver in. Op een bepaald moment reisde hij naar Oranje Vrijstaat, het laatste bolwerk van de fanatieke Afrikaander ( blanke Zuid-Afrikaanse) nationalisten. Hij ging op bezoek bij Betsy Verwoerd, nota bene de weduwe van Hendrik Verwoerd, de architect van de apartheid, en hij zoende haar op beide wangen. De foto’s daarvan verschenen op pagina één van alle Zuid-Afrikaanse kranten. Maar het was een buitengewoon gebaar. Hij opende het land voor iedereen, reikte iedereen de hand.

U verliet Zuid-Afrika al eens om te gaan doceren in New York. En sinds vorig jaar werkt u in Genève voor UNAIDS. Uw carrière maakt merkwaardige sprongen.

Vindt u ? Er zit nochtans logica in. Afgezien dan van New York. Audrey, mijn Schotse echtgenote, werkte bij de Verenigde Naties. Ik was haar gevolgd en gaf les in Harlem. Een zeer vreemde ervaring : ’s ochtends opstaan en bedenken dat ik niks anders te doen had dan naar school gaan. Ik verveelde me te pletter ! In New York ! Die job was anders, maar mijn overige banen lagen in dezelfde lijn : bij Revlon ben ik manager geworden en dat ben ik gebleven. De oppositie moest geleid worden, de bevrijdingbeweging had mensen nodig zoals ik, de Kagiso Trust en het Children’s Fund hadden ook een manager nodig.

Door die laatste baan kwam ik oog in oog te staan met de aids-epidemie. Ik ontmoette zoveel weeskinderen, zoveel zestienjarigen die een heel gezin overeind moesten houden… Als de kinderen gevraagd werd hoe het kwam dat hun beide ouders zo jong waren gestorven, somden ze de symptomen op. Toen wij die voorlegden aan de dokters, bleek dat het allemaal te wijten was aan één ding : aids.

Hoe komt het dat Zuid-Afrika de ogen sloot voor aids, tot de epidemie ongelooflijke proporties had gekregen ?

Dat is helaas waar. Nelson Mandela heeft ook toegegeven dat hij de impact van aids onderschat heeft. Maar in de jaren tachtig, toen de epidemie begon, ging alle aandacht in Zuid-Afrika naar de politieke strijd. Noch het oude, noch het nieuwe regime besteedde aandacht aan aids, omdat het niet zo eenvoudig te definiëren was als bijvoorbeeld tuberculose. Niet alleen Zuid-Afrika, vele landen hebben aids verwaarloosd. En dat was niet uit onwil, maar uit onwetendheid.

Er rustte ook een zeer zwaar taboe op.

In grote delen van de wereld werd het bestaan van aids genegeerd. President Raegan ontkende zelfs glashard het bestaan van aids. Het taboe rust niet zozeer op de ziekte zelf, maar wel op seks. Het feit dat het hiv-virus seksueel overdraagbaar is, maakte het onbespreekbaar. Het taboe is nog steeds niet helemaal doorbroken, maar dat moet snel gebeuren : de ramp is nu al niet meer te overzien.

Er is al veel veranderd, de laatste tien jaar. Jongeren praten nu openlijk over hiv en aids. In Zuid-Afrika zijn er nu aanplakborden met choquerende boodschappen zoals : If you don’t get it on, don’t let him in. Dat is zeer grof naar Zuid-Afrikaanse normen, maar het brengt wel de discussie op gang.

Nee, mannen houden niet van condooms. Dat is een wereldwijd verschijnsel. In veel culturen zijn mannen zo dominant, dat vrouwen niet eens kunnen onderhandelen over het gebruik van condooms. In de VS zijn zwarte vrouwen de grootste slachtoffers van aids. Waarom ? In Rusland bleef het aantal hiv-besmettingen lange tijd beperkt tot de groep intraveneuze drugsgebruikers. Nu zijn er vooral heterobesmettingen. Waarom ? Alweer : mannen ! Hun mentaliteit moet veranderen. Ze moeten hun verantwoordelijkheid opnemen. Misschien kan ik daarbij helpen door te schrijven over seks.

In ‘Bittere vruchten’ gaat het inderdaad vaak over seks, in vele vormen : verkrachting, incest, oudere vrouwen met jonge jongens, blanke vrouwen met zwarte mannen… Hoe reageert Zuid-Afrika ?

De Afrikaanssprekenden hebben het, tot mijn verbazing, zeer positief ontvangen.

Ik dacht dat die veel conservatiever en preutser waren dan Engelstalige Zuid-Afrikanen.

Dat was inderdaad zo, maar sinds de afschaffing van apartheid zijn ze veel opener en vooruitstrevender dan de Engelstaligen. De kunstmatige waarden en normen die ze vroeger met de paplepel ingegeven kregen, zijn weggevallen. Jonge Afrikaanders zijn zeer dynamisch, zeer actief en veel meer bij de tijd dan de Engelstaligen. Op een bepaalde manier zijn Afrikaanders echte Afrikanen. Ook zij kunnen nergens anders naartoe. Terug naar Nederland, drie- of vierhonderd jaar later : dat is toch ondenkbaar ?

Hoe ziet u de toekomst van Zuid-Afrika ?

Zeer positief. Sinds de afschaffing van de apartheid is Zuid-Afrika bijna zoals elk ander ontwikkelingsland, met dezelfde problemen : werkloosheid, armoede, ongelijkheid, gebrek aan gezondheidszorg. Er is nog steeds een groot verschil tussen arm en rijk, maar minder dan vroeger. Zuid-Afrika heeft misschien wat meer infrastructuur en meer rijkdom dan vergelijkbare landen als Nigeria of Indonesië, maar we hebben tijd nodig.

Het lastige is dat de buitenwereld snel verbeteringen wil zien, maar dat is onmogelijk. Je moet op lange termijn denken en werken. Neem nu huisvesting. De regering wil geen sloppenwijk verbeteren door er water en elektriciteit aan te leggen. De krotten moeten niet verfraaid en verbeterd worden. Ze moeten wég. En dat duurt langer.

Ik begrijp zeer goed dat de regering andere prioriteiten heeft zoals het opleiden van mensen en het scheppen van banen, want dat zijn duurzame, fundamentele verbeteringen. En daar gaat het om.

Hoe groot is de kans dat het de kant van Zimbabwe opgaat, waar de zwarte bevolking de blanke boeren verjaagt en gronden opeist ?

Dat risico heeft altijd bestaan. Nee, volgens mij evolueert de toestand in Zuid-Afrika zeer gunstig. Als je alleen al ziet hoeveel mensen er terugkeren : de blanken die Zuid-Afrika verlieten in de jaren tachtig, komen bijna allemaal terug. Ik ben positief, maar dat betekent niet dat ik niet kritisch ben. Ik denk oprecht dat ‘Bittere vruchten’ vele vragen oproept.

Zoals de werking van de ‘Waarheids- en Verzoeningscommissie’ ? Kun je zoveel onrecht vergeven en vergeten ?

Nee. Want collectief geheugenverlies bestaat niet. Toch kwamen we het slachtoffergevoel snel te boven. We wisten dat we vooruit moesten, dat we alle kansen moesten grijpen en zeker niet mochten blijven zwelgen in zelfbeklag. We hadden en hebben zoveel in te halen. Er is geen tijd om in het verleden te leven. We leven voor vandaag en voor morgen.

Zou u nog in Zuid-Afrika kunnen wonen ?

Jazeker. Audrey weigerde naar Zuid-Afrika te reizen zolang de apartheid bestond. Maar nu… In juli krijgen wij onze eerste baby. ‘ t Is een jongen en we willen dat hij in het nieuwe Zuid-Afrika opgroeit. We gaan terug naar huis en zijn ervan overtuigd dat hem daar een mooie toekomst wacht.

Griet Schrauwen

“Er waren niet genoeg cellen om alle gezagsondermijnende elementen op te sluiten. Daar zaten enkel de zwaargewichten. In andere gevallen, zoals het mijne, maakten ze van je huis een gevangenis.”

“Het slachtoffergevoel `kwamen wij snel te boven. We wisten dat we vooruit moesten en zeker niet mochten zwelgen in zelfbeklag.We hadden zoveel in te halen.”

“Audrey en ik krijgen ons eerste kind in juli. Een zoon. We willen dat hij in het nieuwe Zuid-Afrika opgroeit. We zijn ervan overtuigd dat hem daar een mooie toekomst wacht.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content