“Een gevaarlijke leeftijd” volgt een alleenstaande vrouw van 32 die bang is om niet meer aan een man te geraken. Een hilarische en tegelijk trieste satire op de New Yorkse high society rond de eeuwwisseling.

Tama Janowitz’ ervaringen met de pers zijn niet altijd naar wens geweest, zo blijkt als ze me een ongebruikelijk verzoek doet: “Kun je de antwoorden niet zelf verzinnen? Dat gebeurt meestal toch. Ze luisteren niet naar wat je zegt. Als ik in een interview zei dat ik niet naar nachtclubs ging, schreven ze dat ik wél ging.”

Het verzoek wordt afgewezen en ik opteer voor een gesprek. Maar eerst stuurt Janowitz me haar dakterras op voor het panoramische uitzicht. Dit appartementsgebouw in Brooklyn is met zestien verdiepingen het hoogste in de omgeving. Het terras biedt uitzicht op Manhattan, het Vrijheidsbeeld, de oceaan, grote delen van Brooklyn en Queens, inclusief het ooit befaamde pretpark Coney Island. Janowitz’ echtgenoot Tim Hunt, curator van Andy Warhols nalatenschap, vertelt dat ze voordien in Manhattan woonden en dat Janowitz aanvankelijk niks wilde weten van een appartement in Brooklyn. Maar ze hadden betaalbare ruimte nodig, en Janowitz veranderde op slag van mening toen ze deze plek had gezien.

Als binnen een pilsje is geserveerd, vertrekt Tim met hun vierjarige geadopteerde Chinese dochtertje naar een ander deel van het appartement. Janowitz zit op de bank, met aan de ene kant een slapend hondje en aan de andere kant een speels fret, dat af en toe een slokje bier tot zich neemt. Voorwaar een huiselijk tafereel. En hoewel ze vroeger dus niet het wilde leven leidde dat in de roddelpers werd beschreven, is er kennelijk wel iets veranderd. Janowitz: “Als ik tegenwoordig de gossip in de krant zie, dan ken ik de meeste namen niet eens meer. Dan voel ik me zo oud. Het is beangstigend, ik voel me een vreemdeling op mijn eigen planeet – wie zijn al die mensen, over welke restaurants gaat het?”

Aanleiding voor onze ontmoeting is de vertaling van Janowitz’ nieuwe roman Een gevaarlijke leeftijd, over een alleenstaande vrouw in de betere kringen van New York, die met haar 32 jaar bang is niet meer aan een man te geraken en denkt daarom als een mislukkeling door het leven te zullen gaan. Het is een satire op een bevolkingsgroep in Manhattan rond de eeuwwisseling. De Britse krant The Independent schreef over het boek: “De meest vaardig beschreven morele leegte van New Yorks high society sinds Het vreugdevuur der ijdelheden van Tom Wolfe.”

Tama Janowitz: Ik ken de wereld waarin deze vrouw leeft. Het is niet de mijne, maar ik heb er genoeg van gezien. Ik ken de fancy restaurants en de fancy winkels, ik heb de vrouwen zien lopen op Madison Avenue. Dat deel van New York boeide me, en ik kende verscheidene mensen die daar bij horen. Maar ik kan me niet herinneren waarom ik besloot er een roman over te schrijven. Ik hou helemaal niet van schrijven. Vroeger had ik vaak een idee, en dan begon ik te schrijven, maar na een tijdje vond ik het een slecht idee, en nadien had ik een beter idee en begon ik daaraan te werken, maar al snel vond ik dat ook weer niks. Na een tijdje besefte ik dat er op die manier nooit iets tot stand zou komen, en dat ik dus net zo goed kon doorgaan met dat eerste slechte idee. Inmiddels heb ik zoveel geschreven dat het minder belangrijk is of iets afraakt. Ik begin gewoon, en ik hou ermee op als ik het niet meer goed vind. Soms pas na tweehonderd pagina’s. Dan verdwijnt dat in de la. Ik hoef niet zo nodig iets uit te drukken, een gedachte vorm te geven; die behoefte is er niet. En niet alles wat ik schrijf, hoeft gepubliceerd te worden. Ik schrijf niet veel en ik schrijf niet snel en ik word er niet rijk van. Elk woord is een druppel bloed. Ik schrijf. En daar denk ik verder niet over na.

Vroeger dacht ik weleens: zou ik niet een beroep moeten hebben? Ooit had ik een tijdelijk baantje bij een reclamebureau als artdirector. Dat was een vergissing. Ik was aangenomen omdat ze mijn tekeningetjes wel goed vonden maar ik had helemaal geen opleiding in die richting. Ik kon eigenlijk niks. Dat bleek na een tijdje en ik kon gaan. Toen wist ik dat ik nooit op kantoor zou kunnen werken. Dat ik liever failliet zou gaan. Gelukkig zei mijn moeder: “Als het niet meer gaat, kun je altijd bij mij terecht.” Hoewel ook zij geen geld had. Maar wel een extra slaapkamer. Het is nooit nodig geweest. Als het bijna fout ging, kwam er net een cheque van een blad waarvoor ik een stukje had geschreven. Schrijven is geen vetpot, maar van veel schrijvers is de financiële situatie nooit fantastisch geweest.

Het boek gaat over de weinig benijdenswaardige positie van sommige vrouwen in New York. De enige vrouwen met macht zijn zij die de juiste man trouwden. En: er moet iets mis zijn met vrouwen die alleen leven.

Dat is de houding van veel New Yorkers. Die zien zulke vrouwen als tweederangs wanhopige karakters. Mannen mogen alleen zijn, die hebben hun afspraakjes, die worden uitgenodigd voor party’s. Vrouwen raken in paniek. Ze worden ouder en voelen zich met elke verjaardag meer kansloos. En zodra ze getrouwd zijn, zijn ze meteen “zijn vrouw”. Vrouwen die carrière maken, zijn snel het doelwit van kritiek. Neem Tina Brown, de vroegere hoofdredacteur van Vanity Fair, The New Yorker en nu van Talk. Van haar wordt gezegd dat ze moeilijk is en gemeen. Over haar mannelijke collega’s hoor je dat niet. Krachtige vrouwen zijn krengen. Krachtige mannen zijn krachtig. Veel van mijn alleenstaande vriendinnen denken dat ze iemand moeten vinden. Zolang ze alleen zijn, worden ze niet voor vol aangezien. En zodra ze getrouwd zijn ook niet, want dan zijn ze de vrouw van. En als ze gescheiden zijn, zullen ze hun welstand wel aan hun man te danken hebben. Of aan een erfenis.

In de westerse cultuur was het de afgelopen dertig jaar toch de bedoeling dat je trouwde uit liefde. Love love love.

Dat uitgangspunt is uiteindelijk niet beter gebleken dan de tradities in andere delen van de wereld of in andere tijden. In India en in de Victoriaanse tijd leerde je elkaar pas kennen nadat het huwelijk was gesloten. In zo’n huwelijk kon jaren later een vorm van liefde opbloeien. Dus of het nou begint met een romantische relatie die later uiteenvalt of begint zonder liefde terwijl er later iets moois uit groeit…

Dat westerse idee van liefde en romantiek had ook met de pil te maken. Seks en zwangerschap waren niet meer gekoppeld, trouwen was niet meer verplicht wegens een zwangerschap. Het had de vrouw onafhankelijk moeten maken. Vrouwen van mijn moeders generatie werden ontslagen zodra ze zwanger waren. Dat was nu niet meer nodig. Vrouwen konden een relatie hebben en een loopbaan. Maar in de welgestelde New Yorkse kringen lijkt dat niet het geval. Integendeel, vrouwen lijken zich ontheemder te voelen, meer tweederangsburgers.

Opvallend is ook dat de vrouwen in je boek elkaar steeds als concurrenten zien. Het beeld was toch dat vrouwen meer om elkaar geven en dat mannen elkaar naar het leven staan?

Het lijkt andersom. Mannen concurreren misschien in hun zakelijk leven, maar daarbuiten zijn het kameraden die samen naar sport kijken. Vrouwen halen elkaar voortdurend onderuit. Ik praat nu in algemeenheden. Ik geloof dat het in Europa anders is, dat vrouwen daar niet steeds kijken wie het beter doet, wie dunner is, wie mooiere kleren draagt. Mannen hier geven niet om de laatste mode in zonnebrillen of pakken, hun status zit er niet aan vast.

Als je hier naar bepaalde restaurants of galeries gaat, zie je altijd bij de receptie prachtige jonge vrouwen staan. Die staan daar niet om carrière te maken. Ze zeggen vaak dat ze eigenlijk actrice zijn en het baantje nodig hebben voor het geld. Dat geloof ik niet. De kans dat je het in New York maakt als actrice is extreem klein; dan verhuis je naar Los Angeles, dan ga je een script schrijven. Het heeft er meer van dat ze zichzelf aanbieden op de huwelijksmarkt. Waarom zouden ze anders voor zo’n zichtbare plek kiezen waar veel rijke mannen langskomen?

Het is eigenlijk te gek voor woorden. Dit is een tijd waarin je alles mag zijn – homo, of ongetrouwd met kinderen, of gescheiden met kinderen. Maar een alleenstaande vrouw is hier nog steeds taboe. Het laatste taboe. Als een alleenstaande vrouw binnenkomt op een party, wordt ze gezien als een roofdier of een verkrachter. Getrouwde vrouwen denken dat ze hun man moeten beschermen. Alleenstaande mannen denken dat ze een prooi zijn. In Europa bestaat onder scholieren meer een traditie van uitgaan in groepen. Hier gaan ze op hun dertiende al op zoek naar een partner. Ze willen nog niet echt met elkaar naar bed, maar pijpen is geen punt. Alsof ze al willen bewijzen dat ze een geschikte partner zijn.

Florence, het hoofdpersonage in het boek, zegt dat ze niet is opgeleid om een zelfstandige vrouw te zijn. Is er iets mis met het onderwijs?

Amerikaans hoger onderwijs lijkt vooral te gaan over encyclopedische kennis. Een beetje van dit, een beetje van dat. Je merkt het in gesprekken. Men checkt bij elkaar of bepaalde namen bekend zijn. “Heb je dit gezien? Heb je dat gelezen?” Meer is het niet. Tien jaar geleden ging het over beroemde namen, daarna over beroemde restaurants waar je geweest was, en de laatste tijd weer veel over kunst, of je bepaalde shows al hebt gezien. Dat vind ik wel een verbetering. Vroeger had je van die party’s waar iemand zei dat hij een boek had geschreven, terwijl niemand luisterde, en een ander zei dat hij een tentoonstelling zou organiseren, terwijl niemand luisterde, en de derde had een verre reis gemaakt, maar niemand luisterde. Zodat je dacht: ben ik gek? Waar gaat dit over? Waarom vertellen ze dit? Moet ik ze nu aardig vinden, moet ik onder de indruk zijn?

Sommige recensenten voelden weinig betrokkenheid bij het hoofdpersonage. Was dat ook de bedoeling?

Als schrijver ben ik niet uit op welke reactie dan ook. Ik ben niet bezig met de lezer. Ik wil een verhaal vertellen. Ik kan alleen maar zelf proberen het karakter te begrijpen.

Ik hoopte aldoor dat Florence iets moois zou overkomen.

Dat is aardig maar niet realistisch. Ik zou er een mooi verhaaltje van kunnen maken met een happy end, maar dat zou niet bij haar passen. In deze New Yorkse wereld is dat niet aan de orde.

Het probleem met Florence lijkt te zijn dat ze geen kern heeft waarop haar doen en laten is gebaseerd. Wat is er misgegaan?

Het is een veel voorkomend verschijnsel bij vrouwen. Vanaf jonge leeftijd zijn ze geïndoctrineerd. Het begon al met Barbie. Als je 1.80 m lang was en blond haar had, kwam het allemaal goed. Steeds weer kreeg je het gevoel dat de oplossing lag in ander gedrag. Of in iemand anders te zijn.

Je beschrijft heel gedetailleerd wat Florence allemaal koopt en hoeveel het kost. Waarom?

Ik groeide op in Massachusetts, en belangrijke onderdelen van mijn leven waren wandelen, tuinieren, het buitenleven. In het zomerkamp leerde je bomen herkennen aan de bladeren. In New York wordt je dat afgenomen. Winkelen is wat ervoor in de plaats komt. Zelf ga ik graag naar rommelwinkels en vlooienmarkten. Ik hou van spullen die van iemand anders zijn geweest. Het is alsof er nog iets aanzit van dat leven. Als kind keek ik graag onder stenen om te zien wat voor leven zich daar afspeelde. Nu zie ik in winkels van het Leger des Heils al die kleren, sommige van arme mensen, andere van iemand die chic was maar misschien niet veel geld had. Soms is het alsof je iets kunt ervaren van de levens van de mensen die in die kleren hebben gezeten.

Wat Florence doet, is overigens iets anders. In New York word je gebombardeerd met alles, in de etalages, in de bladen waar je overal tegenaan loopt. Het is een voortdurende hersenspoeling. De verkoop van illusies. Ik ben er wel gevoelig voor. Dat je in een prachtige winkel die prachtig verpakte lipstick ziet liggen waar nog niemand aangezeten heeft. En je denkt onwillekeurig dat je door de aanschaf iets meekrijgt van een andere wereld. Om steeds weer te merken dat het niet werkt. Het is pure verleiding, waar miljarden aan uitgegeven worden. Maar ik heb geleerd. De lipstick die bij Bergdorf twintig dollar kost, ligt bij de drogist voor drie dollar. Dus als ik nu per se lipstick wil kopen, dan ga ik naar de drogist. Dan kost de teleurstelling niet zoveel.

Een deel van het boek speelt zich af in de Hamptons, een strandrijke streek ten oosten van New York waar “iedereen” in de zomer wil zitten zodat het er overvol is. Begrijp jij waarom men daar naartoe gaat?

Je hoort steeds dat mensen naar het strand en de zee willen, maar eenmaal daar komen ze die grote huizen niet uit. Ze gaan niet naar het strand want het is te heet en te zanderig en er staan te veel auto’s geparkeerd. Ik begrijp best dat je de stad uit wilt, maar in de Hamptons ben je niet de stad uit. Mensen gaan van de ene cocktailparty naar de andere, net als in de stad. In die Range Rovers, bumper aan bumper, tegen twintig kilometer per uur.

Florence gebruikt crack, en je beschrijft haar gevoelens in detail. Heb je er ervaring mee?

Ja, ik ben een verslaafde. Grapje. Nee, dat heb ik nooit gebruikt. Maar ik kan me er wel iets bij voorstellen. Een hevige behoefte aan chocolade bijvoorbeeld. Of een koekje nemen en er dan per se nog een willen, en nog een. Ik heb wel ooit cocaïne gebruikt, en daar beleefde ik geen greintje plezier aan. De volgende dag had ik zelfmoordneigingen. Ik hoefde niet nog een keer, maar ik kon me heel goed inbeelden hoe het is als iets de controle overneemt. Ik heb wel vrienden die aan de cocaïne verslaafd zijn, maar die vertellen daar niet zoveel over.

Klopt het dat je 42 jaar bent?

Blijf raden. Ik praat niet over mijn leeftijd. Vrouwen worden er nog steeds op beoordeeld, mannen niet. Het is alsof iemand een paard keurt op de markt.

Tama Janowitz, Een gevaarlijke leeftijd. De Bezige Bij, 324 blz., 699 fr.

Jim Schilder / Foto’s Bart Michiels

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content