Zolang ik leef, moeten nieuwe dingen komen aanwaaien, dingen die mij beheksen en waarover ik alles wil weten want als ik niet meer behekst word, kan ik evengoed dood zijn. Na de scheermessen, de sterren en de planeten, de dieselmotoren en de ontembare vrouwen heeft een meer bescheiden passie bezit van mij genomen : de vulpen, in het Engels feestelijker fountain pen genoemd – hoewel fountain in dit geval niet fontein maar reservoir schijnt te betekenen.

Mijn voorkeur gaat uit naar fonteinpennen uit voorbije tijden. Deze woorden, bijvoorbeeld, vloeien uit de punt van een Pelikan 400NN, vervaardigd ergens achter in de jaren vijftig. Groengestreepte body, clip in de vorm van de bek van de gelijknamige vogel. Model dat ‘sigaarvormig’ wordt genoemd, wat mij een oogwenk terugvoert naar het Witte Huis en het gedartel van Bill Clinton en Monica Lewinsky.

Noem het ouderwets of uitdovend, mij geeft het een bijna zinnelijk genot om de punt van deze Pelikan over het papier te laten glijden en daar de inkt te zien opdrogen. De zachtheid waarmee dat in zijn werk gaat, valt in niets te vergelijken met de onbeholpenheid van een kogelpen of het geratel van een toetsenbord, dat – onder de vaardige hand van collega Griet Schrauwen – klinkt als een mitrailleursnest in de straten van Aleppo.

De Pelikan, daarentegen, schrijft met een genade die je terugvoert naar voorbije tijden, waarin weliswaar niet alles beter was, maar toch het een en ander. Tijden waarin er nog cadeaus werden geschonken, in plaats van Bongobonnen. Tijden waarin een beetje man altijd een kam op zak had. Je kon je op om het even welk moment van de dag verplaatsen, ongehinderd door Litouwse vrachtwagens met kale banden. Je zei Jan en ik, in plaats van ik en Jan.

Maar om bij de 400NN te blijven : die werd mij voor een zacht prijsje toegestuurd door een Nederlandse slager. Desgevraagd liet hij weten dat de vulpen aan zijn tante heeft toebehoord, een lerares Engels die een jaar of elf geleden is overleden en op haar pen altijd erg zuinig was. Het is uitzonderlijk dat ik dat weet ; bij de meeste exemplaren in mijn aangroeiende verzameling tast ik in het duister over de bureaulades en handtassen waarin zij vertoefden ten tijde van, zeg maar, de onafhankelijkheid van Congo of het schielijke overlijden van Godfried Bomans. Ze kunnen aan wethouders toebehoord hebben, aan moordenaars of aan schrijvers die nog in de schaduw wroetten. Allicht zijn er woorden mee geschreven als kavel, kadaster of confrater. Misschien ook testamenten, hartsgeheimen, afscheidsbrieven en doodvonnissen.

Ooit heb ik een jonge vrouw gekend wier intiemste fantasie het was woorden op de rug van haar geliefde te kalligraferen, zwierig en stilzwijgend, om na de feiten de tekst ongelezen weer uit te wissen. Veelkleurig zijn de buitenissigheden van de menselijke psyche, maar van alle dingen die ik al gehoord heb, van de frotteuristen tot de apotemnofielen, vond ik dit zachte beschrijven van ruggen een der sympathiekste. Het was een behandeling die je je graag liet welgevallen. Weinig dingen schenken zoveel welbehagen als een penseel of stift liefkozend over je huid te voelen glijden.

Soms vraag ik mij af: wat zou zij toen geschreven hebben ?

Prettige woorden misschien, zoals formol, kapelaan of paranoia, want woorden kunnen prettig zijn ondanks hun betekenis. Zoals ook de bessenglasvlinder, die mij onlangs vanuit de coulissen van Van Dale tegemoet kwam gefladderd – al bleek dit specimen minder idyllisch dan zijn naam liet vermoeden. “Tot de motten behorend insect, dat parasiteert op de aalbes”, verklaarde het woordenboek mij nader, met toevoeging van het gewichtige Sesia tipuliformis. Dat vond ik precies het soort woord om, tussen tulpen en parende vlinders, een keer of zeven op een gewillige huid te schrijven, geurend naar de langverwachte zon.

JP.MULDERS@SKYNET.BE

DOOR JEAN-PAUL MULDERS

ALLICHT ZIJN ER WOORDEN MEE GESCHREVEN ALS KAVEL, KADASTER OF CONFRATER. MISSCHIEN OOK TESTAMENTEN, HARTSGEHEIMEN, AFSCHEIDSBRIEVEN EN DOODVONNISSEN

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content