Ik was ‘geprogrammeerd’ om architect te worden. Toen ik zeven was, schilderde ik al in het atelier van mijn moeder. Kort daarna maakte ik een eerste plannetje dat ik naar Le Corbusier stuurde. Ik kreeg nooit antwoord.

Mijn ouders brachten mij zin voor nieuwsgierigheid bij. Vader was ingenieur en moeder kunstenares, ze hebben me streng maar liefdevol opgevoed. Ze waren heel inspirerend, we bezochten musea en reisden veel.

Was ik geen architect geworden, dan zou ik schrijver of dichter zijn. Ik schrijf als een ingenieur, een beetje stijf en met korte zinnen. Schrap graag overbodige woorden. Ik hou van een wat droge en nauwkeurige taal, maar ben geen minimalist. Ik schrijf trouwens altijd in de tegenwoordige tijd, dat is directer.

Ik schets nog steeds met potlood. Dat, een rekenlat en mijn bril zijn mijn enige werktuigen. Het zijn de dingen die ik nooit mag vergeten als ik op reis vertrek.

Lezen doe ik veel, maar weinig literatuur. Ik ben geabonneerd op zeventig tijdschriften, maar lees over meer dan architectuur alleen, ook wetenschappen boeien me. Onlangs las ik een boek over bacteriën en heb me verdiept in vakliteratuur over champagne, omdat ik een champagnekasteel bouw. Voor de bouw van een crèche las ik over sociologie en pedagogie.

De natuur ervaar ik als levensnoodzakelijk. Als kind woonden we in een bocht van de Leie en later aan het Rode Klooster, dus altijd in het groen. Dat is een luxe.

Een stuk van mijn ziel ligt in Copiapo, een oase in de woestijn van Atacama in Chili, waar ik een project heb gerealiseerd. Een heerlijke plek, op een uur van de Andes en van de oceaan. Daar hoor je trouwens prachtige muziek : incajazz. Woestijnen en oceanen geven je een ongelofelijke ademruimte en zijn allesbehalve leeg.

Waar ook ter wereld kom ik tot rust. Omdat ik nieuwsgierig en leergierig ben, reis ik graag en ontdek overal iets dat het leven relativeert. Het doet je ook herleven. Een trip naar Iran gaf me een enorm positieve schok. De Perzische cultuur is zo rijk.

Inspiratie vind ik overal, soms heel dicht bij huis. Bijvoorbeeld in een oud fabrieksgebouw of in de containerhaven van Antwerpen.

Van mijn studies leerde ik drie dingen : je bent nooit voldoende geïnformeerd, je werkt nooit genoeg en er is niets te ingewikkeld, het komt er alleen op neer hoe je het aanpakt. Dat laatste leerde ik in de States.

Dromen is een kunst. Je moet altijd blijven dromen, maar dat moet je aankweken, anders geraak je het kwijt. Ik heb het meegemaakt.

Ik ben niet speciaal gelukkig als een gebouw afgewerkt is. Wel als ik een oplossing vind. Ik doe geen concessies. Ik luister naar wat de wensen zijn. Daarna zeg ik hoe we het aanpakken.

Duurzaamheid is heel belangrijk in architectuur. Een gebouw moet functioneel zijn en in de toekomst aan nieuwe behoeften kunnen worden aangepast. Een goed gebouw moet minstens vijftig jaar in gebruik zijn. Dat verklaart ook mijn visie op design. Alles wat hier staat, zoals mijn Kewloxkasten, gaat lang mee en staat er over tien jaar nog. Wat goed is moet niet om de haverklap veranderen.

In mijn gebouwen integreer ik graag kunst, maar dat is niet gemakkelijk.

Design daarentegen vind ik antikunst, het is een consumentenproduct. Mijn favoriet zitmeubel is een gewone schoolstoel. Ik hou niet van de hype rond design. In mijn kantoor staan bijna geen designobjecten. Een mooi meubel is een unicum, geen serieproduct. Ik ben zelf ook een maker van prototypes, ik creëer geen prêt-à-porter.

Ingenieur-architect Philippe Samyn (55) leidt een van de meest toonaangevende architectuurbureaus van ons land. Hij won o.m. de architectuurprijs voor een hoofdkwartier voor de Raad van de Europese Unie in Brussel. Info :

www.samynandpartners.be

Piet Swimberghe

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content