OEZBEKISTAN HET HART VAN DE ZIJDEROUTE

Vanaf het paleis geniet je van het mooiste panorama over openluchtmuseum Khiva. © JO FRANSEN

TURKOOIZEN KOEPELS, TORENHOGE MINARETTEN EN TALLOZE MADRASSA’S KLEUREN DE LEGENDARISCHE STEDEN OP DE ZIJDEROUTE. EEN REIS LANGS DE PARELS AAN DE OEZBEEKSE KROON : VAN KHIVA VIA BUCHARA NAAR SAMARKAND.

Tja, Tasjkent is gebouwd op de groei. De hoofdstad van Oezbekistan lijkt een typisch voorbeeld van het vooruitgangsgeloof dat deze voormalige sovjetrepubliek decennia in de ban hield. Royale avenues, afgezoomd met schaduwrijke bomenrijen, leiden het schaarse ochtendverkeer in goede banen. Van het oude Tasjkent, 2000 jaren geleden gesticht, rest niets. Mongoolse invasies en rampen teisterden Centraal-Azië ; in 1963 legde een aardbeving de stad in puin. De wederopbouw zorgde voor een onmiskenbare sovjetfacelift, met congrespaleizen en regeringsgebouwen in pronkerig beton. De vele Lada’s in het straatbeeld (haast elke personenwagen is hier een al dan niet officiële taxi) geven het geheel een nostalgisch tintje, maar heimwee naar het verleden hebben de Oezbeken niet. De beeldengroep ter nagedachtenis van de slachtoffers van de aardbeving is het enige monument uit de sovjetperiode dat na de onafhankelijkheid bewaard bleef. Op straten en pleinen werd midden jaren negentig Lenin van zijn sokkel gesleurd, terwijl binnenskamers partijbonzen hun jas draaiden en een vrijehandelpetje opzetten. Sedert de onafhankelijkheid, in 1991, heeft president Karimov de touwtjes strak in handen. In elke lobby hangt zijn portret, in elk metrostation waakt een politieagent. De ondergrondse architectuur fotograferen is ten strengste verboden, waarschuwt mijn gids terwijl we afdalen in de megalomane metro.

Met hooggespannen verwachtingen trek ik naar Broadway, zoals de locals de verkeersvrije zone in het nieuwe centrum noemen. Enkele vrouwen leuren met suzani’s, wandtapijten versierd met geborduurde granaatappels en geometrische motieven. Schilderachtige markttaferelen en kamelen in waterkleuren herinneren aan het roemruchte verleden, toen Oezbekistan in het hart van de Zijderoute lag, halfweg tussen Venetië en Peking. Maar theatrale gekte valt op dit Broadway niet te bespeuren. Het saaiste voetgangersgebied ter wereld, juicht Lonely Planet ironisch. Meer couleur locale valt er op te snuiven in Chorsu Bazaar, de grootste markt van de stad. Onder een gigantische betonnen koepel verkopen marktkramers alles wat eetbaar is. Groenten, fruit, huisgemaakte nougat, droge vruchten en noten in honing of kandijsuiker, maar ook specialiteiten zoals gezouten abrikozenpitten of zongedroogde yoghurt vormen verleidelijke piramides. In de belendende straten prijzen koperslagers en schrijnwerkers hun waren aan. Centraal in deze volksbuurt ligt de Kukaldoshmadrassa, een nog steeds actieve Koranschool gesticht in de zestiende eeuw. Niet alleen de Koran wordt hier onderwezen, maar ook sterrenkunde, mathematica en geneeskunde. Tijdens de communistische periode dienden de meeste Koranscholen als opslaghuizen en stapelruimtes, maar sedert de onafhankelijkheid worden ze minutieus gerestaureerd, de gevels glimmend als vanouds in blauwe terracotta.

WOESTIJNSTAD

Elfhonderd kilometer naar het oosten, in het grensgebied met Turkmenistan en in de genadeloze Kyzylkumwoestijn, landen we met Uzbekistan Airways in Nukus. Tijdens de sovjetperiode stond deze verboden stad symbool voor de verovering van de woestijn, nu waaien stofstormen door de desolate straten. Katoenteelt bracht tijdelijk welvaart, maar de plannenmakers uit Moskou offerden het Aralmeer op voor het Witte Goud. Door mateloze irrigatie halveerde sedert de jaren 1960 de diepte en verminderde de oppervlakte van het meer tot amper een vijfde, een ecologische ramp zonder gelijke. Uitgerekend hier, in the middle of nowhere, verzamelde curator Igor Savitsky naast regionale kledij en kostbaarheden uit Karakalpakstan een uitzonderlijke collectie Russische avant-garde, na het Russisch Museum in Sint-Petersburg de grootste ter wereld. Schilderkunst die de dogma’s van Stalins sociaalrealistische ideaal niet respecteerde, vond ver van de censuur van Moskou een veilige haven. Toen na de onafhankelijkheid van Oezbekistan de honderden verboden werken voor het eerst in de internationale aandacht verschenen, verbijsterde de Savitskycollectie de kunstwereld. Het Louvre van de Steppe, een staalkaart van alle kunststromingen die aan het begin van de vorige eeuw opgang maakten, ligt nog niet op het vaste toeristische circuit. Het Nukusmuseum heb ik voor mezelf, even leeg als de witte woestijn, waar slechts hier en daar een zeldzame bloem bloeit.

TIRANNEN EN GELEERDEN

We volgen de Amu Darja, in de tijd van Alexander de Grote gekend als de machtige Oxus, nu een schrale stroom meanderend door een te droge bedding. Binnen intacte stadsmuren, tien meter hoog en met een poort in elke windrichting, lijkt Khiva een oase waar de tijd stilstaat. In de verkeersvrije Ichon-Qala (de oude stad) getuigen moskeeën, madrassa’s en paleizen van de middeleeuwse welvaart, te danken aan de karavanen en de slavenhandel. De 57 meter hoge minaret van de Islom Hojamadrassa is de hoogste van het land. De onafgewerkte Kalta Minor, versierd met geometrische tegelbanden in alle tinten turkoois, moest de hoogste van Centraal-Azië worden. Vanaf de top zou je Buchara, 450 kilometer ver, kunnen zien, maar met de dood van de khan stierf ook zijn ambitieuze project. De stompe toren, met een diameter van veertien meter en dubbel zo hoog, is het symbool van de stad. Toch dankt Khiva zijn erkenning als Unesco Werelderfgoed vooral aan het homogene geheel, een openluchtmuseum van elegante gebouwen met blauwe gevels en koepels. Op zondag, als huwelijksstoeten door de straten trekken en een orkest traditionele feestmuziek speelt in de harem van de laatste khan, komt Khiva tot leven. Misschien bezingt de opzwepende accordeonmuziek wel de onsterfelijke Al-Chwarizmi, een plaatselijke wiskundige uit 820. Van zijn naam werd ‘algoritme’ afgeleid, aan zijn meesterwerk danken we de algebra. “Niet enkel goederen of slaven, maar ook verlichte ideeën werden van hier over de hele wereld verspreid”, pocht gids Jahongir Mamatqulov.

Ook Buchara, bij de komst van de Arabieren al één van de grootste steden van Centraal-Azië, roemt zich op een glorieus verleden. Tientallen bazaars transformeerden de oasestad tot één grote markt. Wonderkind Ibn Sina, een Perzisch geneesheer en filosoof (in de middeleeuwen bekend als Avicenna), studeerde er in de tiende eeuw. Eeuwenlang was zijn Canon van de Geneeskunde hét standaardwerk, met de eerste beschrijving van besmettelijke ziekten en een index van honderden medicijnen. Uit die glorieuze eeuw dateert ook het mooiste monument van de regio, het Ismail Samanimausoleum, een briljant bakstenen gebouw met opmerkelijke zoroastrische invloeden. Het delicate baksteenmotief tekent naargelang de stand van de zon wisselende schaduwen op de gevels. Bedolven onder het zand bleef het kleinood de verwoestende invasie van Dzjengis Khan bespaard. Elders in de stad werd ook een twaalfde-eeuws meesterwerk gespaard. “Toen de Mongoolse veroveraar opkeek naar de Kalonminaret viel volgens de legende zijn hoed af”, mijmert mijn gids. “Zijn troepen volgden zijn voorbeeld en uit respect spaarde hij het gebouw.” De stad, met destijds ook een drukke Joodse wijk, is een doolhof van markten, moskeeën en madrassa’s, dikwijls als spiegelbeeld tegenover elkaar gebouwd. In het hart ligt Lyabi-Hauz, één van de tientallen waterreservoirs die de stad leven brachten. ’s Avonds flaneren moeders er met hun kinderen, roddelen mannen onder het mom van een kaartspel, en doen toeristen een terrasje. Maar ik bots er in de lente van 2011 op een bouwwerf. Met man en macht wordt gewerkt om de lommerrijke plek in haar vroegere praal te herstellen. “Binnen een maand is alles klaar”, belooft mijn gids. “Het is de ideale plek om een stadsbezoek af te sluiten met een biertje.”

Onder Timoer Lenk, de nationale held van Oezbekistan, groeide Samarkand vanaf de veertiende eeuw uit tot de hoofdstad van een gigantisch imperium, van Aleppo tot Delhi, van de Kaspische Zee tot de Straat van Hormoez. In zijn geboortestad Sachrisabz, ongeveer tachtig kilometer ten zuiden van Samarkand, getuigen nog enkel de veertig meter hoge ruïnes van zijn zomerpaleis van zijn grandeur. Voor de Bibi Khanymmoskee, de grootste van zijn tijd, voerden honderd olifanten kostbare materialen uit Delhi aan. Voor zijn te vroeg gestorven kleinzoon liet de heerser een uitzonderlijk mausoleum bouwen, een familiegraf waar Timoer rust onder een massieve blok jade. Verspreid in de stad liggen mausoleums en monumenten uit de rijke middeleeuwen, met als parel op de kroon het Registan. Op dit zanderig plein, waar reizigers uit de vier windstreken eeuwenlang handel dreven, bouwden de Timoeriden een symmetrisch geheel van madrassa’s, de ene nog rijker versierd dan de andere. “Ulugbek, een kleinzoon van Timoer en een uitzonderlijk sterrenkundige, bouwde een observatorium én de eerste niet-religieuze madrassa”, vertelt mijn gids. Van Oezbeeks vrijdenken getuigt ook de vier eeuwen later gebouwde Sher Dormadrassa, met afbeeldingen van dieren en mensenhoofden op de torenhoge toegangspoort. In Samarkand kent de islam al sedert Avicenna geen taboes.

TEKST EN FOTO’S JO FRANSEN

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content