Striptekenaars en toekomstfilms hebben ongelijk. Nog een korte aftelling voor een nieuw millennium, maar de moderne man denkt niet aan reizen naar verre planeten. Hij trekt zich terug in bibliotheken, musea en salons. Zit op zijn landgoed te turen naar plaatjes van eenzame nomaden en strikte kostscholen. Klassiek is het toppunt van cutting-edge.

Peter De Potter

Bovenaan de bestelbonnen van designers stonden traditionele, luxueuze materialen als kasjmierwol en fluweel. Ook van de rollen tweed en wangzachte wol bleef geen restje ongebruikt. Verfpotjes en kleurstiftjes hadden ze niet nodig. Een simpel potlood volstond, want grijs was de overheersende toon. Cardigans en dassen alom en rijen driekwartjassen en coltruien. Op papier klinkt het als een omschrijving van geijkte, risicoloze herencollecties, gericht op de smaakvolle zakenman. Maar de manier waarop die toonbeelden van degelijkheid werden geïnterpreteerd, was verrassend jong en hedendaags.

De mannenmode van vandaag houdt zich minder en minder aan de clichébeelden die dicteren hoe een achttien- of een achtenveertigjarige er hoort uit te zien. Degenen die blijven volhouden dat een goedgeknipte overjas enkel past bij grijzende haren en een feloranje plastieken windjack een pukkelkopje vereist, zullen waarschijnlijk nooit het missende puzzelstukje terugvinden.

In haar eerste mannencollectie toonde Jill Sander hoe universeel en intelligent mode kan zijn. Meer dan twee jaar lang broedde ze op proporties en materialen, zoekend naar een mannelijke equivalent van haar uitgepuurde vrouwenlijn. De hooggespannen verwachtingen loste ze schijnbaar moeiteloos in met perfect geknipte kledingstukken ; belijnd in stille, natuurlijke stoffen. Haar rechte broeken, jasjes en parka’s zaten los, maar waren geen millimeter te wijd en de verhoudingen wiskundig juist. Sander vond het goede evenwicht tussen klasse en klassiek en bewees dat minimalisme geen moeilijker woord is voor kil en strak.

Al even sterk was de nieuwe lijn die de andere moderne alchemiste, Miuccia Prada voorstelde. Het huisstijl-nylon werd aangevuld met zware, wollen stukken. Stugge loden werd verknipt tot kaarsrechte, korte parka’s. Nieuw waren de invloeden uit de upper-class sporttakken zoals de jacht en de ski, en militaire details in het breigoed. Het geheel oogde krachtig en scherp maar zachter en nostalgischer dan voorheen. Zelf noemt ze het the renewed masculine vanity, aristocratisch en trots, individueel in plaats van bange bourgeois. Beide collecties werden gedragen door piepjonge, magere jongens en in die ontwerpen leken ze een verheven, nieuwe orde. De collecties van beide vrouwen spreken over transformatie en gevoelens en ondanks hun streng voorkomen zijn het uiterst communicatieve, uitnodigende silhouettten.

Jeugdige mannequins ook op de debuutshow van Raf Simons. Onder het kritisch oog van de internationale modepers verschenen ze in schooluniformen, grijze V-truien, grove overjassen, sweatshirts met een embleem van een universiteit erop en afgetrapt schoeisel. De broeken vielen wijd en tot over de hiel van de schoenen, dan weer was een klassiek grijs broekje met ingestreken plooi afgeknipt onder de knie. Simons vulde leren motorjekkers en gatentruien aan met gespikkeld tricot of met hoge coltruien met zijn monogram in de nek. Consequent liet hij elk kledingstuk met rust en veranderde deze relikwieën uit de tienerkamer enkel in de lengte om een lang en ingesloten silhouet te bekomen. Alles leek zo vertrouwd en herkenbaar dat je ging staren in plaats van kijken, als in een visuele mantra. Na afloop barstte de zaal in een luid applaus los, een teken dat zijn tieners luid en klaar gehoord zijn.

In heel wat collecties bemerkte je een zucht naar luxe en verfijndheid maar het fatterige en hedonistische werd zorgvuldig vermeden. John Rocha bracht een collectie die alles meehad om te vervallen in een dandysfeertje, maar zijn fluwelen ruiten, zijden dassen en satijnen stoffen met Chinese motieven hoorden toch veeleer thuis in een grootstad dan in een achterkamer vol opiumdampen. Donna Karan had het over Sensual Journeys en maakte vloeiende pakken en lange, kimono-achtige mantels. Romeo Gigli heeft al langer een patent op dat stijltje, maar wist niet echt te overtuigen met zijn mix van ribfluweel, madras en tie-dye. Hoewel etnische invloeden elke winter terugkeren, bleef het daar niet bij.

Een regelrechte hit was de show van Dries Van Noten die reisboeken over Azië en Pakistan had gelezen. De volledige lijn was in donkere, effen kleuren gedoopt, van vuilblauw en groezelig bruin over mat roest tot jawel grijs. Bijna alle kledingstukken waren oversized, bezet met grote zakken en aan de gezichten van de modellen te zien, zalig om te dragen. Het tricot werd simpel en grafisch gehouden met uitvergrote, gestileerde motieven en een geduldig iemand had de schoenen volgeslagen met kleine, koperen studs. Hier en daar fonkelde nog een gouddraad of een blinkende, Indische sjaal maar vooral de prachtige, wijde legerbroeken, de simpele, gebreide cardigans met een flinke rits en de gewatteerde, doorstikte jassen deden de wijzer van uitstekend naar ijzersterk doorslaan.

De tweede collectie van Wim Neels was opnieuw klassiek opgebouwd en eenvoudig, maar vooral knap van kleurgebruik. Goed afgemeten doses bruin, oker, kaki en grijs in truien en klassieke hemden ; verder hingen er blousons met een uitgebreide camioneurskraag, een variatie op een lamatrui in bedrukt tricot en jasjes met een teddy voering.

Ook Giorgio Armani zette een zelfbewuste man neer met glanzende hemden, fluwelen sjaals en strakke pulls op rechte broeken. De blazers knipte hij dicht tegen het lichaam in aaibare kasjmier en stretch jersey. Zijn smoking was de mooiste van het hele seizoen : fluweel met een kraag in wol, bruin en grijs tegen elkaar gelegd. Versace had zachte tweed mantels met een voering en kraag in dekenstof met een Schotse ruit, en dunne pulls met uitsnijdingen op de borst of aan de hals.

Het Italiaanse Victor/Victoria zit in gedachten op een New Yorkse loft naar bekraste vinylplaatjes te luisteren, maar maakt nette kleding met degelijke, mooie materialen. Ze slenteren voorbij : een wollen milletjas, een duffelcoat in petroliumblauw en te grote bruine, leren jekkers. De aanpak is kenmerkend en alom aanwezig : dure stukken gedragen als een tweedehands jeansvestje, zonder poespas.

Onderhuids gensteren is niet aan iedereen besteed : Dirk Bikkembergs eerde het olympisch ideaal met een lineair, grafisch silhouet. Het lichaam bleef duidelijk, hoe bedekt het ook was. Fluo oranje doorkruiste de kabeltruien, de stretch broeken en de sobere pakken in grijs of donkerblauw, een metalen dasknoop onder de opgeheven kin.

Gucci toomde zijn flink geïmiteerde glamour-look wat in en pakte uit met een fluïde, los beeld. De broeken zaten strak om de heupen maar flodderden los om de benen, eerder een matrozenbroek dan een fly-away. Los gebreide kasjmier truien erop en verder fluwelen pakken in donkere nachtkleuren met het oude logo erin verweven. De boomlange modellen hadden vochtige, roze lippen en sluik vallend haar en keken verleidelijk de zaal in nog voor een fotograaf flitste.

Ontwerpers die zich ostentatief op het jongere publiek richten, moeten uitkijken. Trends en de stijlcodes veranderen sneller dan een tijdschrift ze kan vermelden en om bij te blijven, wordt een collectie beter dagelijks uitgebracht. Grote Amerikaanse sportmerken domineren de kleerkast van de modale, modebewuste teenager en een lycra T-shirt met een bliksemschicht erop is al lang weer uit in de discotheken. Om eerlijk te zijn : het is eigenlijk nooit hip geweest.

Je hoorde inkopers na afloop van het Byblos-defilé morren, anderen dan weer opgelucht zuchten. De Australische Richard Tyler tekende voor de eerste keer de mannenlijn en had blijkbaar zowat alle schetsen van zijn voorgangers van de tekenplank geveegd. In de plaats stuurde hij jongetjes met piekhaar het podium op, in wijde skate-broeken en kleurige trainers. De jasjes hadden smalle schouders en reikten tot op de knie. Echt overslaan deed het niet, één seizoen eerder en het had gewerkt.

D & G, de immens populaire bijlijn van Dolce & Gabbana, had te veel last van kopiisten en haalde alle logo’s van de buitenkant van de kleren en liet ze terugkeren naar waar ze horen. Snowboard was het overheersende thema met nylon, vilten voeringen, Noorse truien en waterdichte stoffen. De bottines kregen hoge zolen en de trainingspakken bleken letterlijk afgeleid van wat de helft van het publiek aanhad. Het geheel oogde sober maar miste de elektriciteit van de hoofdlijn. Ook daarin zat een meer ingehouden toon met eenvoudig, nauw aansluitend breigoed met brede dwarsstrepen, witte katoenen broeken, zwierig gesneden krijtstrepen, en slappe hoedjes en kamerjassen in broeierig luipaard. Het tweetal stelt plagerig sandalen voor de winterdagen voor en bant sokken uit de garderobe.

De Versus-afdeling van het Versacehuis zat regelrecht op de trends. Smalle strepentruien in pluizig mohair, nauwe hemden met een Spaanse danseres als bedrukking, een babyroze cardigan in kasjmier en prachtige patchwork parka’s.

Walter Van Beirendonck voerde een organisatorisch hoogstandje op en liet tegelijkertijd drie onderdelen van de W & LT-collectie op parallel lopende catwalks zien. Even dreigde hij overschaduwd te worden door de geniale hoofddeksels die Stephen Jones speciaal voor de show ineenknutselde. Glittermonstertjes kropen over het haar, ingenieuze apparaatjes deden puntige pluimen ronddraaien en exotische vissen schoten uit de kapsels. Van Beirendonck stormramde terug met camouflagejassen uit bladeren in textiel, vestjes met opblaasbare zakken in de vorm van hartjes en dildo’s, jurken en T-shirts volgens het cadavre exquis-systeem, een reuzendeken dat door één riem horizontaal om het bovenlichaam te snoeren een lange jas werd, transparante hesjes met kindertekeningen en een sterke passage gebaseerd op de vormen en de kleuren van lieveheersbeestjes. Onder de kilo’s styling zat goed doordachte workwear en de sportschoenen met de monstertanden op de hoge zool waren ronduit geniaal.

Comme des Garçons nodigde Alexander McQueen uit als gastmodel en liet zo haar steun blijken aan de laatste die een stok in het hoenderhok durft te gooien. Telkens als de jongen opkomt, krijgt hij een aanmoedigend applaus maar hij geeft geen kik. Deze lijn voor de komende winter deed lente-achtig aan met veel stukken in spierwit of bonte madras en tartan. Alles, dus ook het tricot, was in bias geknipt en aan elkaar genaaid zodat de kabels op een trui scheef over de buik liepen en er onverwachte volumes bovenaan de broeken kwamen te zitten. Het overgrote deel was gewatteerd, net niet plomp. Een tweedelig pak was gevoerd en gedubbeld met dun baalkatoen.

Yamamoto wint de gouden medaille met een collectie waarvan letterlijk elke outfit even sterk blijkt. Onder een plots aanfloepende hemel van honderden witte neonbuizen verschenen een viertal jongetjes met scheve baretten op, een lange sjaal rond de nek gegooid en brede broeken aan. De parade van mannelijke garçonnes ging nog even door met baggy pakken en sjaals met geometrische kleurblokken die net niet over de grond sleepten. Daarna volgden lange, wijde mantels in een soort toile cirée volgeschilderd met bloemen, pakken met het Mondriaan-dambord en stoffen met harlekijnruitjes als de narren in de schilderijen van Picasso. Dan kwamen bolle, pluizige witte hesjes en smalle sous-pulls met handschoenen, wijd uitlopend tot aan de elleboog, in hard gelakt leder. Ondertussen had je net tijd genoeg om de minder opvallende maar zeer ingenieuze vesten, vliegenierspakken en hemden op te merken. De Japanner liet je met een blij gevoel achter, zoveel zin had hij erin gehad.

Vivienne Westwood ziet de modegeschiedenis niet beginnen met de uitvinding van de kleurentelevisie. Voor haar is mode niet zozeer een opeenvolging van stijlen maar een doorgeven van traditie, van weef- en naaikunst, van wetten en regels van elegantie en schoonheid. In haar collecties gaat ze op zoek naar een kwaliteitsideaal en dat vindt ze eerder in de archieven van een museum dan aan de rekken van het grootwarenhuis om de hoek. Haar werk heeft nauwelijks uitstaans met postmoderne créateurs die de steek van Napoleon combineren met een hoogtechnologisch duikerspak in de hoop dat iemand er een statement in ziet. Voor de wintercollectie die ze in Milaan voorstelde, bestudeerde ze de opbouw en de kleurschakeringen van de Renaissance-silhouetten, vereeuwigd op schilderijen en andere kunstwerken uit die tijd.

Voor iemand die steevast lekker gek wordt genoemd, had ze bijzonder veel moeite gedaan om het imposante en het verleidelijke van edele prinsen en rijke koopmannen naar hedendaagse prêt-à-porter te vertalen. Het resulteerde in lange, volumineuze jassen boven maillot-achtige broeken, kostuums in donker fluweel met bolle, gepoefte schouders en sierlijke (nep)bontjassen. De modellen waren volgehangen met oorbellen en halskettingen, liepen statig over het podium en heetten voor een halfuurtje niet Marcus Schenkenberg maar Prins Vaillant. Een geweldige styling voor een collectie die, hoe buitenissig ze ook was, precies hetzelfde verhaal van mannelijke ijdelheid vertelde als veel van haar collega’s.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content