Het is een zaterdagavond in Lissabon en het heeft de hele dag geregend. Echt fado-weer, zegt iemand. Op het podium van de Culturgest in de binnenstad geeft Misia haar ziel weg. Ze staat kaarsrecht, ogen dicht en ze zingt. Af en toe knikt ze naar een van de vijf musici die haar ruggensteunen. En ze buigt naar het bijna religieus meebelevend publiek met een bevreemdende mengeling van pathos en sensualiteit.

Voor haar vierde plaat, Garras dos Sentidos, heeft de Portugese zangeres een contract getekend met het Erato-label, dat voor haar zelfs een sub-label heeft gecreëerd: Detour. De firma gelooft in haar. Tot op het gênante af. De grote baas van het label bouwde ’s namiddags de persconferentie in een protserig golfhotel nabij Sintra zelfs schaamteloos om tot een promotalk. “Het is niet genoeg dat je goed bent,” zei hij, “we willen je verkopen, verkopen, verkopen.” Een aangrijpende zangeres en een indrukwekkend opus verdienen eigenlijk een iets minder bijdegrondse omgeving, dachten wij helaas niet luidop.

Op de persconferentie waren ook de namen van Madredeus en Amalia Rodriguez gevallen en was er gepolst naar enige jaloezie bij Misia. Zij zwoer het af, in alle toonaarden: “Wat ik doe, heeft weinig te maken met Madredeus, maar zij hebben veel voor de Portugese muziek gedaan. En als men in Istanbul weet wat fado is, dan is het dankzij Amalia Rodriguez. Ik ken absoluut geen jaloezie.”

Na het concert trekt de meute naar de João da Praça Fado Club in hartje Lissabon, waar Misia geëerd wordt. Om het halfuur doven de lichten, stapt een krasse tachtiger, een jong meisje of een bejaarde vrouw naar een hoekje van de kamer en zet er, al dan niet begeleid door iemand uit Misia’s orkest, een traditionele fado in, die steevast aan het eind door de hele club wordt meegezongen. Fado, de symboliek is duidelijk, is muziek van en voor het volk. Wat Madredeus en Misia ermee doen, is er een dimensie aan toevoegen, soms muzikaal, soms qua teksten, en het muziek voor intellectuelen maken, wat voor verhitte discussies zorgt tussen voor- en tegenstanders, traditionalisten en modernisten, valse en echte fadista’s. Een dag later zitten wij rond de middag in het hotel waar ook Madredeus (oh ironie) vijf maanden eerder interviews gaf. Vanop het balkon kan men de files contempleren op de langste brug van Europa, die die betreffende zondag wordt geopend. Misia heeft haar zonnebril op. Ze heeft het in de fado-club uitgehouden tot zes uur in de ochtend, maar ze heeft er niet zelf gezongen.

U zei gisteren op de persconferentie dat u eigenlijk álles wil doen om het te maken: foto’s, clips, modellenwerk. U lijkt me meer dan modaal ambitieus en gemotiveerd.

Misia: Gedetermineerd. Als ik beslis om iets te doen, dan doé ik het ook. Niet ambitieus. Tenzij op artistiek vlak: ik wil in de beste omstandigheden kunnen werken met de beste musici in de beste zalen. Maar ik heb nog nooit gedacht: “Ik ga nu een plaat maken waar ik veel geld mee zal verdienen”. En da’s dan ook mijn enige betrachting: uitvoeren wat in mijn hoofd zit. Een voorbeeld: toen ik Garras dos Sentidos concipieerde, wou ik traditionele fado’s koppelen aan literatuur, aan poëzie met name. En ik heb meteen gedacht: mijn god, da’s zo’n serieuze opzet dat ik overal prijzen ga krijgen, maar niemand gaat de plaat ook kopen. Dat ze het toch doen, is voor mij een kleine schok.

Overwegingen als de bekendste Portugese fado-zangeres ter wereld worden, spelen die voor u?

Nee. Amalia Rodriguez heeft die status voor eeuwig en altijd bereikt. Het is ondenkbaar dat iemand ook maar in de buurt zou kunnen komen. Het hoeft daarom niet eens iets te zeggen over de pure artistieke kwaliteiten van eventuele troonopvolgsters, maar over de omstandigheden. Ik geloof dat Gertrude Stein ooit eens gezegd heeft: “Als mijn hond me ’s ochtends niet herkent, weet ik niet wie ik ben.” Ik mag, met andere woorden, de beste zangeres ter wereld zijn, als het publiek me niet herkent en erkent, dan ben ik niets. De omstandigheden waarin Amalia of Piaf konden – moésten – werken, zijn te verschillend. Je kan dat niet herhalen. Ik wil dat ook niet. Ik denk alleen in termen van: wat zal ik volgende keer doen?

En dat is ?

Ze hebben me gevraagd om iets te doen voor de Expo ’98 hier in Lissabon. En wat dat betreft ben ik dan wel erg ambitieus: ik heb een van mijn grote idolen uitgenodigd, de Braziliaanse zangeres Maria Bethânia. Iedereen zei: “Wat zijn de andere mogelijkheden, want Bethânia deelt omzeggens nooit de scène met iemand anders?” Maar dan ga ik koppig door: Bethânia of niets. En vervolgens wil ik dat mijn volgende cd iets minder intellectueel-cultureel is: fado voor de gewone man dus. Al zou het ook kunnen dat ik inga op de aanbieding van de Filharmonie van Galicië om speciale versies te brengen van mijn fado’s.

Bent u misschien bang om té groot te worden?

Wat me nu overkomt, is onverwacht maar niet onaangenaam. Maar ik wil de essentie niet uit het oog verliezen. Ik heb een cd uit, ik praat met mensen, ik geef concerten, maar in mei is de speeltijd gedaan: dan ga ik me weer concentreren op waar het écht om gaat. De mensen van mijn platenlabel hebben me gezegd dat dertien landen geïnteresseerd zijn om de cd meteen uit te brengen. Dat betekent dat ik dertien landen moet “bewerken”. Ik vind dat nogal veel, ja. Ik heb geen secretaresse, geen tourmanager, ik doe alles zelf. Maar goed, als het allemaal te ingewikkeld wordt, dan hou ik één ding voor ogen: ik ben een zangeres. En die moet zingen, voilà.

U fungeert zelfs als chauffeur, begrijp ik.

Oh ja, ik haal mijn musici op, ik rijd hen naar optredens en repetities.

Heeft u er enig idee van waarom deze commotie pas nu ontstaat, bij uw vierde plaat?

Ik heb serieuze problemen gehad met mijn vorige platenfirma, die er niet in slaagde om promotie te voeren of zelfs de cd’s in de winkels te krijgen. Het gaf de indruk dat ik geen succes had in Portugal, terwijl elke zaal waar ik zong uitverkocht was. Anders was ik allang bij mijn moeder in Barcelona gaan wonen of in Frankrijk waar men me aanbidt.

Laten we misschien eens teruggaan in de tijd.

Mijn ouders zijn gescheiden toen ik vier jaar was. Mijn moeder was een Spaanse klassieke danseres, mijn grootmoeder een frivole actrice in musical en vaudeville, mijn vader ingenieur. Ik woonde bij mijn moeder, maar omdat die constant reisde – zoals ik nu-, ben ik eigenlijk door mijn grootmoeder opgevoed. Ik herinner me dat ik als kind gek was op al die theaterkostuums en dat ik de wereld van de fantasie duizend keer liever had dan de realiteit. Toen ik zes was, hebben ze mij in een internaat gestoken en dat was het begin van mijn trieste jaren. Ik was doodongelukkig. Ik begon ook steeds meer te beseffen dat er een groot verschil was tussen de levensstijl van mijn ouders, zodat ik me iedere keer moest aanpassen, metamorfoseren eigenlijk. Maar alles heeft een goeie en een slechte kant: dankzij die opvoeding kan ik me vandaag aanpassen aan elk publiek en me thuisvoelen in eender welke cultuur.

Heeft het u ook littekens bezorgd?

Oh ja, maar dat vind ik niet erg. Ik ben een veelvraat wat ervaringen betreft, ik cultiveer alles, ik gooi niets weg, zelfs de ellende niet.

U wist misschien vroeger al dat u innerlijk verscheurd zou zijn omdat u anders de fado nooit zou kunnen zingen.

Toch niet, want als kind wou ik trapezeacrobate worden. Ik wist pas dat ik zangeres wou worden toen ik een jaar of twintig was. Tijdens een vakantie in Barcelona zei mijn moeder: “Eigenlijk wil ik hier blijven wonen.” Mijn hele wereld stortte in. Ik begon te pendelen tussen Porto en Barcelona. Het is een beetje zoals kinderen die hun ouders pas kunnen appreciëren als ze eerst ruzie gemaakt hebben. Het was verscheurend: ik miste Portugal, maar ik wist dat leven bij mijn vader gelijkstond met een affectieloos bestaan. Ik wist pas wat Portugal was toen ik in Barcelona woonde. Ik wilde dingen eten die je alleen maar in Portugal vindt, ik wou Portugal ruiken, ik wou de kleuren zien, ik hoorde dezelfde vogels fluiten aan beide kanten van de grens en toch hoorde ik verschillen. Ik denk een beetje dat dat het gevoel van fado is: gemis, saudade, een typisch Portugees gevoel overigens.

Iedereen heeft z’n waarheid over de fado, maar wat betekent hij voor u?

Fado gaat terug op het Latijnse fatum, het lot, het noodlot soms, het leven. Het is een instrument om het leven aan te raken en het op die manier te veranderen. Sommigen proberen iets te zeggen over De Grote Gevoelens via films of boeken, ik doe het via de kracht, de verscheurdheid en de intensiteit van de fado. Ik vind dat het leed van het leven bezingen via fado beter door vrouwen gedaan kan worden.

Ik dring aan: u heeft ook al “La chanson des vieux amants” van Jacques Brel gezongen. Voor mij zit daar evenveel fado in.

Oh ja. Ik heb trouwens de proef op de som genomen. Zonder Brel te willen fado-iseren heb ik dat liedje in Portugese fado-clubs gezongen en veel mensen, zelfs fado-zangers, kwamen me onthutst vragen waar ik zo’n mooie fado gevonden had. Sommige chansons overstijgen alle genres en culturen en hebben het alleen over de kern van ons bestaan: liefde, gemis, dood. Ik weet trouwens niet of ik heel mijn leven pure fado wil zingen. Ik kan me best voorstellen dat ik ooit andere platen ga maken. Ik ga tijdens de Expo in het Frans paviljoen iets van Jean Genet doen. Ik ben vooral ontroerd door poëzie, dat is voor mij de essentie: ik wil niet in een keurslijf. En gelukkig merkt het publiek dat: er zijn traditionalisten in Portugal die ook van mij houden, ook al breng ik geen absoluut authentieke fado, bijvoorbeeld qua instrumenten. Maar er zijn net zo goed rockers die én U2 én Iron Maiden én Misia appreciëren. Ik ben nooit uitgenodigd door de fado-gemeenschap om er deel van uit te maken, ik heb m’n weg zelf gevonden.

Men probeert u te slijten, onder andere via stickers op uw cd, als “de nieuwe stem van de fado”. Is die omschrijving meer dan een cliché voor u?

Nee, ik ben daar niet verantwoordelijk voor, ik onderga dat tot het me te veel wordt. Ik heb dus gevraagd die sticker niet meer op de cd’s te kleven. Ik ben niét de nieuwe stem van de fado, noch de nieuwe Amalia Rodriguez.

Ik dacht dat u, op basis van uw image en de sehnsucht die u in- en uitademt, vermoedelijk liever in een andere tijd had geleefd.

Oh ja, in het begin van deze eeuw. Alles wat ik mooi vind, alles wat ik draag, heeft te maken met die tijd. Maar als ik in Japan kom, zegt men dat ik net zo goed in Kyoto had kunnen geboren zijn of in de zeventiende eeuw. Ik heb mijn artiestennaam gekozen omdat ik ooit eens een boek zag waarop deze letters – Misia – mooi gekruld stonden, indrukwekkend minimalistisch, en dat sprak me aan. Pas achteraf heb ik uitgevonden dat Misia in het begin van deze eeuw de muze was van Coco Chanel, Renoir, Verlaine, Stravinsky en veel Parijse artiesten. Ik kon toch moeilijk fado’s zingen met mijn echte naam Susana Maria Alfonso de Aguiar.

Waren er veel harde tijden voor u?

Het is altijd hard als je iets doet met hart en ziel en de mensen er niet voor kunnen kiezen of ze het willen of niet omdat de platenfirma het niet de moeite vindt om dat uit te vinden. Ik heb de Prix Charles Cros gekregen voor mijn vorige plaat, maar niemand heeft ze gehoord. Ik heb zelf het initiatief genomen om met m’n tweede plaat naar Japan te trekken: “Hallo, ik ben Misia, ik heb een plaat gemaakt, bent u geïnteresseerd?”

U heeft een speciale band met Fernando Pessoa.

Ja, maar soms vind ik z’n gewicht te groot. We hebben nog meer dichters en schrijvers in Portugal die de moeite waard zijn, en Pessoa heeft zo’n grote naam dat hij die allemaal verplettert. Dit gezegd zijnde bewonder ik hem inderdaad. Hij was een heel cerebraal mens die eigenlijk niet leefde maar het leven verzon. In zekere zin doe ik dat ook. Komt daarbij dat een multipersoonlijkheid als de zijne niet ver afligt van hoe ikzelf ook in elkaar steek. Om één persoonlijkheid over te houden, moet je er vele andere amputeren en ik heb daar eerlijk gezegd geen zin in. Ik ben verschillende vrouwen, da’s veel gemakkelijker voor mij. Ik ben echt niet ziek (lacht) en als ik al ziek zou zijn, dan zou ik iedere keer m’n catharsis vinden in concerten, niét in platen.

U hebt altijd uw privé-leven grondig afgeschermd.

Wat op dit moment nogal eenvoudig is: ik heb nu namelijk geen privé-leven. Gisteren zei een Portugese journalist: Misia, alstublieft, u moet voor ons blad de deur van uw Parijs appartement openen. Ik zei: “Graag, maar dan moet u me wel de sleutel én een appartement bezorgen, want ik heb niets in Parijs.” Ach, ik heb nog altijd dezelfde vrienden, die me Susana noemen. Het horen van die naam kan trouwens nog steeds mijn hart verwarmen. Een van m’n beste vriendinnen is de vrouw die al jaren mijn huishouden verzorgt. Als ik thuiskom na weer eens een reis in de wereld, trek ik me terug: ik leef thuis als een wezen zonder bestaansreden. Ik ben dan compleet leeg en ik luister naar barok. Een van m’n dromen is dat ik me ooit twee maanden per jaar kan vrijmaken van werk. Aan de andere kant: als ik niet lééf, kan ik geen leven in mijn vertolkingen steken.

Het heeft iets mysterieus u op een podium te zien staan: zwart, ogen dicht, schijnkoud, ik dacht aan Greta Garbo.

Een beetje afstandelijk, ja. Ik hou van afstand omdat je zonder afstand iemand niet kan benaderen. Als je meteen dicht bij iemand staat, leg je het verplichte parcours niet af. In concerten is het net zo: je moet in het begin koel en afstandelijk zijn zodat de mensen even niet weten hoe ze zich moeten gedragen. En gaandeweg kom je nader. Ik heb een passionele relatie met mijn publiek, ik schat hun smaak en intelligentie hoog in en ik neem hen ernstig: ik weet dat ze niet naar me toe komen omdat ik bijvoorbeeld mooi ben, maar omdat ze waarderen wat ik doe. Dus leg ik de lat hoog: voor mezelf én voor hen. Mijn musici verwijten me soms dat ik de mensen niet laat applaudisseren tot helemaal op het einde. Exact: het voorspel is aftasten, pas aan het slot mag de explosie plaatsvinden.

U hebt, zoals Barbara het vertolkte in “Ma plus belle histoire d’amour”, alleen een liefdesverhouding met uw publiek.

Een van de mooiste momenten uit mijn leven was mijn optreden de dag dat Barbara gestorven is. Ik kende haar zo lang niet als Patachou, Piaf of Juliette Gréco, maar hoe meer ik over en van haar las, hoe meer parallellen ik zag. Bijvoorbeeld een moeizame band met onze vader. De mijne is gestorven voor ik hem heb kunnen zeggen wat ik wou zeggen en voor we de affectie tussen ons hebben kunnen herstellen. Ik heb ooit eens gelezen dat er eenzelfde sfeer hangt op mijn concerten als op de hare indertijd. Een échte zangeres zingt zonder stem, maar leeft bij de gratie van interpretatie. Ik hou van Piaf en Callas voor hun interpretatieve kracht, niet per se voor hun stem an sich. Ze hadden alletwee geen gelukkig leven, dat was hun fado. Je kan niet alles hebben: een publiek en een relatie. Als je ongelukkig bent, schrijf je beter en zing je beter. Ach, stemmen. Je kan technische hoogstandjes hebben waarbij de stem gebruikt wordt als een decoratief instrument, maar ik heb stukken meer respect voor zangeressen, zoals Barbara op het einde van haar carrière, die haast geen stem meer hebben en toch nog hun publiek kunnen ontroeren. Men verwijt me overigens dat ik m’n stem niet verzorg. Het kan me niet echt veel schelen. Ben ik eenzaam, zoals Barbara? Il semble que la vie me pousse par là.

Ik dacht dat het een keuze was.

Ik héb het geprobeerd. Een internationale carrière hebben en constant reizen was niet mijn eerste optie in het leven. Ik ben getrouwd geweest, ik heb op verzoek van mijn man mijn artistieke bezigheden op een laag pitje gezet, maar ik was niet gelukkig. Het is trouwens iets wat je niet van iemand mag vragen, weet ik nu. Ik weet ook dat ik niet kan zeggen: “Die jongen is de liefde van mijn leven, ik doe niets meer behalve in zijn ogen kijken.” Ik heb dus geen ruimte in mijn bestaan voor een man. Z’n enige functie zou moeten zijn te zorgen voor le repos de la guerrière en dat kun je niemand aandoen, zeker geen man (lacht). Dus kom ik langzaam maar zeker tot de conclusie dat mijn trouwste minnaar m’n publiek zal zijn.

Ik ben ontroerd door uw tristesse, mevrouw.

Oh, maar ik kan ook gelukkig zijn. Of toch tenminste iets wat in de buurt komt: door te zingen, muziek te beluisteren, bij vrienden te zijn, onverwacht diepe ontmoetingen die in vriendschap uitmonden waar je het nooit verwacht had. En als ik alleen ben. En uiteindelijk zal ik het gelukkigst zijn als mensen zeggen: “Misia, je bent een échte fadista.”

“Garras dos Sentidos” van Misia is verschenen bij Erato/Detour. Er wordt gewerkt aan een of meerdere Belgische optredens in het najaar.

Jacky Huys

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content