Van de vele gratis spektakels in New York is de jaarlijkse marathon een van de leukste. Stel u voor. Neem een wereldstad die normaal barst van het verkeer. Trek een blauwe lijn van 42 kilometer die van de voet van de Verrazano-brug in Staten Island door Brooklyn, Queens en de Bronx kronkelt en eindigt in de vlammende herfstkleuren van Central Park. Verbied op de eerste zondagmorgen van november het verkeer op dit parcours. Los om 11 uur een startschot en voel hoe 30.000 paar voeten uit meer dan 100 landen de brug naar Brooklyn doen trillen. Zorg aan weerszijden van het parcours voor een luidruchtig ontvangstcomité van enkele miljoenen New Yorkers, zelf een amalgaam uit meer dan 150 landen. Giet over dit geheel nog een uitbundige zon, een fikse haren- en rokkenoptillende wind en een cocktail van keiharde muziek, en u krijgt een van de beste raves ter wereld.

Ik ben de marathon al vaak gaan bekijken. Sommige buren maken er een jaarlijkse sport van om met lege vuilniszakken naar de startplaats te fietsen. De marathonlopers beginnen al om zes uur ’s morgens in de kou te verzamelen. De meesten dragen warme kleren over hun loopplunje. Als ze vertrekken, gooien ze die in het gras en openen ze zo een gratis sportzaak voor de plaatselijke bevolking.

Dit jaar ga ik de marathon bekijken vanuit mijn oude stek, Fort Greene in Brooklyn. In neem de subway naar Fulton Street en wandel naar de Brooklyn Academy of Music. Op en rond de trappen van de statige neo-Italiaanse prima donna is het al volop actie. Van de marathonlopers is er nog geen spoor, maar fotografen en televisieploegen staan klaar. Een man vult bekertjes met naar chloor smakend water uit de brandkraan op het voetpad. Tientallen agenten lopen rond tussen honderden kinderen, volwassenen en honden aan de leiband.

Ineens stijgt er gejuich op. Een politiecolonne maakt met loeiende sirenes de straat leeg. “Daar zijn ze!” Het volk gilt en applaudisseert. Een man, gehelmd, met perfect gebeeldhouwde armen, suist voorbij. Hij heeft geen benen. Hij zit in een racerolstoeltje waarvan hij de wielen koortsachtig doet draaien. Hij is de eerste van een contingent van 145 mindervaliden die een halfuur voor de lopers zijn vertrokken. Mensen rond me krijgen tranen in de ogen bij het zien van zoveel verbetenheid. Prijzen zijn er voor rolstoelatleten tot hun ergernis niet bij. De politie houdt hen dit jaar tenminste niet meer tegen om voorrang te geven aan de koplopers.

Ik wandel langs het parcours. Lafayette Avenue. Ik weet letterlijk niet waar eerst kijken. Aan weerskanten staat een schat aan oude huizen en kerken met op elke hoek, zo lijkt het wel, een groezelig kruidenierswinkeltje. Voor een brownstone staat een toren van luidsprekers waaruit Also sprach Zarathustra dondert. Voor een kerk waar gospelmuziek uitwaait, wordt koffie en gebak verkocht. In de voortuin van een houten Victoriaans huis wordt duchtig gedanst op Afrikaanse muziek. Ik wandel verder. Het publiek is nu vooral zwart. Aan nog een andere kerk krioelt het van het volk. Er zit een orkest en een koor van honderd zwarte tieners en een blanke dirigent. Opnieuw loeien sirenes. De mensen roepen opgewonden: “Giuliani! Giuliani!”. “Oei,” denk ik, “als dat maar goed afloopt.” De open antieke wagen stopt. De burgemeester stapt uit en duikt samen met zijn bodyguards onverschrokken in de menigte. Enkelen roepen “boe”. De meerderheid doet echter wat zovelen doen als ze een beroemdheid zien: ze geven hem een hand, raken hem even aan of willen met hem op de foto.

Ik wandel verder. De huizen worden minder imposant, de toeschouwers zijn nu voornamelijk Latino’s. Salsa bleirt uit de ramen. Hier en daar is een tv buitengesleept, luid afgesteld op, wat anders, de marathon. De koplopers zijn intussen voorbijgeflitst. Het parcours loopt nu door een armere wijk, er zijn braakliggende terreinen vol heuphoge afval. Na een flink stuk wandelen begin ik chassidimjoden te zien. Ik nader Williamsburg, een der grootste chassidimwijken ter wereld. De sfeer is hier veel ingehoudener. Zelfs op het kruispunt, waar een handvol Oostenrijkers en joden spandoeken vasthouden tegen de aanwezigheid van Jorg Haider, de leider van uiterst-rechts in Oostenrijk, in de marathon. Er staat veel politie. Een agent in burger naast me is omringd door chassidim. “Ben je zenuwachtig?” vraagt een van hen op een toon die meer een straatjongen verraadt dan een vrome man. De agent glimlacht. “Daar is hij!” roept een Oostenrijker die naast een fotografe staat. Ze spurten hem achterna, maar niemand anders heeft hem gezien. Nog dieper in Williamsburg is iedereen joods. Het wemelt er van klein grut, in kinderwagens, achter de tralies voor de ramen en op het dak van een school. “Hoe heet je?” vragen meisjes opnieuw en opnieuw aan de voorbijlopende massa. Anderen bieden snoepjes aan. Ze juichen telkens als een atleet er een meegrist.

Ik heb tien kilometer gewandeld en maak rechtsomkeer. Volgend jaar doe ik het weer, maar dan eens in de Bronx.

Jacqueline Goossens

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content