JULES DE KEERSMAECKER

De oosterse avond valt snel in Libanon en de antieke ruïnes van de zuidelijke havenstad Tyr worden omspannen door een zwarte hemel, bepoederd met fijne sprankeltjes licht. Daartussen schittert de melkweg, het triomfpad van de oude Fenicische zonnegod Baäl. De maan trekt een lichtend grijze schijf op het donkere oppervlak van de Middellandse Zee. Aan de brede baai wijst het glanzende witte strand de weg naar het naburige Palestina.

Hier speelde de mooie prinses Europa tot ze door de listige oppergod Zeus, ontstoken in mediterrane minnevlam, werd geroofd en overzee ontvoerd naar zijn Griekse berg van wellust. Slaap nu maar, koningskind, vergeet het Grieks geweld en droom van je mooie stad, waar duizenden jaren later de lange rij zuilen van groene marmer ons van de oude stadspoort naar het strand leiden. Het strand waar ooit je broers hun cederhouten schepen tuigden om op zoek te gaan naar hun verdwenen zuster.

Bij hun omzwervingen langs de Noordafrikaanse kusten stichtte een van hen de stad Carthago, de rivale van het oude Rome. Alleen de jongste, Feniks, keerde terug en gaf dit land zijn oude naam : Fenicië, het land der zeevaarders, dat als de mytische vogel Feniks steeds weer uit de as van vijandige vuren herrijst. Feniks heeft zijn laatste rust gevonden in een van de honderden fraaie sarkofagen van de dodenstad, de nekropolis van Tyr, geplunderd en onteerd zoals voorspeld door Ezechiël, de grimmige profeet van Juda : “Jahweh zal uw muren doen slechten, uw torens omverhalen, verdwenen voor altijd, zo zal het volk van Israël geen hinderlijke droom en stekelige distel meer hebben onder de buurvolken die het verachten, ze zullen verkondigen dat ik Jahweh ben, de God der Joden. Wee vorst van Tyr”, (Ezechiël, hoofdstuk 28).

Tweeduizend vijfhonderd jaar na Ezechiël vielen de Israëli’s de ooit zo trotse Zuidlibanese steden Tyr en Sidon binnen en vervulden zijn vloek.

Wat rest van Sidon is het groezelige stadje met de kruisvaardersburcht van Lodewijk de Heilige, de wereldvreemde kruisvaarder die vanuit zijn waterburcht koortsige blikken richtte op het Heilige Land, vlakbij, maar onbereikbaar. De burcht is niet dreigend en donker, zoals de meer noordelijk gelegen Krak des Chevaliers, maar zijn lage wallen in oker en bruin suggereren legenden en sprookjes, vertellen meer dromen dan daden.

Waar in dit stille stadje zijn de rijk beladen karavanen uit Perzië, waar de ijzeren ridders uit Vlaanderen, waar zijn de grote vorsten Saladin en Fakredinne, waar zijn de ceders voor hun schepen, waar de grootheid van weleer ? Armoede en weemoed is wat rest, uitgestald in povere kraampjes langs de straat.

Dit kleine land in de vruchtbare halve maan van het Midden-Oosten ligt op het kruispunt van te veel wegen om veilig door de geschiedenis te kunnen laveren. Een toornige oorlogsgod haalde genadeloos zijn ransel over het land. Zelfs Beiroet, de parel van de Middellandse Zee, de luxueuze hoofdstad van het Zwitserland van de Oriënt werd niet gespaard.

Niemand kon haar redden, deze stad met haar koortsige dagen van het grote geld en haar zwoele nachten van champagne en verleiding. Uit Amerika en Frankrijk kwamen elitetroepen, reddende engelen die met bloedende vleugels weer wegwiekten en de stad overlieten aan redeloos geweld. Vijftien jaren lang, van 1975 tot 1990, heersten over Beiroet de donkere goden van de nacht, obskure milities die in steeds wisselende verbonden vochten tot geen huis meer overeind bleef. Het verschrikkelijke orgelpunt kwam in de wijken Chabra en Chatila waar de uiterst rechtse Falangisten op gruwelijke wijze grote kuis hielden onder de Palestijnse vluchtelingen.

Beiroet vandaag is Dresden 1945 : ruïnes als spiegels van smarten. Het puin, besmeurd met bloed, wordt in zee gestort en er verrijst een nieuwe stad, zonder overwinnaars of overwonnenen, maar enkel overlevenden. De enkele waardevolle Levantijnse gevels die nog resten, worden ingepast in een gigantisch plan voor de bouw van de megalopolis, de nieuwe stad die toch het verleden niet kan doen vergeten. Het doorzeefde monument der martelaren krijgt een tragische symboliek nu het mee herinnert aan de 150.000 doden van 200 maanden bittere broederstrijd.

Ook het “Grand Theatre”, waar ooit Farouk, de dikke koning van Egypte de danseressen kwam begluren, staat er nog en onder het puin stuiten de bulldozers op ongekende archeologische vondsten van het oude Berytus, bedekt met het stof van eeuwen. Door de bouwkoorts lijkt de oorlog er vergeten en niemand wil dat die nog ooit terugkomt. Sinds 1990 zitten de boze geesten weer veilig opgesloten in een kruik en de Syrische grote broer houdt de stop stevig in de klem. Alleen in het uiterste zuiden laten Syrië en Israël nog enkele milities rommelen op een oppervlakte van 40 vierkante kilometer, kwestie van de regio op de gewenste temperatuur te houden. Het probleem van de Palestijnse vluchtelingen is evenmin opgelost, met honderdduizenden leven zij in het arme zuiden van Libanon, waar de invalswegen van de steden worden beheerst door levensgrote afbeeldingen van Ayatollah Khomeiny, die ernstig op de sloppenwijken neerkijkt. Hier liggen ook de Palestijnse kampen, waar het wrakhout der verjaagden is aangespoeld en er zich vastklampt aan de fata morgana van de grootstad. Hier leven de sleutelkinderen, die van hun ouders de oude ijzeren sleutel hebben gekregen van het huis in Palestina dat zij bij hun vlucht voor Israël hebben moeten achterlaten. Zij zijn bereid om zich te scharen achter elke vlag die richting huiswaarts wijst.

Tot voor enkele jaren vormde de fameuze Litanirivier de grens tussen het vrije Libanon en het door Israël bezette gebied. Nu heerst er vrede in deze streken en verbergt het rijke lover een biezonder charmant restaurant. De patron schenkt er een frisse rode wijn uit de Libanese bergen. De mezze zijn overvloedig : een ongebreidelde keuze aan gevarieerde voorgerechten met een overvloed aan zonnige groenten, waarvan je je bedient met een stukje flinterdun Arabisch brood. De bekendste mezze zijn ook de verleidelijkste : de taboulé, een slaatje van peterselie, munt, ui, griesmeel en een snuifje citroen, of de houmous, kikkererwtenpasta met sesamolie, de kwark met pijnappelzaadjes, de kebbé, uiterst fijne sneetjes schapevlees gevuld met graan, de mtabal, een puree van aubergines en sesamzaad, allemaal biezonder lekker en zeker niet zwaar.

De wilde eenden op de rivier komen opgewonden aangepeddeld van zodra zij de restaurantgasten bespeuren : ook zij appreciëren duidelijk de plaatselijke keuken. Al het voedsel komt ofwel uit de smalle, dichtbewoonde kuststreek, ofwel uit de naburige Bekaavallei, die als een enorm oosters tapijt opengespreid ligt tussen de bergketens van Libanon en de anti-Libanon die, parallel met de kustlijn, beide het land van noord naar zuid doorkruisen.

Arme sjiieten bewerken er de rode aarde die toebehoort aan kristenen en soennitische moslims, die ook de eigenaars zijn van de eindeloze keten supermarkten langs de snelweg die dwars door de Bekaa het Syrische Damascus met Beiroet verbinden.

Baälbek is de etappestad in de vallei, waar arme sloebers met hun slordige huisjes het zicht verbergen op het reusachtige tempelcomplex van Baäl, Bacchus en Venus. Plaatsen vol geheimen, waar religieus ontuchtige tempeldiensten eer brachten aan Baäl, de god van het hemelse licht, aan Venus, de godin van liefde en vruchtbaarheid en aan Bacchus, de god van wijn, muziek en mystiek. De zes zuilen van de Baältempel en de biezonder goed bewaarde tempel van Bacchus hebben alles getrotseerd. Iets lager staan de resten van het Venustempeltje, zodat de klassieke goddelijke drievuldigheid uit het Midden-Oosten kompleet is. Aan deze majestueuze tempels bouwden vele Romeinse keizers, van Julius Caesar tot Constantijn. De roze granieten zuilen uit Egypte droegen sierlijke kapitelen, die nu aan hun voeten liggen, gebroken en beschadigd door te veel geweld van mens en natuur. Wanneer je de hand laat glijden over de gepolijste stenen, voel je het subtiele vakmanschap van de arbeiders die hier duizenden jaren geleden met hamer en beitel hun goden eer betuigden.

Hoog bezoek vandaag in Baälbek. Viriele spierenbundels met Ray Ban-zonnebrillen en knellende maatpakken springen uit glanzende limousines. Een belangrijke delegatie van het internationale Rode Kruis bezoekt de ruïnes. Een militaire band verwelkomt de gasten met marsmuziek. Er is een groep dansers en danseressen, het haar zwart als kraaieveren, de donkere ogen fonkelend als messen, de huid het zachte bruin van zuiderse olijven. Het ritme van de blaaskapel vertraagt, de pauken geven de kadans en uit de koperen blazers snerpen plots de oosterse tonen in opwindende herhaling ; de jongens en meisjes dansen met stampende voeten in trotse vitaliteit, de haren los in de wind. Mocht de profeet ooit hebben gezegd dat vrouwenhaar de mannen in verwarring brengt, dan had hij ongetwijfeld deze Libanese schonen voor ogen.

De dansers, de muziek, de boomgaarden, de pijnbomen, de besneeuwde bergtoppen geven aan deze titanische gebouwen een sfeer van geurig bloeiende lentedagen en overvloedige oogsten.

Aan de rand van de Bekaavallei ligt het oude Armeense stadje Anjar. De Armeniërs kwamen hier wonen, op de vlucht voor de vervolgingen in het Ottomaanse Turkije. Het stadje rust er in een hoekje van de vallei, zwanger van nostalgie. De ranke zuilen van Anjar hebben iets onwezenlijks. Deze verdwenen stad die in de achtste eeuw slechts enkele tientallen jaren bestond, werd door een sultan uit Damascus gebouwd aan een reusachtige karavaanhalte met meer dan zeshonderd winkels. Het is er biezonder rustig en stil. De ruïnes van het zomerpaleis zijn licht als de zorgeloze droom van een verlichte vorst : enkele fijne bogen, enkele elegante zuilen in een sprookjeslandschap. In de verte snerpt een wanhopige pauwekreet. Er was eens een mooie prinses die woonde over de besneeuwde bergen van de Libanon…

De bergen van Libanon zijn het gebied van welstellende maronitische kristenen en mysterieuze Druzen, een gesloten sekte waarvan de volgelingen geloven in reïncarnatie. Onmiddellijk ten noorden van Beiroet rijzen de bergketens op. Aan de noordelijke stadsrand zijn er geen afbeeldingen meer van godvrezende oude mannen in lange gewaden, maar reklamepanelen waarop schaarsgeklede dames onze westerse waren aanprijzen : Lucky Strike, Calvin Klein, Christian Dior. Hoe minder textiel, hoe groter de welstand, want tussen Beiroet en het meer noordelijke Byblos verdringen luxueuze postmoderne en moderne buildings elkaar langsheen de kustlijn. Het Monte Carlo van het Midden-Oosten trekt de hele jeunesse dorée uit Libanon aan en op de terrassen van vijfsterrenhotels wordt zorgeloos gedronken, gedanst en gegokt. Hun ouders hebben fortuin gemaakt, ook al eens met de export van verboden vruchten als de “rode Libanon” bekend uit de Nederlandse coffeeshops. Zij aanbidden het Gouden Kalf, niet de God uit de bijbel of de koran, deze geschreven godsberichten die nooit ver weg zijn in dit land met zijn 17 godsdiensten die de kleine 4 miljoen bewoners verdelen. Toen de goden nog spraken, hebben zij in dit land blijkbaar heel wat verwarring gezaaid.

De bijbel ontleent zijn naam aan het overwegend kristelijke stadje Byblos, 40 kilometer noordwaarts van Beiroet. Het stadje beroemt zich op 7000 jaar ononderbroken bewoning, want een 5000 jaar oude stad ligt bedolven onder een opeenstapeling van Fenicische, Griekse, Romeinse, Byzantijnse, Frankische en Turkse ruïnes, afwisselend gebouwd met lichtend marmer en dof graniet. Hiermee verslaat Byblos haar rivale Tripoli, helemaal in het noorden, vlakbij de Syrische grens. De haven van Tripoli dateert uit de tijd van de Fenicische zeevaarders.

Wanneer in 1983 Yasser Arafat daar de roemloze aftocht moest blazen aan boord van de droomboot “Odysseus”, vertrok hij voor een wanhopige omzwerving langs de Middellandse Zee die hem ironisch genoeg liet stranden aan de Fenicische kusten van Tunesië. De Grote Geschiedschrijver houdt wel van een grapje.

Hoog boven Tripoli en zijn middeleeuwse soeks heerst de kruisvaardersburcht van Raymond as Sanjili, Raymond de Saint-Gilles, de ridderlijke graaf van Toulouse, die daar het leven liet in zijn gevecht met Saladin, de veroveraar van Jeruzalem. Beiden waren bereid tot een kompromis, maar aan de twee zijden waren er te veel onverdraagzamen om een verdrag mogelijk te maken. Sinds Saladin overheersen de moslims de stad, terwijl de kristenen de nabije bergen introkken. Langs een kapellekensbaan leiden tientallen madonnabeeldjes, versierd met plastieken bloemen, naar de bergen waar verdrukte en verjaagde minderheden eeuwenlang hun toevlucht zochten. De ravijnen zijn afgezoomd met kloosters, kerken en Levantijnse woningen gebouwd met okeren natuursteen, bedekt met rode daken, de ramen in elegant gotische stijl. Een druivelaar werpt zijn schaduw op het terras, waar de Turkse koffie lekker sterk wordt geserveerd, terwijl een kudde geiten voorbij mekkert. De herder is wel benieuwd om te vernemen waar de effendi’s vandaan komen. “Belgiki ? Ha, Eddy Merk ! ” Eddy blijft onze enige echte kulturele ambassadeur. De herder heeft de hele dag tijd om te mijmeren over dat grijze land aan vreemde kusten met zijn formidabele coureurs en verdwijnt in de natuur, zijn berggeiten achterna.

Eindeloze terrassen met olijf- en fruitbomen trekken kleurrijke en grillige lijnen langs de bergflanken die steeds hoger rijzen, tot de besneeuwde toppen waar de laatste eeuwenoude altijdgroene ceders groeien. De oudste zijn 2000 jaar oud, onbewogen getuigen van zoveel mensenkinderen die kwamen en vergingen. Er resten nog amper 400 van deze koninklijke reuzen die het symbool van Libanon zijn. Nog hoger de bergen in, reikt de meer dan 3000 meter hoge besneeuwde top van de Saouda.

Hier wordt de reiziger, de zoeker en de zwerver een grandioos overzicht geboden van dit kleine bergland, vat van tegenstellingen. Sneeuw en palmbomen, rijke vlakten en dorre streken, frisse bergrivieren en nijpend watergebrek, oude steden en futuristische gebouwen, onredelijk rijk en radeloos arm, het is er allemaal in dit land van kontrasten. Tussen 1975 en 1992 toonde het land aan de wereld hoe verschillen in taal, godsdienst of ras niet moeten worden opgelost. Na deze bittere ervaring kan het nu de droom waarmaken van zijn gevierde en gelauwerde kinderen als de beroemde diva Fayrouz en de Goncourt-winnaar (l993) Maalouf, en verrijst de Feniks weer uit zijn as.

Het doorzeefde monument der martelaren in Beiroet : tragische symboliek.

Van de eeuwenoude ceders, symbool van Libanon, zijn er amper enkele honderden overgebleven.

De Bacchustempel in Baälbek waar ontuchtige erediensten hulde brachten aan de god van de wijn, muziek en mystiek.

In Beiroet worden de ruïnes, spiegels van het menselijk leed, vervangen door een snel groeiende megapolis.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content