Als we de wetenschappers mogen geloven, ligt de droom van menselijke onsterfelijkheid en eindeloze jeugd binnen handbereik. Hoog tijd dus om prominente proffen enkele vragen te stellen. Wat doen we als we honderd vijftig jaar leven? En is een gezegende leeftijd altijd zo’n zegen? Een futuristische reis op de grens tussen wetenschap en sciencefiction.

Ine Renson / Illustratie Jozefien Daelemans

De gedachte onsterfelijk te zijn, heeft de mens altijd beroerd. Van filosofen als Spinoza die mijmerden over mystieke onsterfelijkheid tot nuchtere zielen die een stukje onsterfelijkheid nastreven door hun organen af te staan na hun dood. Omdat doodgaan zo onherroepelijk lijkt, hebben ook de meeste religies een vorm van reïncarnatie of hiernamaals ingebouwd om de pil wat te vergulden. Er zijn er ook die het zekere voor het onzekere nemen: de zogenaamde cryonics willen zich na hun dood laten invriezen om vijfhonderd jaar later wakker te worden in een wereld die vrij is van ziekte en ouderdom.

We moeten er geen doekjes om winden: de tijd die ons hier op aarde is gegund, is globaal gezien bedroevend kort. In vergelijking met onze voorouders zijn we nochtans veel beter af: lag de gemiddelde levensverwachting in West-Europa in de jaren 1800 nog rond de 40, vandaag is die zo goed als verdubbeld. In België worden vrouwen gemiddeld 81,5 jaar; mannen 75,6. En de kans dat je de 100 haalt, is gestegen van één op twintig miljoen naar één op vijftig.

Ons idee van leeftijd is hoe dan ook erg veranderd. Kijk naar de fraaie vormen van TinaTurner of van Clint Eastwood, en je begrijpt dat ouder worden niet noodzakelijk synoniem is voor hopeloos verval. Swingende rocksterren van middelbare leeftijd of grootouders die nog even een reisje naar de Chinese muur meepikken, we kijken er niet meer van op. Wie niet opgetogen is met de idee om er op een dag het bijltje bij te moeten neerleggen, kan putten uit een eindeloze lijst ‘langleeftips’: meer fruit eten, veel kruidenthee drinken, trouwen en zelfs regelmatig naar de kerk gaan. Onder de kanshebbers om lang te leven, zijn de oscarwinnaars en de mensen die in de herfst geboren zijn. Maar goed, dat zijn dingen waar we geen vat op hebben en die ons leven hooguit met enkele jaren zullen verlengen. Waar we het over willen hebben, is over echt langer leven: zo’n 125 tot 150 jaar. Die gedachte is lang niet zo surrealistisch als het lijkt. Er zijn wetenschappers die ons voorspiegelen dat we binnen twee decennia de 150 kunnen halen, en we zouden daarbij zo fit en scherp van geest zijn als iemand van 50.

De gerontologie zoekt al geruime tijd naar oplossingen voor ouderdomskwalen als doofheid, zichtverlies of cholesterol. Ook beloftevolle ontwikkelingen in de bestrijding van kanker zullen het aantal eeuwelingen doen toenemen. Maar echte visoenen van het eeuwig leven krijgen we daarmee nog niet. Daarom zijn wetenschappers uit de big business van anti aging ook niet echt geïnteresseerd in gerontologie. Hun doel is niet het leven gevoelig te rekken, want dan zou het leger behoeftige oudjes alleen maar toenemen. Zij willen gewoonweg dat we niet meer oud worden. Het doel van het spel is dus om jong te sterven. En liefst zo laat mogelijk.

Hoeft het gezegd dat het vooral Amerikanen zijn die zich op de queeste naar de eeuwige jeugd storten? Op de conferentie voor ‘specialisten in extreme levensverlenging’ van november jongstleden in Los Angeles onderstreepten biomedische wetenschappers hun geloof in de bio- en nanotechnologie die ons binnen afzienbare tijd de middelen moet verschaffen om ziekte en veroudering uit te bannen. Eric Drexler, pionier op het vlak van nanotechnologie, bleek erg optimistisch: hij is van plan terug te komen na zijn dood. Hij gelooft dat het in de toekomst mogelijk wordt minutieuze robots in onze bloedstroom te brengen die spontaan vetcellen of kankercellen opslokken. Ze zouden in staat zijn organen te regenereren en dus het verouderingsproces tegen te gaan en ons lichaam sneller en jonger te maken dan het nu is. Drexler (47) wil het daarom nog minstens 20 jaar uithouden hier op aarde, want dan verwacht hij dat de technologie gebruiksklaar zal zijn. Als hij toch vroeger het hoekje omgaat, wil hij ingevroren worden in afwachting van een nanotechnologische opknapbeurt.

Baanbrekend en wat minder sciencefiction zijn de recente ontwikkelingen in het stamcelonderzoek, onder meer geleid door de Belgische professor Catherine Verfaillie, hoogleraar aan de Amerikaanse Universiteit van Minnesota. Zij ontdekte dat stamcellen die gevonden worden in het beenmerg van volwassenen, in het lab gekneed kunnen worden tot de gewenste soort cellen. Daarmee kan een lever, een hart of een nier geproduceerd worden, naargelang de noden. Als iedere volwassene wat van zijn eigen stamcellen in bewaring geeft, zou in geval van ziekte snel een oplossing gevonden kunnen worden. Het onderzoek zit nog in de beginfase, maar krijgt veel belangstelling omdat het een alternatief biedt voor het ethisch gevoelige klonen van stamcellen van embryo’s.

Als we te rade gaan bij Vlaamse wetenschappers krijgen we hetzelfde – zij het iets genuanceerdere – verhaal. Professor Frank Luyten van de dienst reumatologie aan het UZ Leuven: “Wetenschappers begrijpen steeds meer van het complexe proces van veroudering. Als je achterhaalt hoe dat werkt, kun je methodes vinden om er iets tegen te doen. Het verlengen van iemands leven door organen te herstellen, zal over enkele decennia vanzelfsprekend zijn, net zoals we nu vinden dat kanker moet worden behandeld. Er zijn klinische tests aan de gang op mensen om nieuw hartweefsel aan te maken door stamcellen in te spuiten. Het is maar een kwestie van jaren voor de technologie op grotere schaal kan worden toegepast.”

Peter De Waele van Xcellentis, een spin-off van het Gentse Innogenetics dat gespecialiseerd is in het maken van kunsthuid, is even optimistisch. “De wetenschap raast sneller voort dan we denken. In de VS werken bedrijven aan methodes om de veroudering van cellen tegen te gaan. De ouderdom van gewone lichaamscellen is van tevoren geprogrammeerd. Als je daarin kunt ingrijpen, kan in principe verhinderd worden dat ze afsterven. Maar we weten natuurlijk nog niet waartoe dat zal leiden. Stel je een cel voor die onsterfelijk is: zal die niet ontaarden? Er zijn nog zoveel vragen. En het is ook een kwestie van geld. Nu al kun je in de VS de strijd tegen de tijd aanbinden door bloedtransfusies met gezond nieuw bloed. Maar je kunt je voorstellen wat voor een prijskaartje aan zo’n verjongingskuur vast hangt!”

Er is natuurlijk nog een ander probleem. We kunnen dan misschien 100 worden in het lichaam van iemand van 40; als onze geest niet mee wil, zijn we daar niet veel mee. Een seniele geest in een gezond lichaam is geen al te leuk vooruitzicht. Zolang geen afdoende oplossing wordt gevonden tegen mentale aftakeling, zal de kwaliteit van ons lange leven bedroevend laag zijn. Er wordt dus halsreikend uitgekeken naar de vorderingen in het Alzheimer-onderzoek. Pas als daar spectaculaire ontdekkingen worden gedaan, krijgt het verlangen naar de eeuwige jeugd echt vorm. Volgens sommige wetenschappers is dat nog slechts een kwestie van enkele jaren.

De vraag in welke lichamelijke en geestelijke toestand we de honderd halen, is cruciaal in de discussie of we dat überhaupt wel willen. Niemand zit te wachten op een maatschappij die eruitziet als een reusachtig verpleeghuis. Maar zelfs al krijgen we de garantie dat we ‘jong’ oud kunnen worden, dan nog blijft een vraag: moéten we zo lang leven? Heeft ons leven op 150 jaar nog zin? Over deze en andere implicaties speculeerden we met RUG-bio-ethicus Johan Braeckman, RUG-moraalfilosoof Koen Raes, VUB-socioloog Mark Elchardus, KUL-seksuoloog Piet Nijs en trendwatcher Herman Konings.

Eén ding valt op: de heren zijn het absoluut niet met elkaar eens over de zin van een lang leven. Terwijl Braeckman zou tekenen om hier op z’n 150ste nog rond te lopen, gruwt Elchardus bij de gedachte. Die lange inactieve periode zal problemen geven, denkt hij. Mensen van boven de 100 zullen geen gezin te onderhouden hebben, zullen waarschijnlijk niet meer werken en minder sociale bindingen hebben. Een pensioenperiode die zich uitstrekt over meer dan 50 jaar, kan van een welverdiende beloning verworden tot een doelloze, lege levensfase. “En toch”, stelt Braeckman, “zou een meerderheid van de bevolking langer willen leven. Kijk naar de inspanningen die we leveren om onszelf jong en gezond te houden. Als je mensen de keuze laat door allerlei ingrepen 50 gezonde jaren toe te voegen aan het leven, zullen velen daarop ingaan. En goed, het kan zijn dat sommigen dan op hun 100ste toch zullen beslissen dat het mooi geweest is, omdat ze eenzaam zijn en worstelen ze met een existentiële crisis. Maar dat probleem bestaat nu ook.”

“Zo’n lang leven kan alleen zinvol zijn wanneer we een verstrengeling van relaties hebben”, vult Konings aan. “Tegenwoordig zijn we enorm gefixeerd op kortetermijnrelaties. Daar is niets op tegen, maar we zullen nood hebben aan innige relaties, willen we na ons honderdste niet eenzaam wegkwijnen.”

Maar is het bijvoorbeeld realistisch te denken dat we 100 jaar getrouwd kunnen zijn? Volgens relatietherapeut Piet Nijs wel. Een goed huwelijk kan eindeloos standhouden, verzekert hij. “Hoe langer we leven, hoe meer tijd we hebben om van onze relatie te genieten en die ten volle te ontwikkelen.” Dat ‘voor altijd’ in de toekomst een stuk langer zal zijn dan vandaag, zal koppels er volgens Nijs niet van weerhouden te trouwen. Een relatie is tenslotte een engagement tot duurzaamheid, geen garantie. Volgens hem is het niet uitgesloten dat seriële monogamie een gangbare norm wordt. “Als mensen niet op dezelfde manier evolueren, komt een relatie vaak op de helling te staan. Zeker als je weet dat je nog een eind te leven hebt, maakt het de keuze om iets nieuw op te bouwen met iemand anders plausibeler. Als je op rijpere leeftijd een relatie begint met iemand, is die keuze ook beter gefundeerd. Je hebt meer zelfkennis, je bent al op de hoofdweg van je leven.”

En ook in die relaties op rijpere leeftijd zal seksualiteit een belangrijke rol spelen, verzekert Nijs. Als Francis Fukuyama in zijn boek De nieuwe mens schrijft dat we terechtkomen in een postseksuele samenleving, waar de meerderheid van de bevolking niet meer seksueel actief is, heeft hij het bij het verkeerde eind. “Het verlangen naar seks en erotiek stopt niet zolang we leven. Maar het krijgt met de jaren misschien een andere invulling. De coïtale activiteit is geen maatstaf voor een gezond seksueel leven. De globale sensualiteit ervan wel. En daar staat geen leeftijd op.”

Laten we ervan uitgaan dat we gezond en vol liefde de jaren trotseren en dat het geen 100 jaar eenzaamheid wordt. Maar wie gaat dat betalen? Er zal meer nodig zijn dan een Zilverfonds, en volgens Elchardus wordt het solidariteitsprincipe dat we nu kennen onhoudbaar. “Eén dag werken om drie dagen te leven is niet realistisch. De druk op onze sociale zekerheid wordt immens. Ik vraag mij af hoe we dat zullen opvangen.” Daar heeft Herman Konings al over nagedacht. Het enige systeem dat werkbaar is in de samenleving die we voor ogen hebben, is dat van de phased retirement, vindt hij. Konings denkt dat als we gemiddeld 100 worden, we zullen moeten werken tot we 75 zijn. Om dat leefbaar te houden, moet dat volgens hem in drie fases van telkens 15 jaar gebeuren, te beginnen op de leeftijd van 15. “Het klinkt onlogisch om onze lange carrière ook nog eens vroeger te beginnen, maar het idee is niet zo gek”, verdedigt Konings. “Jongeren zijn steeds vroeger rijp. Het is best mogelijk dat jongeren in de toekomst al op hun 16de leren auto rijden, hogere studies aanvatten of uit werken gaan. Nu al zijn er bedrijven in de VS waar kinderen op een leeftijd van 12 tot 16 jaar websites maken. Ze leren op een creatieve manier en verdienen nog centen ook. Het is voor hen interessanter na schooltijd mee te draaien in de grote wereld, dan dat te doen via de virtuele wereld van een computerspel.”

“Als ze zo’n 25 à 30 jaar zijn, kunnen ze met wat geld op zak met ‘zwangerschapspensioen'”, gaat Konings verder. “Ze stappen eruit voor vijf jaar en gebruiken dat intermezzo om een huis te bouwen, een gezin te stichten, eventueel een reis rond de wereld te maken en bewust te kiezen welke richting ze uit willen. Op je 30ste kun je dat veel beter dan op je 18de, en je leert sneller op de koop toe.” Na die heroriëntatie zouden we volgens het plan van Konings tussen 30 tot 35 jaar aan onze tweede carrière beginnen, tot aan ons 50ste. Waarna we er opnieuw voor een vijftal jaar uitstappen. Van 55 tot 70 jaar volgt dan de derde loopbaan. “En wie weet,” zegt hij, “zijn er mensen die na hun 75ste nog genoeg energie over hebben om er met al hun wijsheid nog enkele jaren bij te doen.”

Dit systeem lost volgens Konings verschillende problemen op. “Het belangrijkste voordeel is dat tijdens onze lange carrière de druk eens van de ketel gaat. Anders houden we het nooit vol. Nu staat vooral de generatie van 22 tot 35 jaar onder druk. Hoewel die leeftijdsgroep in de minderheid is, moet die de kosten van de vergrijzing bijna volledig dragen. Bovendien is zo’n systeem veel lonender: in verschillende periodes van je leven kun je de vruchten plukken van je arbeid, om daarna met nieuwe energie aan de slag te gaan. En het lost ook een derde probleem op: door je regelmatig te heroriënteren, houd je de vinger aan de pols wat nieuwe technologieën en inzichten betreft.”

Vanwege het tempo van de technologische veranderingen is het nu al weinig waarschijnlijk dat je met je schoolse kennis 40 jaar voort kunt, laat staan dat je met die kennis 60 jaar lang op de arbeidsmarkt kunt meedraaien. Sociologen en filosofen zijn het erover eens dat herscholen en bijscholen op regelmatige tijdstippen verplicht zal moeten worden. “Het idee van de dubbele carrière kan voor sommige beroepen nu al worden opgenomen”, meent Elchardus. “Bij bepaalde groepen, zoals verplegers of onderwijzers, komt het burn-outsyndroom enorm veel voor. Voor hen kan het motiverend zijn te weten dat ze er na een tijd mee kunnen stoppen om iets anders te gaan doen.” Raes heeft twijfels bij dat levenslang leren. “De kennis verdubbelt om de 15 jaar maar je capaciteit om dat allemaal op te nemen, vermindert met de jaren. Jongeren hebben nog een onbeschreven ‘harde schijf’. Daar kan nog van alles bij. Hoe ouder we worden, hoe moeilijker dat gaat. En waarom zou iemand van 50 moeten worden omgeschoold? Er is ook nog de ervaringskennis. We zien dat afgeschreven managers gevraagd worden om nieuwe bedrijven op te richten, omdat zij beter kunnen praten met mensen. Dat is een andere manier om oudere werknemers te evalueren: ze kennen misschien niet de nieuwste technieken, maar ze hebben wijsheid en ervaring.”

Dat brengt ons bij een andere kwestie. Oudere werknemers zullen niet alleen veel meer ervaring hebben, ze zullen ook even fit en scherpzinnig zijn als de nieuwkomers op de arbeidsmarkt. Zullen jongeren dan niet genadeloos worden weggeconcurreerd? Volgens Konings zal het zo’n vaart niet lopen. In het systeem van het ‘fasenpensioen’ krijgt elke leeftijd volgens hem zijn eigen invulling. Jongeren zullen altijd gegeerd zijn, al was het maar omdat ze minder kosten. Bovendien zal de jeugd schaars zijn, en schaars maakt aantrekkelijk. Ook Raes ziet geen war of generations op de arbeidsmarkt. Het probleem zal zich veeleer stellen in het sociale leven en in de machtscentra, denkt hij. “Je ziet een toenemende intolerantie tegenover jongeren. Enerzijds worden ze doodgeknuffeld omdat ze schaars zijn, maar anderzijds worden ze vakkundig opzijgeschoven waar de beslissingen worden genomen. Jongeren zullen steeds minder macht hebben: in de partijen, in de vakbonden, in de bedrijven; overal zullen ze het moeten afleggen tegen die grote groep 50-plussers die andere belangen hebben dan zij.”

Na de klassieke tegenstelling tussen links en rechts kunnen we dus een nieuwe breuklijn verwachten: die tussen de generaties. “De vergrijzing zal een grote impact hebben op de heersende opvattingen”, stelt Elchardus. “Een oudere bevolking voelt zich kwetsbaarder en is bang, los van de werkelijke criminaliteit. Dat vertaalt zich in rechtse politieke programma’s en een conservatieve reflex. De verzuring van de maatschappij heeft gedeeltelijk met die vergrijzing te maken. Die toekomstige samenleving kan daarom wel eens een zeer onaangename samenleving worden. Vooral dan voor de jongeren.” Of, zoals Raes het stelt: “Beeld je een samenleving in waar meer rust- en verzorgingsinstellingen zijn dan kinderkribben, meer geriaters dan pediaters en waar vakantieoorden voor 70-plussers de plaats innemen van de jeugdkampen. Ik zou niet graag een jongere zijn in zo’n maatschappij.”

Vreemd genoeg zal die mentaliteitsverandering volgens de heren weinig veranderen aan het zelfbeeld van de maatschappij, dat voornamelijk jong, dynamisch en sexy is. Er komt met andere woorden geen einde aan de op de jeugd gerichte cultuur, ook al is de gemiddelde leeftijd 70. “Dat komt omdat de bevolking zich graag associeert met de jeugd”, zegt Konings. “Hoewel jongeren in de minderheid zijn, richt de marketing zich meer dan ooit op hen. Nochtans zijn de babyboomers de koopkrachtige generatie; maar die willen niet aangesproken worden als ‘actieve senioren’. Ze willen zo lang mogelijk jong blijven. Bladen als P- Magazine zullen steeds meer gelezen worden door 50- en 60-plussers. Maar je denkt toch niet dat die babes van 40 op de cover willen? Ze willen er van 20. Dat blijft de meest appealing generatie.”

In de coulissen staat al een hele wellnessindustrie te wachten, die in die meerderheidsgroep van actieve vijftigplussers een dankbare klantenkring zal vinden. Als we meer dan 100 jaar willen meegaan, zullen we daar voor een deel zelf de hand in hebben. ” Lichaam-sparen naast pensioensparen”, oppert Konings. Die gezondheidscultus zal steeds vroeger beginnen, meent ook Raes: “Als we zo lang willen leven, zullen we op jonge leeftijd keuzes moeten maken: niet roken, gezond eten. Je kunt niet verwachten dat de wetenschap voor alles een oplossing biedt. We zullen vooral een beetje meer solidair moeten zijn met ons toekomstige zelf.”

Onthaasten, levenskwaliteit… Het zijn begrippen die aan belang winnen naargelang de kansen om ouder te worden toenemen. De gedachte dat we nog langer zo snel zullen leven, is al bij voorbaat ondraaglijk. Volgens Konings zal een hogere levensverwachting ons verplichten af en toe stil te staan bij de dingen en op regelmatige tijdstippen wat gas terug te nemen: “Een lang leven laat toe langetermijnprojecten in te bouwen: een cursus volgen, je verdiepen in een hobby, een grote reis maken.”

“Tegenwoordig kennen we alleen de ethiek van de vooruitgang”, vult Raes aan. “Maar in de toekomst zullen we een ethiek van de afwikkeling hard nodig hebben. We zullen best wat inspiratie uit het Oosten kunnen gebruiken.”

Of waarom er niet gewoon naartoe gaan? Binnenkort staat een gigantische groep kapitaalkrachtige ouderen op, met tijd, geld en energie om het verder te gaan zoeken dan aan de Costa del Sol. “Reizen wordt de hoeksteen van die onthaasting”, voorspelt Konings. “Terwijl we nu in de fleur van ons leven zijn op 40, zal die leeftijd zich verleggen naar 60 jaar. Ongetwijfeld zal er een branche zijn in de toeristische sector die speciaal voor die groep verre reizen op maat aanbiedt.” Al zullen die reizigers ook een nieuwe breuklijn in de verf zetten, namelijk die tussen de rijkdom van het Noorden, met een steeds ouder wordende bevolking die zich een stukje onsterfelijkheid kan kopen, en de armoede in het Zuiden, waar men zelfs de tijd niet heeft om nog maar van het eeuwige leven te dromen. Want laat het duidelijk zijn: als de biotechnologische revolutie er komt, dan is dat voorlopig alleen voor de kapitaalkrachtige levensgenieter die op de juiste plaats in de wereld geboren is.

Het leidt ons tot de onverbiddelijke vraag of deze hang naar de uitgestelde jeugd geen brug te ver is. Is het ethisch nog verantwoord dat we door in te grijpen in de menselijke natuur een tweede jeugd beleven op ons 60ste? Letterlijk dan: met hernieuwde organen en de jonge huid van een puber? Is het posthumane tijdperk dichterbij dan we denken? “Die biotechnologische revolutie werpt alleszins de vraag op of we niet moeten kiezen voor een beperkte levensduur”, oppert Elchardus voorzichtig. “We moeten ons afvragen of zo lang leven wel nodig is. En of we dat wel kunnen maken, in het licht van de demografische en ecologische druk. Die vraag zal steeds prangender worden, maar dat ligt zo gevoelig dat men daar nooit uit zal raken.” Volgens Braeckman is het idee van de posthumane samenleving je reinste onzin. “Wat is natuurlijk en wat niet? Het is juist eigen aan de mens om tegen de natuur in te gaan. Als je ogen het laten afweten, draag je een bril. Niemand die daarover struikelt. Ik zou die pogingen om ons leven te verlengen veeleer ultrahumaan noemen: het is een zeer verregaande uiting van hoe de mens vasthoudt aan het leven en hoe hij ingrijpt in de natuur om dat zo optimaal mogelijk te maken. Een ingreep is ethisch pas onverantwoord als hij aantoonbare schade toebrengt aan mensen. Volgens mij is dat niet het geval als we er 50 gezonde jaren bij doen.”

Kan het? Mag het? En willen we het? Het blijft natuurlijk koffiedik kijken. Maar één ding is zeker: wat de wetenschap ons vandaag aanreikt, levert voor de toekomst genoeg stof op voor hoogoplopende debatten. Zet dat alvast maar op uw agenda voor 2050.

Het doel van de wetenschappers is niet het leven gevoelig te rekken, want dan zou het leger behoeftige oudjes alleen maar toenemen. Zij willen gewoonweg dat we niet meer oud worden.

We kunnen dan misschien honderd worden in het lichaam van iemand van veertig; als onze geest niet mee wil, zijn we daar niet veel mee. Een seniele geest in een gezond lichaam is geen al te leuk vooruitzicht.

“Een goed huwelijk kan eindeloos standhouden. Hoe langer we leven, hoe meer tijd we hebben om van onze relatie te genieten en die ten volle te ontwikkelen.”

Laten we ervan uitgaan dat we gezond en vol liefde de jaren trotseren en dat het geen honderd jaar eenzaamheid wordt. Maar wie gaat dat betalen? Er zal meer nodig zijn dan een Zilverfonds.

“Door het tempo van de technologische veranderingen is het nu al weinig waarschijnlijk dat je met je schoolse kennis veertig jaar voort kunt, laat staan dat je met die kennis zestig jaar lang kunt meedraaien.

“Beeld je een samenleving in waar meer rust- en verzorgingsinstellingen zijn dan kinderkribben, waar vakantieoorden voor zeventigplussers de plaats innemen van de jeugdkampen. Ik zou niet graag een jongere zijn in zo’n maatschappij.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content