In haar nieuwe roman “Het Powerboek” combineert de Britse Jeanette Winterson een nieuw gegeven met thema dat haar erg vertrouwd is: de volgens Winterson niet zo virtuele realiteit van internet en de Passie met hoofdletter, en wat mensen daar al dan niet mee doen. Wat dat laatste betreft, zou je Winterson een literaire Jeanne d’Arc kunnen noemen.

J eanette Winterson interviewen is als een rit op een roetsjbaan. Pas als je weer op de begane grond staat, kun je het geheel overschouwen. Winterson is snel en ze wil graag overtuigen. In ons land is Winterson vooral bekend door haar debuutroman Oranges are not the only fruit (Sinaasappels zijn niet de enige vruchten). Het boek vertelt het aangrijpende verhaal van een meisje dat geadopteerd wordt door een evangelisch geïnspireerde moeder die maar één doel voor ogen heeft: van haar adoptiefdochter de missionaris maken die ze zelf niet is kunnen worden. Als blijkt dat het meisje demonische, “onnatuurlijke passies” voor een vriendin ontwikkelt, en als de exorcismeseances van de plaatselijke prediker niet baten, wordt haar ongenadig de veiligheid van het ouderlijk huis en de geloofsgemeenschap ontzegd.

Oranges gaat over het volgen van je eigen weg, wat daarvoor ook de prijs mag zijn. Het is het soort boek dat je behoorlijk overhoop kan halen. En Winterson wist waarover ze schreef: ze wás geadopteerd door een Brits arbeidersgezin dat deel uitmaakte van de pinkstergemeenschap, ze wás voorbestemd om missionaris te worden, en ze verliet op 16-jarige leeftijd haar gezin en geloofsgemeenschap vanwege haar homoseksuele geaardheid. Vijfentwintig jaar, acht romans, ettelijke prijzen en publicaties later is Winterson een gereputeerd schrijfster met minstens zoveel vijanden als fervente aanhangers. De Britse pers strooit met graagte schandalen over haar privé-leven in het rond. Ze wordt afgeschilderd als een hooghartig would-be genie, dat journalisten in het beste geval belazert en in het slechtste geval gewoon de laan uitstuurt. Het resultaat is dat interviews met haar steevast beginnen met de vaststelling dat Winterson, ondanks haar reputatie, een vriendelijk, betrokken en warm persoon is. We zouden daaraan kunnen toevoegen dat Winterson blijk geeft van meer relativeringsvermogen dan haar boeken doen vermoeden.

Het Powerboek is zo’n boek dat je lijkt te willen overtuigen van het belang om je passies te volgen, zelfs al betekent dat je ondergang. We maken kennis met Ali/Alix, een schrijfster die op bestelling verhalen verzint. Ze doet dat via e-mail en ze waarschuwt haar correspondent dat het verhaal interactief wordt en dat het niet zonder risico is. Uiteraard wordt er een liefdesverhaal gesponnen en zoals te verwachten viel, loopt het allemaal uit de hand.

Wintersons keuze om in haar nieuwste boek iets met internet te doen, is niet toevallig. Het medium interesseert haar en was de aanleiding voor een nieuwe Winterson-rel. Toen ze het idee opvatte om een eigen website op te starten, bleek immers dat een academicus uit Cambridge zich de domeinnaam jeanettewinterson.com had toegeëigend, samen met die van nog 129 andere auteurs. Kwestie van op een makkelijke manier geld te verdienen: de auteurs konden hun naam terugkrijgen, in ruil voor 30 procent van hun royalty’s voor het jaar 1999. Winterson, die zich wel eens een terrier noemt (“Ik kan me echt vastbijten in zaken”), pikte dat niet. “Ik was er razend om, dus heb ik klacht ingediend bij het ICANN (Internet Corporation for Asigned Names and Numbers). Ik heb een rechtszaak aangespannen tegen die man, en ik heb mijn naam teruggewonnen. Het heeft me veel geld gekost, meer dan wat het gekost zou hebben om die naam van hem terug te kopen. Maar dàt wou ik hem niet gunnen.”

Er is intussen heel wat over u verschenen op internet.

Jeanette Winterson: Er is inderdaad veel over mij te vinden op het net. Je hebt de boekensite, een werkelijk zeer omvangrijke website die gemaakt wordt door iemand in Zweden, en er zijn nog een hoop andere, kleinere sites. Ik denk dat het komt omdat er nogal wat jonge mensen erg gebrand zijn op mijn werk. Jonge mensen zijn open van geest, geïnteresseerd, gepassioneerd, ze geven om dingen. Ik ben het soort schrijver tot wie ze zich aangetrokken voelen. En voor hen is internet iets heel natuurlijks.

Internet lijkt de eigenschap te hebben dat het zichzelf creëert. Begint het fenomeen Winterson op het net dan geen eigen leven te leiden?

Ik denk dat internet inderdaad een eigen leven leidt. Maar anderzijds heb je er als schrijver ook meer controle over dan over de traditionele schrijvende pers. Op je eigen website beslis je zelf wat er staat en wat er niet staat. En vermits het de officiële site is, is dat de plek waar je lezers het eerst gaan kijken. Je kan er interviews op plaatsen, maar zaken die je niet gepast vindt, of gewoon onzin, kan je schrappen. De pers, zeker de Britse, behandelen schrijvers tegenwoordig als pop- of filmsterren. Ze zijn maar in twee zaken geïnteresseerd: hoeveel je verdient en met wie je naar bed gaat. Journalisten schrijven maar wat ze zelf leuk vinden. Maar op je eigen website kan je zeggen: ‘Jullie hebben misschien dit of dat over mij gelezen, maar dat is je reinste flauwekul’ ( lacht). Of je kan er zaken in zetten die een tegengewicht vormen voor wat er op dat moment over je verteld wordt. Het fijne is dat mensen die echt in je geïnteresseerd zijn, direct naar je toe kunnen komen zonder dat daar een derde partij bij betrokken is die een eigen agenda heeft. Ik hou van dat directe contact. Daarom geef ik graag lezingen, omdat ik op die manier mensen ontmoet. Uiteindelijk gaat het om de lezer en de schrijver. Mensen vragen mij: ‘Hoeveel boeken verkoop je, en in hoeveel landen word je vertaald?’ Natuurlijk ken ik het antwoord op die vragen, maar ze hebben geen belang. Wat ertoe doet, is hoe die ene lezer op je boek reageert. Mensen kunnen naar mijn site e-mailen en me vragen stellen. En ze krijgen het antwoord waarnaar ze op zoek zijn.

Het is een van de thema’s in uw nieuwste boek: internet als een veilige ruimte waarin mensen elkaar kunnen ontmoeten.

Het neemt een beetje de rol van biechtvader over: de persoon aan wie je opbiecht, hoeft je niet te zien, weet niets over je, en je vertrouwt erop dat je hem of haar daarna nooit meer zal tegenkomen. Je kan er je diepste geheimen aan kwijt. Misschien neemt internet wel de taak van de psychotherapie over, dat zou goed zijn ( lacht). Mensen hebben het gevoel dat ze er zaken aan kunnen toevertrouwen die ze zelfs aan hun intiemste vrienden niet vertellen. The comfort of strangers is een van de thema’s van het boek. Als mensen beweren dat internet ons isoleert en ons in een fantasiewereld dwingt, denk ik: neen, mensen zijn al geïsoleerd en leven meestal in hun eigen fantasiewereld. Ik denk dat internet ons juist de kans biedt om met elkaar in contact te komen. Kijk, het is een uitvinding en bij alle andere uitvindingen zijn we erin geslaagd om er een puinhoop van te maken. Dus…

In het boek vraagt de ene persoon aan de andere of hij een man of een vrouw is, en zijn correspondent wil dat niet onthullen.

Ik denk dat dat een van de leuke èn gevaarlijke aspecten is van chatten op het net: je weet niet tegen wie je praat. Je moet de ander maar vertrouwen, ook al vermoed je dat wat hij of zij vertelt maar een pose is. In Het Powerboek weet je ook nooit of wat er geschreven staat nu waar is of niet. Het hele ding kan een uitvindsel zijn van Ali. We weten dat ze een schrijver is, dat ze daarmee haar brood verdient. We weten niet of de echte wereld in het verhaal binnenvalt of dat ze het allemaal heeft uitgevonden. Ik hou van die ambiguïteit. Eigenlijk is de boodschap: ‘Mensen, hou niet te zeer vast aan de feiten, aan zogenaamde objectiviteit.’ Want de wereld verandert voortdurend en wij ook. Veel te veel mensen leven alsof alles vaststaat. Maar dat is niet zo. De wereld is dynamisch, en die dynamiek moet je zien te behouden. Er is een hele hoop energie daarbuiten, maar we weten niet altijd waar ze vandaan komt en waarheen ze ons leidt.

Dat is inderdaad een van die verwarrende aspecten van uw boek: als lezer kom je niet te weten welk deel van het verhaal verzonnen is door Ali en welk deel ‘echt gebeurd’ is.

De lezer moet dat voor zichzelf uitmaken. Lezen is iets interactiefs. Je moet het verhaal in handen nemen en zeggen: ‘Dit geloof ik, en dit is verzonnen.’ Maar het is een beetje gek dat je je afvraagt welk deel realiteit is en welk deel virtuele realiteit: het is tenslotte allemaal fictie.

Vanwaar de titel: Het Powerboek?

Ik geloof dat boeken krachtig zijn. Ze hebben de macht om mensen te veranderen. Ze zijn dynamiet, binnengesmokkeld op veilige plaatsen en ze kunnen die plaatsen doen ontploffen. Titels zijn belangrijk voor mij, de reis in het boek begint bij de omslag.

Het boek is doorspekt met verhalen over Grote Passies: Lancelot en Guinevere, Paola en Francesca: liefdes die een tragisch einde kennen. En het verhaal van George Mallory, de man die als eerste de top van de Mount Everest probeerde te bereiken en daar het leven bij liet. Het lijkt of u de lezer ervan wil overtuigen dat hij zijn passies moet volgen, ook al betekent dat zijn vernietiging.

Zeker. Vernietiging heeft niets te betekenen. Voor Mallory bestond er niets anders dan de berg, niets anders in de wereld was belangrijk voor hem. Zelf denk ik dat hij die top heeft bereikt, ook al weet niemand dat zeker. Zijn lichaam werd in 1999 teruggevonden, 75 jaar nadat hij was verdwenen. Het leek erop alsof hij gevallen was bij de afdaling. Mensen moeten risico’s durven nemen, en ze moeten bereid zijn de gevolgen van die risico’s erbij te nemen. Want het is de enige manier waarop je iets kan ontdekken of leren. Voor alle dingen die er werkelijk toe doen, moet je jezelf op het spel zetten. Daar gaan al die verhalen over: ze gaan over ongelofelijk verlies. Het soort verlies dat mensen proberen te vermijden, ook al is dat niet mogelijk. Maar ze gaan ook over schoonheid en begrip. Je kan niets uit je leven halen als je de kansen niet grijpt. Daar gaat, denk ik, al mijn fictie over. Ik geloof in gedrevenheid, niet in een leven waarin alles opgewarmde kost en weinig opwindend is. Ik kies liever voor een angstaanjagend, gevaarlijk leven. De beloning is kennis van jezelf en de wereld om je heen.

U verliet zelf de ‘veilige’ beslotenheid van uw ouderlijk gezin om uw eigen weg te gaan. In ‘Oranges are not the only fruit’ schrijft u dat mensen de neiging hebben om stevige stenen muren om zich heen te bouwen, en dat die dan hun gevangenis blijken te zijn. Vindt u dat we dan maar allemaal onze veilige omgeving moeten verlaten?

Ik denk dat het eropaan komt een evenwicht te vinden, maar dat komt er meestal pas nadat je een aantal offers hebt gebracht. Ik denk dat veiligheid problematisch is: het beperkt je, het beperkt wat mogelijk is. Alleen door die veiligheid te verlaten, kan je een andere kijk op de zaken krijgen. Maar je kan niet kiezen voor een beetje minder veiligheid en een beetje meer risico. Je kan niet zomaar op reis vertrekken en zeggen: daar en daar zal ik een rustplaats vinden, ik hou wat geld op de bank en ik koop een reisverzekering. Het leven is geen kant-en-klaarvakantie. Het vraagt nu eenmaal offers en grote moed. En we leven meestal niet erg moedig, toch? Mensen kiezen meestal voor de veiligheid.

Mensen hebben regelmatig nood aan verandering, zegt u?

Ik denk dat iedereen van die periodes nodig heeft waarin zijn hele leven wordt opgeruimd en vernieuwd. Onze hele hersenstructuur, onze hardware, ligt vast tegen de tijd dat we zeven jaar oud zijn. Daar bestaan nu wetenschappelijke bewijzen voor. Op die leeftijd hebben we de contouren vastgelegd van de wereld waarin we zullen leven. En alle nieuwe ervaringen worden geïnterpreteerd volgens die patronen. Dat is erg handig als het om minder belangrijke ervaringen gaat, maar we kunnen niet eindeloos nieuwe ervaringen in oude patronen blijven prangen. Dan zouden we weerstand bieden aan wat echt nieuw is. Uiteindelijk zijn het dan alleen nog maar de echt grote gebeurtenissen die ons leven overhoop kunnen gooien.

Liefdes, zoals in uw boek?

Dat is wellicht de meest voorkomende, de ervaring die mensen het best begrijpen. Je hebt die positieve ervaringen: verliefd worden, een kind krijgen. Ofwel zijn het van die rampzalige gebeurtenissen: een beminde die sterft, je grote liefde gaat ervandoor.. Het zijn dergelijke ervaringen die je leven volledig overhoop zetten. Mensen die dat overleven, zeggen meestal dat ze blij zijn dat het hen is overkomen, omdat ze er sterker uitgekomen zijn. Maar het mooie is dat je dergelijke emotionele aardbevingen kan vermijden. Als je veel met kunst, met boeken bezig bent, word je voortdurend hernieuwd, je wordt voortdurend gedwongen om je hersenen op een andere, nieuwe manier te laten werken. Kunst veroorzaakt voortdurend kleine explosies in je leven, omdat je wordt geconfronteerd met visies die niet de jouwe zijn. Anders kom je in die beruchte midlifecrisis terecht, waarin mensen die veertig jaar een doodnormaal leven hebben geleid plots door het lint gaan: ze nemen een minnares, verlaten hun vrouw, ruïneren hun zaak.

Denkt u dat de midlifecrisis daar om draait?

Ik denk dat onze psyche een zelfregulerend systeem is, dat gezond wil blijven. Vroeger zouden we gestorven zijn op ons veertigste. Nu leven we langer, maar je kan geen lang leven leiden volgens steeds maar diezelfde oude patronen. Iets in ons rebelleert daartegen. Wil je vermijden dat op een goede dag je hele leven een puinhoop is, dan moet je voortdurend eerlijk blijven met jezelf en met de wereld. En dat is wat de meeste mensen niet doen. Ze leven niet in de realiteit maar in hun persoonlijke fantasie over die realiteit. En ze interpreteren alles volgens die fantasie. Het is dus belangrijk om open van geest te blijven. Dat is hard werken, hoor. Dat je open van geest bent, weet je als je je vaak oncomfortabel voelt (lacht). Als je je de hele tijd comfortabel voelt, dan ben je pas in gevaar.

De verteller in uw boek is voortdurend op zoek naar ‘de verborgen schat’, naar het Beloofde Land.

Zo functioneren mensen toch vaak? Ze denken dat ze iets heel graag willen, en als dàt er zou zijn, zou hun leven er zoveel beter uitzien. Maar als wat ze zoeken werkelijk binnen hun bereik komt, slaan ze in paniek. Het is een van de treurigste passages in de bijbel: deze waarin de Israëlieten, na veertig jaar zwerven, voor de poorten van het Beloofde Land staan en hun verkenners uitsturen. Die zijn zo onder de indruk van het land van melk en honing, dat ze vrezen dat ze het niet zullen kunnen veroveren. De Israëlieten opperen dat het dan maar beter is om naar Egypte terug te keren. Het Beloofde land brengt te veel uitdagingen met zich mee. Dat is nog altijd een heel actueel gegeven. Maar als je de uitdagingen in je leven de rug toekeert, hou je niets over. Daarom is het zo belangrijk om goed te weten wat je echt wil bereiken in je leven, want misschien kun je het nog krijgen ook. En daar komt veel meer bij kijken dan je dacht.

De verteller in uw boek beschouwt de liefde van die ene andere als het Beloofde Land.

Ook dat komt vaak voor. Maar er is geen enkele andere persoon die je leven volledig kan maken. Daarvoor kan je alleen zelf zorgen. Mensen zeggen vaak: ‘Als dit of dat anders was zou ik gelukkig zijn: als jij maar niet getrouwd was, als jij maar geen kinderen had, als ik maar op een andere plek woonde.’ Maar je moet nu eenmaal leren leven met de realiteit. Het is altijd makkelijker om redenen te vinden waarom bepaalde dingen niet werken dan om te maken dat ze wel werken.

U was voorbestemd om een prediker te worden. Op een bepaalde manier bent u dat nu toch ook?

Ik heb een sterk geloof in bepaalde zaken. Veel schrijvers nemen afstand, hebben niet het gevoel dat ze hun lezers iets verplicht zijn. Ik wel. Ik hecht veel belang aan de manier waarop we leven, en als schrijver wil ik daar iets toe bijdragen. Dat ligt ook in mijn temperament.

Dat soort van betrokkenheid lijkt iets typisch vrouwelijks. Wordt u ook door mannen gelezen?

Ik weet niet of er zoiets als vrouwelijke literatuur bestaat. Vrouwen lezen boeken van mannen omdat hen geleerd is dat die toonaangevend zijn; mannen lezen geen boeken van vrouwen omdat ze denken dat het ‘vrouwenboeken’ zijn. Maar ik denk dat daarin verandering komt. Er is een heel nieuw publiek, vrij recent eigenlijk, dat in mijn werk geïnteresseerd raakt. Jonge, ‘zachte’ mannen, twintigers, de zonen van vrouwen die in de jaren ’70 het feminisme hebben leren kennen. Mijn partner, die docente is ( Margaret Reynolds, doceert Engels en hedendaagse cultuur aan de universiteit van Londen, nvdr.), ziet voortdurend nieuwe generaties jongeren in haar cursussen, en ze heeft de indruk dat er echt verandering op til is. Dat is iets dat me erg interesseert. Meisjes worden sterker, meer uitgesproken; jongens worden veel opener, ze willen boeken van vrouwen lezen en beschouwen die niet meer als ‘vrouwenboeken’. Dat hele gedoe rond het verschil tussen de geslachten is verminderd, en dat is goed: ik ben meer geïnteresseerd in de raakpunten dan in de verschillen.

Maar er zijn misschien wel verschillen tussen mannelijke en vrouwelijke schrijvers. Mannen hebben dat idee van objectiviteit. Ze denken dat ze de dingen kunnen beschrijven door er een etiket op te plakken. Ik vermoed dat vrouwen veeleer voorbij de definities kijken. Er is geen grote objectieve werkelijkheid waarop je als een machtige koning neer kan kijken. Vrouwen weten dat. Wij hebben zo lang een etiket opgeplakt gekregen, en we hebben daar onder geleden omdat veel van die etiketten vals zijn, of maar half juist. Het eerste wat het feminisme gedaan heeft, is ons van die etiketten ontdoen en zeggen: ‘Neen, zo zitten vrouwen niet in elkaar.’ Het zijn de suffragettes aan het begin van de vorige eeuw die voor het eerst gezegd hebben: ‘Wij, vrouwen, zijn geen tweederangsburgers.’ Het bevrijdende van het feminisme is de boodschap dat er niet één maar verschillende realiteiten zijn. Zo hebben we de weg gebaand voor de bevrijding van de vrouw, maar ook van andere rassen, van homoseksuelen, enzovoort. Ik heb grote verwachtingen voor de 21ste eeuw. De voorbije eeuw werden al die gevechten geleverd, voor de erkenning van geslacht, ras, seksualiteit. Nu zijn we verplicht om al die verschillende realiteiten onder ogen te zien. En ik denk juist dat de mensen die deel uitmaken van de marge, die anders leven, het meest kunnen bijdragen tot het debat en tot de kunst. Omdat zij deel uitmaken van de nieuwe verhalen, niet van de oude. Ik ben erg optimistisch, omdat ik liever kijk naar wat we bereikt hebben dan naar wat we hebben verknoeid.

Het Powerboek, Jeanette Winterson, uitg. Contact, 660 fr.

Isabelle Rossaert / Foto Lieve Blancquaert

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content