Daar zit ik dan opeens, oog in oog met een man die beweert dat hij mijn broer is. Het is zelfs erger dan dat. Ik weet, ik voél dat hij mijn broer is. Ik zie het aan zijn ogen en aan de kromming van zijn kalende schedel, die mij onontkoombaar aan die van mijn vader doet denken, mijn vader die nu al twintig jaar rust in de zompige grond van een kerkhof in West-Vlaanderen.

In plaats van “mijn vader”, moet ik opeens ” notre père” zeggen. Dat vraagt oefening. Een heel leven lang heb ik als enig kind geleefd. Ik wist wel dat hij bestond, die zoon uit het vorige huwelijk van mijn vader, dat hij Frans sprak en Danny heette (als bedenker van jongens-namen was mijn verwekker geen krak). Toen ik klein was, kwam Danny wel eens op bezoek. Een jonge god met een stoere Volvo 240 (knalgeel, om te bewijzen dat hij geen fils à papa was, maar die bak met zijn eigen, zuurverdiende centen had gekocht) en een uitrusting voor diepzeeduiken. Ik mocht op zijn motorfiets zitten, een machtige Honda 750, die onder mijn knie-tjes aanvoelde als een U-boot.

Op een keer, toen we samen verstoppertje speelden, kon ik Danny maar niet vinden. Mijn kinderogen speurden tevergeefs alle hoekjes en kantjes van het huis af. Uren, lijkt het, heb ik toen verdwaasd door de kamers gedwaald. Tot hij opeens “koekoek” riep, pal boven mij, en mij een halve meter hoog deed springen van de schrik. Hij had bovenop de deur postgevat. Ik was erg onder de indruk van die stunt, evenals van zijn talrijke liefjes, die Danny verwisselde alsof het hemden waren. Niet zelden werd ik op hen broederlijk verliefd. Halfbroederlijk, moet ik eigenlijk zeggen, maar ik vind dat een broer zich moeilijk laat splitsen. Halfbroer doet mij denken aan halfbakken. Aan halfbloeden, halfconserven, halfgeleiders en meer van dat halfslachtigs.

Zowel letterlijk als figuurlijk is Danny nu zijn wilde haren kwijt. Hij is dan ook al halverwege de vijftig. Toch staat er nog een jukebox in zijn woonkamer, en een telefoon met blauwig neonlicht. Dingen die ík daar nooit zou zetten. We zitten aan tafel, eten lamsvlees dat zijn vrouw Virginie heeft bereid met liefde en mediterrane kruiden. Ze hebben twee zonen, opgeschoten gasten die ik voor het eerst zie en die al meteen gekscherend “tonton” tegen mij zeggen. Nonkeltje, dat ben ik opeens. De oudste heeft blauwe ogen, iets waartoe ik een Mulders niet in staat had geacht. Danny zelf blijkt dyslectisch, wat des te bevreemdender is vermits ik juist de kost verdien met het vermetel rangschikken van woorden. “Dat zou ik nooit kunnen”, zegt hij, als ik hem de fotoboekjes cadeau doe waarin schaars geklede juffrouwen staan en wat teksten van mij, bij mijn weten de enige die in het Frans zijn vertaald. “Ik krijg geen drie woorden fatsoenlijk achter elkaar.”

Als ik om me heen kijk, zie ik dan weer dingen die hij kan en ik niet. Het indrukwekkende haardvuur, een metalen pronkstuk dat hij eigenhandig in elkaar heeft gelast. De warme gloed van zijn gezin, waarvoor hij na zijn kortstondige carrière als macho overtuigd heeft gekozen. Het tastbare feit dat hij goed in zijn vel zit, niet de vragen stelt die mij in blauwe uren soms nog kwellen. “Ik heb een goede engelbewaarder”, zegt hij trots, en vertelt mij zomaar drie verhalen waarin hij ei zo na aan de dood is ontsnapt. Ook zijn geluk bij het vinden van parkeerplaatsen – zelfs mét remorque – noemt hij legendarisch. Uit mijn mond zou je zoiets nooit horen. Ik heb mij altijd meer het type gevoeld dat de langste rij kiest in de supermarkt.

We spreken over liposucties en sociale onrust in Parijs. Hij vraagt mij of ik geloof in een God. Dan diept hij foto’s op die ik niet eerder heb gezien. Notre père die zijn Volkswagen-camionette schoonspuit, waarmee hij heel Kongo en Rwanda is rondgetrokken. Tropenhelm. Kolonisten-benen, Kuifjesachtig onder een short. Notre père op zijn trouwdag, de eerste. Goedgekleed en galant. Danny’s moeder blijkt een pittige meid, waarvoor ik zelf ook wel had kunnen vallen. “Ze leeft nog,” zegt hij, “al heeft een herseninfarct haar aan één kant verlamd. Maar ze is nog altijd bleue van onze vader.”

La mienne aussi“, hoor ik mijzelf met een raar stemmetje zeggen. En we lachen met postume trots.

reacties : jp.mulders@skynet.be

jean-paul mulders

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content