Pierre Darge
Pierre Darge Freelancejournalist

Terwijl cruises voortdurend betaalbaarder en populairder worden, kent ook de absolute top een nooit gezien succes. We probeerden de Silverwind.

Een jaar geleden zat ik tien dagen lang vrijwillig op een 300 meter hoge, kegelvormige vulkaan in de Egeïsche Zee. Nu ben ik weer omringd met water, maar een stuk beter af – al is mijn territorium veel kleiner, pakweg een vijfde van een hectare, verdeeld over acht dekken en bekroond met zes sterren. De Silverwind die samen met haar zusterschip voor de tweede keer de begeerde prijs van Best Cruise Line, uitgereikt door het magazine Condé Nast Traveler, in de wacht sleepte, is een drijvend appartementsgebouw, compleet met zwembad, bibliotheek, speelzaal, theater en fitnesscentrum. Met op het achtste een heuse joggingpiste, zo’n 200 meter lang. Boven het geheel wappert de Italiaanse vlag en deze week worden 210 gasten verwend die elk de jaarwedde van een kleine bediende hebben uitgegeven om drie weken lang het vasteland zoveel mogelijk te mijden. En dat terwijl ze toch op hun verfijnde wensen worden bediend – zonder dat er verder over geld wordt gesproken.

Gespreid over een jaar vaart de Silverwind van Singapore naar Sydney en terug, zet dan koers naar Europa, vaart oostelijk Afrika af tot in Kaapstad en zet dan koers naar de Seychellen en Singapore. Mijn keuze is gevallen op een stuk van de Indische Oceaan, van Richards Bay in Zuid-Afrika via Madagascar en Réunion naar de Seychellen. Eigenlijk hoorde ik in Durban aan boord te klimmen, maar de grillen van El Niño hebben kapitein De Palma gedwongen om het parcours te hertekenen. Want zelfs zes sterren kunnen niet op tegen extreme windkracht en tenslotte betalen de gasten al dat schone geld niet om een paar dagen boven een kotszakje te hangen.

De gedrukte passagierslijst die in elke cabine ligt, bewijst dat er gasten uit vele landen hebben ingescheept en dat er acht Belgen meevaren. Verhoudingsgewijs is ons land dus het best vertegenwoordigd – al wonen vier van hen tegenwoordig in Zuid-Europa.

“Twaalf jaar geleden werd bij mijn man kanker ontdekt”, zegt Anna, een sterke en levenslustige vrouw van een stuk in de vijftig. “Dokters vertelden hem dat hij nog een jaar te leven had. Ik sleurde hem mee in zijn strijd tegen de ziekte en hij kroop door het oog van de naald. Tot dan toe hadden we keihard gewerkt en goed verdiend, nu begrepen we dat de tijd van genieten gekomen was.” Het echtpaar verhuisde naar Zuid-Spanje, zei de stress vaarwel, geniet nu van de zon en vaart geregeld de wereld rond. Een paar dagen per jaar strijken ze in Antwerpen neer.

’s Avonds eet ik met een Zuid-Afrikaans stel, net zevenenvijftig jaar getrouwd. “Dat is meer dan je tegenwoordig voor een driedubbele moord krijgt”, zegt zij. En later, als we elkaar wat beter kennen: “Het eerste jaar vochten we elke avond. Wat wil je, twee sterke persoonlijkheden. Natuurlijk waren er golven, maar daar moet je je doorheen slaan. Jongeren verwachten een rimpelloos geluk, haken bij de eerste stormen af. Jammer.” Bij het dessert praten we over politiek en over het unieke land waar ze vandaan komen. ” They won their freedom, but lost their independence“, besluit hij.

De opvarenden zijn leuk, maar even prettig is mijn 27 m² grote veranda suite met het ruime dubbele bed, een ligbad, een klein salon en een terrasje, waar ik ’s nachts in de zwoele warmte naar de voorbijglijdende zee kijk. Waar ik me ’s namiddags na de lunch even afzonder om een videofilm te bekijken of wat te schrijven. Als ik tegen vijven van het zwembad kom, staat daar vaak ongevraagd wat fruit of een ander klein hapje. En natuurlijk kan ik te allen tijde om wat kaviaar bellen en een fles champagne.

Ik ben de enige man aan boord die alleen reist, naast een tiental oudere dames zonder partner. Bots in de bar op een West-Vlaamse advocaat met zijn vrouw, voor het eerst op cruise, een cadeau van de kinderen. Een Weense dame komt naast me staan: ” You look so sophisticated, you must be an artist.” Ik probeer travel writer, dat is niet helemaal gelogen. Omdat vanaf de tweede avond duidelijk wordt dat ik niet dans, word ik ’s avonds met rust gelaten. Op dinsdagavond is het diner heel formeel, worden de heren in smoking verwacht, staat de maaltijd in het teken van de Venetiaanse tradities. De Ierse sommelier, bijgestaan door zijn Nederlandse assistenten, waakt over het welzijn van het palet. Onberispelijke service.

“We zijn een kleine kring van getrouwen”, zegt de Ier later. “Veel van de jongeren draaien een paar jaar mee en willen dan een vaste stek aan land. Die kleine kring van getrouwen fungeert als een soort légion etrangère, vaak zijn ze het leven een beetje ontvlucht.” Brian O’Brien kijkt me recht in de ogen. Women, I guess. “Ik zit nu tien jaar op schepen, haalde aanvankelijk een diploma rechten, reisde twee jaar door India en kwam een beetje per toeval in dit vak terecht. Ik hield twee jaar een wijnbar open in Australië, streek even bij jullie in Gent neer, maar voelde me niet onderlegd genoeg. Dus ging ik een jaar in de leer bij de Wine and Spirit Education Trust, aanvankelijk per correspondentie. Maar dat is natuurlijk maar een pril begin. Je bent een leven lang bezig om dit vak te leren en de wijn te begrijpen.”

Brian verblijft twee maanden na elkaar op de Silverwind, twee maanden op het zusterschip, de Silver Cloud, en neemt dan twee maanden vakantie, dit keer in Bali. “Ik had al heel wat afgereisd, toen ik op de schepen kwam, ben nu een beetje verslaafd aan de life style. Het schip is op mensenmaat en dat geeft je de kans alle passagiers te leren kennen. Dit keer zijn er negentig repeaters mee, en dat doet ons erg veel plezier. Het blijft een uitzonderlijke job, je ziet de wereld in unieke omstandigheden en je kan de mensen nog wat bijbrengen over de genoegens van de wijn. Doordat de drank in de prijs inbegrepen is, hoef ik niets te verkopen en dat maakt het hele verschil, schept andere verhoudingen.”

We praten over arbeidsvreugde, het teloorgaan van tradities en van opvoeding en over het leven in de Verenigde Staten, waar Brian nu woont. “We proberen onze gasten een beetje gelukkig te maken en dat kan natuurlijk alleen maar als je zelf gelukkig bent – dat is de allereerste vereiste. Als we personeel aanwerven, kijken we niet in de eerste plaats naar ervaring. Wat telt, is de right attitude. I cannot teach anyone style. Wie het heeft en bereid is zich te vervolmaken, kan alles leren.”

Na een paar dagen nestelen de opvarenden zich in de pas verworven tradities, groeit mijn voorkeur voor het achtste dek, vooraan voorzien van een klein zwembad, achteraan van een panorama lounge en een bibliotheek met veel reisliteratuur. In de late namiddag, na een kort zonnebad, nestel ik me op het halfrond van het achterdek en kijk naar de zee, of lees. Als we niet aanleggen, maar als het aan mij lag voeren we de hele tijd. Misschien moet ik een transatlantische overtocht proberen, zonder havens onderweg. Het aanleggen blijft kort, confronteert de gasten soms brutaal met de werkelijkheid. In Fort Dauphin vechten zwarte kinderen om ijsblokjes, liggen verroeste scheepswrakken voor de kust. In een salon de thé zonder ramen, waar de oceaanwind doorheen waait, bestel ik een cola en kijk om me heen naar de armoede, ben al verwonderd dat ik niet van mijn schamele bezittingen word ontdaan.

“Niets is eenvoudiger dan luieren”, zegt Anna me die middag, “tenminste als je je bewust wordt van de breekbaarheid van dit bestaan.” Een paar dagen later voer ik hetzelfde gesprek met een Zweedse weduwe die zes jaar geleden haar hele gezin heeft verloren en daar niet over wil praten. Ze is levenslustig, heeft een zuiders temperament, we hebben gemeenschappelijke kennissen in Stockholm, ik schat haar bijna zestig. “Mij krijgen ze er niet onder, maar ik heb een zeer kwade tijd doorgemaakt. Mijn vrienden sleurden me erdoor. Nu wijd ik mijn leven aan genieten.”

Wie een paar dagen aan boord zit, wordt in de familie opgenomen. De Zweedse barman brengt met een knipoog en zonder vragen hun glas witte, droge wijn voor het diner en een stevige Glenlivet toe. De zwijgzame Michael heeft aan een blik genoeg om te weten dat hij een perfecte espresso moet klaarstomen, terwijl Claudio al weet dat we ons uitsluitend bij pasta houden ’s middags.

“Er bestaan twee grote verschillen tussen het werk op dit schip en dat in de grote restaurants”, zegt Franck Garanger, de executive chef. De 29-jarige Fransman uit Angers weet waarover hij spreekt, werkte zowel in het Hotel de Paris in Monaco als in het hotel Cap Eden Roc in St-Jean-Ferrat. “Aan de ene kant weet je aan boord van een schip nooit precies of je op dezelfde producten kan rekenen, of de kwaliteit er zal zijn. En dat betekent dat je voortdurend erg flexibel en inventief moet zijn. Daarnaast ben je zeven dagen op zeven – en dat vier maanden lang – met een ploeg in de weer en dat weegt soms toch wel door. Terwijl dezelfde gasten drie keer per dag de absolute topkwaliteit verwachten, terwijl je hen in een ander restaurant in het slechtste geval vijf keer per week één maaltijd serveert.

Aan de andere kant profiteer ik van een zeer geaccelereerde kennismaking met de gastronomie van de hele wereld en die kans krijg je in geen enkel restaurant. Bovendien is het een feest om de lokale markten te ontdekken, soms met een groep passagiers in mijn zog. Vietnam was in dit opzicht een absolute meevaller, de variëteit aan vis bleek er overweldigend, terwijl je in Indië dan weer tegenover indrukwekkende hoeveelheden kruiden staat. Ik overleg vaak met lokale chefs over de wijze van bereiden – een school die nergens anders bestaat.

Als er wat veranderd is, dan zijn het de wensen van de gasten. Tien jaar geleden verwachtte een klant 300 gram rundvlees per maaltijd, nu zijn de porties kleiner, smaakvoller en minder calorierijk. Voor een deel van de gasten wordt een light and healthy cuisine geserveerd met een laag calorie-, sodium- en vetgehalte.”

Op het eiland Réunion is ons uitzonderlijk tien uur ontschepen gegund. Ik huur een kleine wagen en storm de bergen in, omdat ik zulke goede herinneringen aan het eiland heb. Het zal wel aan mij liggen, maar het eiland maakt niet de helft van de indruk die het de vorige keer op me gemaakt heeft. Ik ben blij als ik weer aan boord klim.

Ricky is 65, lijkt een flink stuk jonger en reist gratis mee – altijd. Die voorkeursbehandeling dankt hij aan zijn speciale opdracht als dance host. Dance hosts worden graag gezien: op vele schepen is een vijfde van de opvarende dames alleen, en bovendien niet eens zo jong meer. Kerels als Ricky, die minstens 55 en single horen te zijn, nodigen de dames ten dans, maken een praatje met hen, vrolijken hun avonden op. De voormalige docent boekhouden bekijkt het allemaal een beetje filosofisch.

“De regels van het spel zijn voor beide partijen duidelijk, laat daarover geen misverstanden bestaan. Maar natuurlijk gebeurt het wel dat dames ook na de reis contact blijven zoeken. Prettiger vind ik de schittering in hun ogen wanneer ik met hen dans. Hoe ouder ze zijn, hoe meer plezier je hen kan geven en dat is een heerlijke ervaring, waar geen geld tegenop kan. Mijn mooiste herinnering bewaar ik aan een dame die met multiple sclerose in een rolstoel gekluisterd zat. Nu heb ik zeker geen bezwaar tegen rolstoelen, ik duw ze op de dansvloer en laat ze meedraaien op de muziek. Maar die ene keer bezwoer ik haar dat we voor het einde van de reis één keer echt samen zouden dansen, zonder rolstoel. En zo geschiedde, al had ik al mijn krachten nodig om haar een dansje lang rechtop te houden.

Vier jaar geleden ontmoette ik een oudere dame die ik leerde discodansen. Dat vond ze heerlijk en het deerde haar niet dat we voor die muziek tot na middernacht moesten wachten. Het leek een beetje alsof ik haar als moeder adopteerde en sinds die reis schrijft ze me heel trouw. Ze is inmiddels 96 en haar laatste brief eindigde met de woorden I want to die, discoing with you.

Bestaat er een bepaald profiel waaraan die dames beantwoorden? Ricky, die al zes jaar lang in het cruisecircuit meedraait, hoeft daar niet lang over na te denken. “Veel van hen hadden een man die opgeslorpt werd door zijn werk, die van geen ophouden wist. Ook niet toen een miljoen dollar bijeen was gegaard. Vaak werden die mannen, in hun haast naar een tweede miljoen, door een hartaanval geveld – en die vrouwen genieten nu van dat eerste miljoen…”

Het zijn drukke dagen aan boord. ’s Morgens om vier uur wordt het krantje met het dagprogramma onder de deur geschoven. Vanaf halfzeven is er ontbijt in de Coffee Corner, iets later kan je ontbijt op het bed laten brengen, of aanschuiven in het Terrace Café of in het restaurant voor een flink ontbijt. Om elf uur staan al crackers en een bouillon klaar in de Panorama Lounge, en op het middaguur wordt in twee restaurants de lunch geserveerd, zodat je kan kiezen tussen een buffet of een klassiek middagmaal. Om vier uur staat de afternoon tea klaar, vanaf halfacht kan je naar het diner. Tussendoor kan je een mijl stappen met de fitness instructor, aan stretching doen of lui vanuit de zetel de sit & be fit armchair exercises volgen. Er worden voordrachten gegeven, films vertoond, kooklessen en wijndegustaties opgezet. Er wordt gedanst, gegokt, gequizd. ’s Namiddags duiken de jongeren in het zwembad voor watervolleybal, of je gaat voor een partijtje golf putting in de koelte van de bar. En wie dat allemaal te sociaal vindt, kan in de intimiteit van de hut luieren, lezen, een film uit de rijkgevulde videotheek opzetten. Na het diner wordt nog een spektakel opgevoerd in het theater: een goochelavond, een dansvoorstelling of zelfs een concert. De bars zijn bijna de hele tijd open, alle drankjes zijn gratis, net als de hapjes en maaltijden, tot en met wat kaviaar van de room service. Alleen voor heel exclusieve wijnen wordt een extra gevraagd, maar ook dat blijft binnen de perken, ze worden tegen kostprijs aangeboden.

“Een cargo kan tegen een stootje, het weer speelt nauwelijks een rol, de goederen vereisen weinig aandacht. Op een passagiersschip gaat de meeste aandacht naar de gasten, die hier tenslotte voor hun plezier zijn.” Kapitein Antonio Di Palma, de gouden Rolex om de pols, en met achter hem op het computerscherm de boodschap I hope you will stay with me forever, leunt achterover in de fauteuil achter zijn bureau. “Van de zevenentwintig kerels die met mij zijn afgestudeerd, werken er nog zes op zee. Dat bewijst dat het om meer dan technische kennis en diploma’s gaat. Je kan zoveel studeren als je wil, je moet één zijn met de zee. Het ritme van de goven moet in je zitten, al wil ik zelf na vier of vijf maanden wel even aan land omwille van de stress. Voor alles is mijn taak er een die tot nederigheid noopt, al was het maar omdat de zee altijd sterker is en dat moet je goed beseffen. Je kunt alleen maar hopen dat ze mild voor je is en je moet je daarbij kunnen neerleggen. Ik ben een gelovig man en geloof dat er iemand over ons waakt, iemand die tot hier toe heel mild voor ons is geweest. De meeste zeelui beseffen dat ook. Aan het begin van de week moest de route worden verlegd en dat brengt hopen problemen mee, extra vliegtuigen moeten worden ingelegd, passagiers opgespoord, een gigantische klus. Daarom neem je zo’n beslissing niet lichtzinnig. Maar het weer was erbarmelijk, met lange, opeenvolgende, hoge golven. Ik riep alle officieren bijeen, maar kon aan het einde van de vergadering nog altijd geen beslissing nemen. Ik liep naar de badkamer en kreeg er de deur niet dicht: de krachten die op het schip inwerkten, duwden zelfs het deurkader uit zijn vorm en dat beschouwde ik als een zeker teken dat we niet moesten aandringen. Dat het beter was de route om te leggen en de natuur te gehoorzamen.”

Pierre Darge

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content