Terwijl mechanische horloges weer populairder worden, blijken uurwerkmakers een uitstervend ras. De vraag naar gespecialiseerde herstellers is nochtans groot. De afdeling uurwerkmaken van het Technicum Noord-Antwerpen luidt de alarmbel.

We zijn de enige Vlaamse school met een volwaardige afdeling uurwerkmaken. Indien niet meer leerlingen zich in die microscopische wereld willen verdiepen, is onze afdeling gedoemd te verdwijnen. Dan vindt de sector nog moeilijker vakmensen en wordt zelfs een eenvoudige herstelling onbetaalbaar. Voor ons is het twee voor twaalf.” Zo begint een brief van de 24 leerlingen van de afdeling uurwerkmaken van het Technicum Noord-Antwerpen (TNA), in Antwerpen bekend als “de Londenstraat”.

“Het leerlingenaantal daalt dramatisch”, zegt afdelingshoofd Ferry Weyts (54). De Limburger bouwde er de afgelopen 24 jaar een hoogtechnologische opleiding uit. “Vier jaar geleden waren er nog ruim 50 leerlingen, nu niet eens de helft. Als het zo doorgaat, valt de opleiding in privé-handen. Dat zou voor niemand goed zijn. De industrie beseft niet wat haar boven het hoofd hangt. Nu al staat mijn telefoon roodgloeiend: ‘Heb je niemand voor ons atelier?’ Onze leerlingen vinden meteen werk. Straks hoeven ze echter niet meer te bellen, dan heb ik gewoon niemand meer.”

Antieke klokken, kunstwerkjes opgebouwd met onderdelen van wekkers, werktafels vol vibrografen, tangetjes en loepen – de hele vierde verdieping ademt het uurwerkmakersambacht. Het is een eiland van rust, overal hangen leerlingen geconcentreerd over hun loep. Ze worden er opgeleid tot volwaardige horlogeherstellers, klaar om aan de slag te gaan in de ateliers van Rolex en Rodania of van horlogewinkels. Anderen proberen het als zelfstandige. “Een eigen zaak opstarten is nochtans de laatste stap”, benadrukt Weyts. “Het foute idee dat deze opleiding daarop gericht is, schrikt veel jongeren af. De financiële en fysieke risico’s zijn te groot.”

Een hersteller is trouwens geen uurwerkmaker: “Een horlogemaker stelt gewoon de verschillende onderdelen van een binnenwerk samen. In een atelier werkt hij in een bandsysteem: ieder heeft zijn specifieke taak, zonder het geheel te begrijpen. Een hersteller daarentegen is een specialist en gaat na waarom een binnenwerk niet functioneert. Daarom is uurwerkmaken een beroepsopleiding met gemiddeld twintig praktijkuren. Technisch onderwijs biedt maar de helft daarvan, onvoldoende om de nodige vaardigheden te ontwikkelen.”

Volgens Weyts volstaat goesting om daarin te slagen. In de twee- of driejarige beroepsopleiding zitten dan ook zowel zestienjarigen die net de eerste jaren van het algemeen of technisch onderwijs achter de rug hebben, als twintigers met een beroeps- of universitair diploma op zak. Kinderen van uurwerkmakers, maar evengoed schipperskinderen die hier voor het eerst een binnenwerk bekijken. Wat ze met elkaar gemeen hebben? Een ijzersterke motivatie.

“Sommigen willen eerst intellectuele bagage opdoen, anderen kiezen meteen voor deze richting”, zegt Weyts. “Technische kennis hoeft niet, dat brengen we je hier wel bij. Integendeel, het is niet omdat je een gat kunt boren, dat je ook aanleg hebt om uurwerkmaker te worden. Bij zulke mensen moeten we de handelingen verfijnen en de handen leren samenwerken met het hoofd. Bij leerlingen met twee linkerhanden is het net omgekeerd, die leren we stapsgewijs hun handen te gebruiken. Maar zet al die types samen en er gebeurt iets moois.”

De reputatie van de Antwerpse afdeling is over heel Europa bekend. Ze is een van de weinige scholen die jaarlijks de Zwitserse Rolex-ateliers en andere manufactures mogen bezoeken. Ook établisseurs of onderdelenmakers zoals ETA, de grootste in de sector, ontvangen haar op studiereizen en stages. Voor les- en oefenmateriaal kan de afdeling ook op buitenlandse steun rekenen. De Watchmakers of Switzerland Training and Educational Program, een initiatief van de Zwitserse horlogemakers, riep de bedreigde Antwerpse afdeling zelfs uit tot Europese modelschool.

“Met de opkomst van het kwartshorloge raakte de opleiding van uurwerkmakers in verval”, verklaart Weyts. “Zodat Zwitserland al met personeelsproblemen kampt. Nu de scholen weer op gang komen, doet men hier ideeën op. Want overal wordt erkend dat onze leerlingen hoog opgeleid zijn en meteen aan de slag kunnen. Veel Zwitserse opleidingen zijn dan ook gebaseerd op onze lesmethode.”

Die is allesbehalve conventioneel. Binnenwerken worden immers niet gedoceerd, maar actief ontdekt. De leerlingen ontleden ze, gaan na wat mag en niet mag, waarna eventuele problemen besproken worden: “Tegen de tijd dat we uitleggen hoe het binnenwerk opgebouwd is, kennen ze het al. We leren hun zelfstandig en behoedzaam de zaken te onderzoeken en logisch na te denken, kwaliteiten die in dit vak essentieel zijn. Om diezelfde reden werken we vooral met nieuwe binnenwerken en de meest verkochte kalibers. Zodat ze niet bezig zijn met het herhelpen van door anderen gemaakte fouten, maar de werking van een uurwerk volledig doorgronden en up to date zijn. Zo staan ze later niet voor verrassingen.”

Theorie en praktijk liggen dicht bij elkaar. Zo maken leerlingen ‘echte’ prijsoffertes, facturen en werkoverzichten, en krijgen ze behalve algemene vakken, technologie en elektronica ook verkooptechnieken mee.

De opleiding is opvallend wars van schoolse methoden. Leerlingen genieten zowel op school als op studiereis een grote vrijheid, terwijl bij de aankoop van binnenwerken of het vastleggen van groepsreizen klassikaal overleg wordt gepleegd. Weyts: “We behandelen hen als volwassen mensen. Ze organiseren zelf hun opdrachten en hoeven ons niet te vragen of ze naar het toilet mogen. Wel proberen we hen waarden en kwaliteiten mee te geven die in dit vak belangrijk zijn: zelfstandigheid en verantwoordelijkheid, zonder die vrijheid te misbruiken. Ik kan mijn leerlingen gerust een uur alleen laten. Dan nemen ze hier zelf de telefoon op en stofzuigen ze op eigen initiatief het lokaal.”

En het laatste cliché, dat uurwerkmakers vaak gepusht worden door ouders die zelf in de branche zitten? Ook dat haalt Weyts onderuit: “Die jongeren kunnen hier nooit gelukkig zijn, we halen die er op opendeurdagen meteen uit. Dan snoer ik de ouders de mond, vraag de kandidaten wat ze er zelf over denken en kijk ik intussen naar hun handen.” Dan, terugblikkend: “Ooit had ik hier een hyperkinetische jongen. Zijn ouders waren in paniek: hij kon geen twee minuten stilzitten, maar ik negeerde hun bedenkingen. Zelf was hij dolenthousiast, dus liet ik hem toe. Als hij anderhalf uur op een binnenwerk had gewerkt, net genoeg om het te herstellen, mocht hij vijf minuten trommelen op de muren van het kuiskot. Nu werkt hij in een groothandel in onderdelen. Medicatie heeft hij nooit meer hoeven te nemen.”

Britt Martin (16), Merksem, houdt van Omega-horloges voor mannen

Britt begon het secundair onderwijs in de elektromechanica. Intussen schakelde ze over naar de horloges. “Ik voelde altijd meer voor een praktische opleiding, vakken als Latijn of Grieks zeiden me niets. Ik zag mijn vader altijd aan de slag als zelfstandig uurwerkhersteller en dat was aanstekelijk. Van druk was nooit sprake, ik heb thuis de vrijheid gekregen om zelf te kiezen.”

Wat haar aantrok in de opleiding? “Een uurwerkmaker is iets aparts, hij doet precisiewerk. Een beroep dat je grotendeels alleen uitvoert, en dat vaardigheid, geduld en concentratie vergt. Als ik aan een kaliber zwoeg, word ik niet graag gestoord.” Horloges of ‘kleinwerk’ liggen de thuiswonende leerlinge dan ook beter dan ‘grootwerk’, als klokken en wekkers. Aan beide wordt wekelijks een tweetal dagen praktijkles besteed. “Hoe kleiner de onderdelen, hoe groter het plezier”, aldus Britt.

De vooroordelen over beroepsopleidingen neemt ze erbij: “Ik heb hier 200 procent voor gekozen, de rest is bijzaak. Veel jongeren zijn meelopers en weten dat een algemene secundaire opleiding goed staat. En dus zitten ze daar soms tegen hun zin, terwijl ik met plezier op een prachtige afdeling zit. Omdat we leerlingen met diverse leeftijden zijn, leer je bovendien samenwerken met anderen. Iedereen past zich aan elkaar aan. Aanvankelijk had ik het er wel moeilijk mee dat ik mijn keuze voortdurend moest verdedigen, mensen vragen je constant waarom je deze opleiding volgt. Nu, als ik afstudeer, ben ik zeker van werk. Dat telt meer dan hun mening.”

Vanessa Kiggen (21), Helchteren, gediplomeerd opticien en bezeten van mechanische uurwerken

“Voor ik hier aankwam, had ik nooit te maken gehad met uurwerkmakers, het was pure nieuwsgierigheid. Toen ik 19 en afgestudeerd was, vertelde een goudsmid me langs haar neus weg over de opleiding. Na een opendeurdag was ik ingeschreven.” Vannessa volgt inmiddels het zevende specialisatiejaar. Nochtans was het geen liefde op het eerste gezicht, bekent de Limburgse kotstudente: “Het eerste jaar was vreselijk. Je leert dan de verschillende onderdelen van een binnenwerk demonteren en terugstoppen. Honderden keren na elkaar, gewoon om de handigheid te kweken. Het probleem was dat ik dat van nature goed kon en alles te snel beet had. De ‘klik’ is pas vorig jaar gekomen, toen ik technisch inzicht ging verwerven. Sindsdien lijk ik wel bezeten, gewoon omdat ik wéét hoe mechanische uurwerken in elkaar zitten en zelf fouten kan opsporen. Een binnenwerk heeft geen geheimen meer. Je ogen zijn zo getraind dat je schroefjes zonder loep vastzet, ook al is de schroefdraad nauwelijks zichtbaar.”

Haar bewondering voor eeuwenoude mechanismen is groot: “Hoe al die onderdeeltjes in elkaar passen en samenwerken, dat is toch fascinerend? Dat iemand zoiets uitvindt, dat begrijp je gewoon niet. Bij kwartshorloges met elektronische circuits heb ik dat niet, die gooi je gewoon weg. Soms voel ik me wel een buitenbeentje. In tegenstelling tot leeftijdsgenoten hou ik niet van G-Shock of Casio-horloges. In dit beroep heb je sowieso meer te maken met oudere mensen. Je werkt immers met horloges die tientallen jaren oud zijn.”

In het specialisatiejaar is Vanessa voortdurend in de weer met defecte uurwerken, schenkingen van vrienden, familieleden of buren. “De eerste jaren werk je uitsluitend op de nieuwe binnenwerken die je zelf aankoopt en vervolgens om zeep helpt ( lacht). Nu kom ik voortdurend nieuwe problemen tegen.” Daarnaast voert Vanessa herstellingen uit voor een juwelierszaak en werkt ze in het weekend in een optiekwinkel in Kapellen. “Op termijn zou ik beide beroepen willen combineren, al is een eigen zaak uitgesloten. Die verantwoordelijkheid wil ik niet. Hoe ook werk ik liever in een atelier dan een horlogewinkel. Dat zijn zelden herstellers en kunnen je dus weinig bijbrengen. In dit vak is het goed je te omringen met ervaren mensen. Anders pruts je maar wat en maak je de problemen misschien groter.”

Toch gelooft Vanessa sterk in de toekomst: “Mensen zijn op zoek naar duurzame en milieuvriendelijke producten. Vooral automatische mechanische horloges zijn sterk in opkomst. Daarom is het jammer dat het beroep stilaan uitsterft. De afdeling heeft amper inschrijvingen.” Een reden te meer om korte metten te maken met het idee dat dit een mannensector is, vindt Vanessa: “De vele meisjes hier hoeven niet onder te doen voor de jongens. Integendeel, dat fijne vingerwerk ligt ons wel.”

(kader)

Frederik ‘Fredje’ Bongaerts (20), Bornem, pendelt elke dag

Van gediplomeerd automechanicus naar uurwerkmaker, het zijn uitersten, bekent Frederik, leerling van het laatste leerjaar. “Ik was nooit geïnteresseerd in uurwerken herstellen, ook al zit dat mijn familie in het bloed. Mijn vader, zijn vader, mijn overgrootvader, allemaal hebben ze er hun beroep van gemaakt. Zelf zag ik dat microscopische gedoe helemaal niet zitten. Ik moest en zou garagist worden. Mettertijd was mijn interesse voor auto’s echter groter dan mijn zin om eraan te werken. Je komt altijd smerig thuis.” Vooral de praktijklessen vergden wel aanpassing: “Ik ben technisch aangelegd en heb een stevige kennis van elektronica en mechanica op zak, maar van een motor en grote schroevendraaiers naar een klein binnenwerk met pietluttige onderdelen, dat was wennen. In het begin was ik zeer onzeker, bang om brokken te maken. Ik zocht voortdurend naar onderdelen, geregeld belandde er eentje op de grond. Gelukkig begin je met wekkers en klokken. Naarmate je daarmee uit de voeten kunt, pak je kleinere mechanismen aan. De radertjes van een uurwerk hebben immers dezelfde functies, je hoeft alleen preciezer te zijn. Zodra je het gevoel in de vingers hebt, went alles.” Volgens Frederik hangt veel af van het doorzettingsvermogen en karakter van de leerlingen: ben je nonchalant, lever je graag proper werk af? “Het eerste jaar leer je vooral binnenwerken monteren en schoonmaken, daarna stopt de leerkracht opzettelijk fouten in het mechanisme. Hij haalt een schroefje weg of plooit een onderdeel, en dan moet jij maar achterhalen waarom het uurwerk niet functioneert. Het is een oefening in logisch redeneren, waarbij je de theorie moet begrijpen. Een blokbeest zonder aanleg krijgt hier al gauw problemen.”

(kader)

Heidi Sneiders (27), Grimbergen, ziet in elk binnenwerk een uitdaging

Op haar 21ste had Heidi een diploma publiciteitsgrafiek op zak. Nog niet klaar om te gaan werken, maar technisch totaal onervaren, vatte ze de opleiding uurwerkmaken aan in Antwerpen. Zes jaar later is ze fulltime uurwerkhersteller in het Breitling-atelier in Waterloo. Daar repareert een handvol jonge mensen horloges uit België en Luxemburg. “Bandjes en batterijen vervangen of horloges verkopen, de job in de winkel, dat zegt me weinig. Mij boeit het échte werk. Breitling maakt mooie uurwerken van hoog niveau en innoveert geregeld, het werk is dus nooit routineus. Jaarlijks bezoeken we twee weken het Zwitserse hoofdkwartier, om kennis te maken met nieuwe binnenwerken.” Heidi spoort voortdurend naar fouten in defecte horloges: “Er kan zoveel mis mee zijn, want een uurwerk is een kwestie van een tiende millimeter. Een afgebroken kroon, een haartje dat het mechanisme blokkeert, een foute handeling van de klant, noem maar op. Als een klant bijvoorbeeld de datum wijzigt rond middernacht, het moment waarop het datummechanisme in werking treedt, blokkeert het uurwerk. Het ergste voor een horloge zijn echter valpartijen of schokken. Daardoor kunnen wrijvingen ontstaan, onderdelen loskomen en radertjes decentreren. Net die gevallen waarbij klanten vaak een leugentje verzinnen.” Tevergeefs, benadrukt Heidi: “Zelfs al landt het uurwerk op een zacht tapijt en is aan de buitenkant niets te zien, binnenin merk je meteen dat het gevallen is. De eerste stap is dan ook een optisch onderzoek met de loep, om de staat van het binnenwerk en de olie te bekijken en vuilsporen te traceren. We kunnen ook de amplitudemeter gebruiken, een toestel dat elektronisch afwijkingen meet. Zo nodig demonteren we het binnenwerk stapsgewijs, en sporen intussen de oorzaak van de afwijking op.” Doorgaans behandelt Heidi 2,5 uurwerken per dag. Gecompliceerde kalibers vergen meer tijd: “Soms zijn ze zo ingewikkeld dat ik er liever niet aan begin, vooral niet op een slechte dag. Dan is het beter de planning om te gooien, voor je fatale fouten maakt.” Een eigen atelier ziet Heidi nog niet zitten. “Uurwerkmakers zijn onbekend en ondergewaardeerd. Zo worden juweliers ten onrechte hoger aangeschreven. Nochtans kan een horlogemerk niet eens bestaan zonder herstellers. Geloof me, disputen tussen grote ateliers gaan nooit over afgesnoepte klanten, maar over gespecialiseerde herstellers.” Een herwaardering van het beroep betekent volgens Heidi dat klanten beter geïnformeerd worden: “Velen denken dat een duur horloge levenslang moet meegaan – en verkopers spreken hen zelden tegen. Terwijl een schoonmaak- en oliebeurt om de drie à vier jaar een noodzaak is. Een mechanisme dat dag en nacht werkt, slijt vanzelf. Het nazicht van een auto vinden mensen normaal, waarom zou een complex en fragiel uurwerk vol subtiele evenwichten dat niet nodig hebben?

Info: TNA, Londenstraat 43, 2000 Antwerpen, Tel. 03-202 45 30, www.uurwerkmaker.yucom.be

Wim Denolf / Foto’s Lieve Blancquaert

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content