LEERSTUK

Robert De Niro zocht al jaren naar een geschikt projekt om de sprong naar de regie te wagen een van de redenen ook waarom hij in 1988 in New York zijn eigen produktiemaatschappij en filmcentrum Tribeca opstartte.

Zijn keuze viel uiteindelijk op “A Bronx Tale”, het one-man show-toneelstuk uit 1989 van en met Chazz Palminteri, die in zijn bravoure-vertolking op de planken maar liefst achttien verschillende rollen voor zijn rekening nam. Hij schreef zelf het filmscenario en speelt één van de hoofdrollen. Het gegeven is zeker iets waar De Niro voeling mee heeft : het volwassen worden van een jonge Italo-Amerikaan in het New York van de jaren zestig. De film volgt de jonge held tijdens twee beslissende fazen in zijn jeugdig leven en valt ook netjes in twee delen uiteen. In het eerste deel is Calogero (Francis Capra) negen ; in het tweede deel is hij zeventien (Lillo Brancato) en wordt hij gedwongen een aantal moeilijke keuzes te maken.

Calogero wordt heen en weer geslingerd tussen twee rolmodellen : zijn hardwerkende vader (De Niro in een van zijn meest innemende vertolkingen) en zijn mentor, de lokale gangster (Palminteri) die in de buurt de plak zwaait. Deze charismatische doch immorele figuur maakt zowel op de knaap als op de jongeman een grote indruk, maar natuurlijk ontdekt Calogero in de loop van het leerstuk de ware aard van de man die hij bewondert. Op het oog lijkt de prent schematisch en moralizerend, maar De Niro kleurt zijn simpele positieve fabel met de nodige nuances en een verrassende dosis humor. De grote surprise is hoe ontspannen en ongedwongen zijn eerste proeve achter de camera is. De akteur heeft duidelijk veel opgestoken van de grote regisseurs met wie hij heeft gewerkt, zonder dat hij daarom epigonenwerk aflevert. Zijn mise-en-scène is krachtig, beheerst en vaak inventief. Minder verrassend, maar daarom niet minder lovenswaardig is het niveau van de vertolkingen. Met name nieuwkomer Lillo Brancato is een revelatie.

* * “A Bronx Tale” van Robert De Niro, met Robert De Niro, Chazz Palminteri, Lillo Brancato, Francis Capra, Taral Hicks, Kathrine Narducci.

SHOW

Robert Altmans satire van het Parijse modewereldje heeft dezelfde kenmerken als het doelwit : vluchtig, anekdotisch, oppervlakkig, speels onnozel en snel vergeten. “Prêt-à-Porter” is zeker niet onaangenaam om naar te kijken, maar er blijft niets van hangen. Het is alsof de film evaporeert terwijl hij geprojekteerd wordt.

Verwacht dus zeker geen beklijvende satire zoals “The Player” over Hollywood. Het showen van de lentekollekties in Parijs is vooral het toneel voor een vaudeville met bedrogen echtgenoten, gescharrel in de coulissen, verstoppertje spelen in hotelkamers, kompromitterende foto’s, verkleedpartijen, slaapkamerfarce.

“Prêt-à-Porter” begint als een vals moordmysterie, maar gaat snel over in een rondedans tussen een bont gezelschap ijdeltuiten uit de mode-industrie. Of je echt plezier beleeft aan wat hen allemaal overkomt, hangt veelal af van de uitstraling van de spectaculaire, maar meestal ondergewaardeerde cast. De parade wordt geleid door oldtimers Sophia Loren en Marcello Mastroianni. Zij is de kersverse, maar allesbehalve rouwende weduwe van de Voorzitter van de Syndikale Kamer voor Konfektie ; hij is een voortvluchtige oude kleermaker op zoek naar zijn grote jeugdliefde. De scène waarin La Loren na al die jaren nog altijd voor Marcello zwarte kousen en jarretelles draagt, zorgt voor het enige moment in de film waar enig gevoel bij komt kijken.

Voorts zijn er Lauren Bacall als een op Diana Vreeland geïnspireerde grande dame van de modepers ; Anouk Aimée als een mode-ontwerpster die het hoofd koel probeert te houden terwijl ze alles aan het verliezen is ; Rupert Everett als haar conspiratieve en dubbelhartige zoon ; Tim Roberts als een sportreporter en Julia Roberts als een debuterende verslaggeefster die tegen hun zin een hotelkamer moeten delen, maar daar het beste van maken (ze komen het bed niet meer uit) ; Danny Aiello als de aankoper van het grootwarenhuis Marshal Fields die er zelf liefst als vrouw verkleed bijloopt ; Richard E. Grant en Forest Whitaker als konkurrerende avant-garde “createurs” die niet alleen in elkaars kollekties geïnteresseerd zijn ; Sally Kellerman, Tracey Ullman en Linda Hunt als drie rivalizerende hoofdredaktrices van sjieke modebladen, die om beurt door lakonieke sterfotograaf Stephen Rea vernederd worden. En dan is er nog Kim Basinger als de tv-journaliste die iedereen die voorbijloopt een mikrofoon onder de neus duwt. Niet alleen de sterren, maar ook de échte ontwerpers die hun gezicht en hun kleren laten zien : Gaultier, Mugler, Vivienne Westwood e tutti quanti.

Altman lijkt iets meer geïnteresseerd in de media die de mode bepalen, dan in de modemakers, maar over geen van beide biedt hij enig inzicht of valt er iets onthullend te beleven. Hij scheert met zijn panoramische camera luchtig over alles heen, bang om ergens te blijven aan haperen, om iets te vertellen, om iets te voelen behalve een lichtelijk verveeld misprijzen voor zo veel show en zo weinig substantie.

– “Prêt-à-Porter” van Robert Altman, met Danny Aiello, Anouk Aimée, Lauren Bacall, Kim Basinger, Michel Blanc, Jean-Pierre Cassel, Rupert Everett, Teri Garr, Richard E. Grant, Linda Hunt, Sally Kellerman, Ute Lemper, Sophia Loren, Lyle Lovett, Marcello Mastroianni, Stephen Rea, Tim Robbins, Julia Roberts, Jean Rochefort, Lili Taylor, Tracey Ullman, Forest Whitaker.

RELATIE

De eerste avondvullende film over telefoonseks komt natuurlijk uit Nederland, wat dacht u ? Theo Van Gogh verfilmde het kontroversiële toneelstuk “06” over een man en een vrouw die uitsluitend via een O6-nummer (voorbehouden voor erotisch telefoonverkeer) met elkaar kommunikeren. Uit het regelmatige kontakt groeit iets dat veel verder reikt dan de oorspronkelijke bedoeling opgewonden geraken en zichzelf bevredigen en hoe langer hoe meer op een normale relatie gelijkt : een spel van wantrouwen en vertrouwen, jaloezie en hartstocht, kwetsbaarheid en agressie.

De gewaagde sekslijn-gimmick ten spijt, blijft dit een oubollig toneelmatig tweepersoonsdrama vol simplistische psychologische wijsheden. Het écht onoverkomelijk probleem is dat de twee mensen beslist niet interessant genoeg zijn om anderhalf uur zo dicht op hun huid te zitten, laat staan hun niet altijd appetijtelijke intiemste verlangens te delen.

– “06” van Theo Van Gogh, met Ariane Schluter, Ad van Kempen.

VIDEO VERLIES

In 1982 verloor Duitsland zijn grootste naoorlogs filmtalent. De Nieuwe Duitse Cinema zou het verlies nooit te boven komen. Op 31 mei 1995 zou Rainer Werner Fassbinder precies vijftig jaar zijn geworden, wat door het Duitse “Filmverlag der Autoren” passend wordt herdacht met het heruitbrengen van een aantal van zijn bekendste films.

Inmiddels biedt de Nederlandse videomaatschappij “Homescreen” een RWF Kollektie aan met zeven titels die overduidelijk demonstreren waarom Fassbinder de grootste Europese regisseur van de jaren zeventig was.

De oudste in de reeks is Fassbinders doorbraakfilm “Der Händler der Vier Jahreszeiten” uit 1971, het verhaal van een man die ziet hoe zijn leven hem door de vingers glipt en zich langzaam maar zeker de vernieling inwerkt. Van hetzelfde jaar dateert “Die Bitteren Tränen der Petra von Kant”, een lesbisch melodrama met Margit Carstensen als de heerszuchtige meesteres en Hanna Schygulla als haar nieuwste prooi. Het is de eerste grote stilistische triomf van de meester. “Angst essen Seele Auf” (1973) is Fassbinders meest aangrijpende, uitgepuurde ontleding van het dagelijks racisme in de Bondsrepubliek, dit naar aanleiding van een gedwarsboomde liefde tussen een bejaarde schoonmaakster en een jonge Marokkaanse gastarbeider. De Theodor Fontane-verfilming “Effi Briest” (eveneens uit 1973) is tegelijk Fassbinders versie van het Madame Bovary-syndroom en zijn meest klassiek elegante film. In 1978 draaide de snelfilmer een van zijn meest deprimerende en wanhopige films : “In einem Jahr mit 13 Monden”, over de laatste dagen in het tragisch bestaan van een transseksueel. In “Lola” (1981) hangt Fassbinder een ontluisterend beeld op van de kuiperijen en schijnheiligheid tijdens de naoorlogse wederopbouw. Ofschoon zijn voorlaatste film, lijkt “Die Sehnsucht der Veronika Voss” (1981) in alles op Fassbinders testament : een droefgeestig melo in glanzend zwart-wit over de pijnlijke aftakeling en verslaving van een gewezen UFA-ster.

* * * * “De Rainer Werner Fassbinder Kollektie” (Cinemien-Homescreen, Amsterdam).

PATRICK DUYNSLAEGHER

Palminteri en Brancato in “A Bronx Tale” : revelatie.

Gaultier en Basinger in “Prêt-à-Porter” : modieuze vaudeville.

Schluter in “06” : telefoonseks.

Fassbinder met zijn aktrice Rosel Zech tijdens de opname van “Veronika Voss”.

TOP 10

1.

The Shop Around the Corner : herneming van een heerlijk romantisch blijspel van Ernst Lubitsch uit 1940 ; met James Stewart en Margaret Sullavan.

2.

Martha : deze onlangs herontdekte film uit 1973 van de betreurde R.W. Fassbinder is een wreedaardige analyse van een bourgeoishuwelijk. Margit Carstensen is de vrouw die door haar sadistische echtgenoot tot een willig objekt gekneed wordt.

3.

Van

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content