Vijfentwintig jaar geleden vluchtte keizerin Farah Diba met haar kinderen en haar man, de laatste sjah, weg uit Iran. Nu ze 65 is geworden, publiceert ze haar memoires. Een exclusief interview.

:: Farah Diba Pahlawi, Memoires van een keizerin, The House of Books, 17,50 euro, 416 p.

Eerst Marilyn, Liz en Jackie… en dan keizerin Farah Diba. Andy Warhol maakte een portret met de glamour en de sterallures van een icoon, een gezicht dat natuurlijke schoonheid en het mysterie van Perzië combineert. Maar wie is de vrouw achter dit portret ? Vijfentwintig jaar geleden, bij het uitbreken van de Islamitische Revolutie, is ze met haar gezin uit Iran weggevlucht. Al die tijd is keizerin Farah bijzonder discreet gebleven over haar privé-leven en dat van haar overleden echtgenoot, de laatste sjah van Iran. Slechts af en toe doorbrak ze de stilte om bepaalde beweringen over haar privé-leven en dat van haar kinderen te ontkennen of om te pleiten voor een ommekeer in het huidige Iran. Nu ze 65 is geworden, besloot ze haar memoires te publiceren.

Het tot in de puntjes verzorgde gezicht dat me in de living begroet, is dat van de cover van het boek : hoge jukbeenderen, donkere, ver uit elkaar staande ogen, breed voorhoofd en een betoverende glimlach. Haar lipstick past perfect bij de kleur van de lak op haar vingernagels die eruitzien als geroosterde amandelen. In haar Parijse flat – niet haar eigendom – hangen overal foto’s van de sjah en het gezin. Huispersoneel schuifelt heen en weer tussen de kleine keuken en de zitkamer. ” Kambiz !” (thee) klinkt het schor uit de mond van de keizerin. Ze doet me teken naast haar plaats te nemen op de sofa. Ook als ze zit, valt haar rijzige gestalte op. Haar hoge kapsel vormt een soort van helm – niet echt een kroon – die haar de allure geeft van een Egyptische farao.

Nieuwjaarsboodschap

De thee wordt geserveerd in blauwe glaasjes, samen met fel gekleurde koekjes. De keizerin raakt thee noch koekjes aan. Ze neemt nonchalant een dunne sigaret uit een klein etui. Ik heb veiligheidsagenten buiten het gebouw gezien en vraag me af wat voor een leven zij eigenlijk leidt. Is zij nog altijd targhuti of ‘van de duivel bezeten’, zoals het islamitisch regime de leden van het vorige bewind betitelt ?

“Ik zou het niet weten. Omdat ik me altijd negatief heb uitgelaten over wat zich de jongste vijfentwintig jaar in Iran afspeelt, word ik waarschijnlijk als een aartsvijand beschouwd. Eén voorbeeld. Drie of vier jaar geleden was een van de dochters van ex-president Rafsanjani hoofdredactrice van een vrouwenblad in Iran. In één editie had ze een zinnetje geciteerd uit mijn nieuwjaarsboodschap. Het blad werd opgedoekt en zij werd vervolgd. Dat zinnetje was nochtans doodsimpel : dat in de 21ste eeuw de jeugd in Iran een beter leven zou hebben.”

Ze zuigt heftig aan haar sigaret. In haar boek schreef ze de opdracht : “Ter nagedachtenis van allen die de dood vonden door obscurantisme. Ter nagedachtenis van allen die hun leven gaven voor de integriteit van Iran.”

“Ik heb het over religieus fanatisme”, verduidelijkt ze. “De Perzen waren in de loop van de geschiedenis een zeer tolerant volk.” Ze blijft op de hoogte van wat er in Iran gebeurt door de Iraanse pers in ballingschap, via satelliettelevisie en “via mensen die vanuit Iran telefonisch of per e-mail met mij in contact blijven. Die zijn niet meer bang.”

Zootje ongeregeld

Voor de meeste Iraniërs van een bepaalde leeftijd is keizerin Farah het minzame gelaat van het regime van de sjah. Zij lag aan de basis van een groot aantal culturele projecten in heel het land, richtte minstens tien musea en culturele centra op… tot het gordijn viel en de Islamitische Revolutie elke vorm van cultuur verbood. Het belangrijkste van allemaal is wellicht het Museum voor Hedendaagse Kunst, gelegen in het vroegere Farah Park, nu Laleh of Tulpenpark genaamd.

“Veel kunstenaars die ik ontmoette, droomden van een officiële plek om hun werk tentoon te stellen. Toen we onze verzameling wilden opbouwen, konden we ons geen oude meesters veroorloven en dus ging de aandacht vooral uit naar internationale eigentijdse kunst.”

Was ’the sky the limit’ bij het aankopen van kunstwerken ?

Farah Diba Pahlawi : Niet echt, nee. Maar toen waren bepaalde werken nog betaalbaar, vergeleken bij wat ze vandaag waard zijn.

Was u verantwoordelijk voor de keuze van de werken ?

We werden geholpen door enkele Amerikaanse curatoren. Maar toen het museum geopend werd, vroegen sommige westerse critici zich af wie wij eigenlijk wel waren… Alsof we binnen de muren van onze musea geen recht zouden hebben op die mooie dingen, terwijl er zoveel schitterende objecten uit onze contreien in het Westen te vinden zijn ( lacht bitter). Gelukkig werden de schilderijen niet vernield bij het uitbreken van de revolutie. Ik was doodsbang dat men ze zou verbranden of definitief beschadigen. Maar het personeel heeft ze snel in veiligheid gebracht.

Was het gevaar echt zo groot ?

Kijk maar naar wat er bijna gebeurd is in Persepolis. Ik vernam dat in de eerste dagen van de Revolutie een zootje ongeregeld de ruïnes bestormde om ze te vernielen. Maar de bewaker hield ze tegen met het argument dat die ruïnes een symbool waren, dat wanneer koningen het land verlaten, ze alleen ruïnes achterlaten. Zeer slim van hem, moet ik toegeven.

Wat dacht u van de verkoop van het schilderij van De Kooning uit de verzameling van het museum, in 1994 ?

Ik was er het hart van in. Toen ik het hoorde, belde ik naar het museum en vroeg om de curator te mogen spreken. Ik zei dat ik een student was die het zeer spijtig vond dat het werk verkocht zou worden. De man zei dat het hem ook speet maar dat hij gedwongen werd het meesterwerk te verkopen.

Zou u het toejuichen dat het 10de-eeuwse Shahnameh-manuscript terug naar Iran zou worden gebracht ?

Ironisch genoeg werd me dat voorgesteld in 1970. Er werd toen twintig miljoen dollar voor gevraagd. Maar dat konden we ons niet permitteren. Als de Islamitische Republiek zoveel belangstelling had gehad om islamitische kunst terug naar het land te halen, dan zou ze wel belet hebben dat zoveel moois uit het land verdween. Ik hoorde van een belangrijke verzamelaar dat sommigen een oogje hebben laten vallen op de verzameling van het museum. Het is te hopen dat niet méér stukken uit de collectie verdwijnen. Ze vormt namelijk één ondeelbaar geheel. Het staat ook nog altijd in de grondwet dat je geen uniek kunstwerk mag verkopen.

Opgestoken duim

Na ettelijke kopjes thee spreken we over Farah Diba’s privé-collectie kunstwerken en over haar leven met de sjah in het Niaravan-paleis ten noorden van Teheran. Het was veeleer een paleizencomplex waar nu een vreemde, spookachtige sfeer heerst. Toen ik het onlangs bezocht, stond het gebouw waarin ze woonden (een elegante constructie uit de helft van de 20e eeuw, omringd door beboste tuinen die zich uitstrekken tot aan de besneeuwde bergen rond de stad) in de steigers.

“Ik probeer me te herinneren wat we zoal hadden”, zegt ze weemoedig. “Er hingen een kleine Utrillo, een Marie Laurencin en een Maurice de Vlaminck in de living, een kleine Renoir in de slaapkamer van mijn man – wie weet waar die nu zijn ! Er stonden antieke bronzen beelden uit Lorestan, antieke islamitische voorwerpen en nog andere dingen.”

Ik durf haar niet te vertellen dat ik niets van dat alles gezien heb toen ik door de grote deur van het paleis naar binnen gluurde. Er stonden overal stellingen. Ik kon enkel een glimp opvangen van een beeldje op een 18de-eeuwse Franse klok. Ik zag ook een gigantische bronzen duim, wel één meter hoog, ergens in de tuin…

“O ja, daar hield ik van”, straalt ze. “Ik vond het een leuk ding. In de bibliotheek, het enige vertrek dat compleet naar mijn eigen smaak was ingericht, wilde ik die duim onderbrengen. Maar mijn man zag dat niet zitten. Dus heb ik hem in de tuin laten plaatsen, onder een baldakijn.”

Ze verzwijgt zedig dat een opgestoken duim in Iran een zeer vulgair gebaar is, zoiets als de opgestoken middelvinger bij ons.

Of het moeilijk was al die dingen te moeten achterlaten toen zij en haar echtgenoot op 16 januari 1979 Iran moesten verlaten ?

“Ik wilde vooral niet dat men achteraf zou vertellen dat we alles hadden meegenomen. Op weg naar de luchthaven nodigde ik journalisten uit om foto’s te nemen van al de kamers van het paleis vóór het zou worden geplunderd. Ik wilde dat men zag dat ook mijn persoonlijke bezittingen in het paleis waren achtergebleven. Ik had die dingen kunnen meenemen, maar deed het niet. Ik wilde dat ze in het land bleven waarvan ik zoveel hou.”

Het is moeilijk uit te maken wat daar nu nog van te vinden is. Bij mijn tocht door het paleizencomplex van Teheran, langs de talrijke kamers met oogverblindende muren en pleisterwerk, de cocktailbar, de loggia’s met marmeren fonteinen… kreeg ik een grote vaas met een kleurenfoto van de sjah en zijn gezin in het oog. Ik zag geen spoor meer van de zwarte strepen die bij het begin van de revolutie door elke afbeelding van de koninklijke familie gehaald werden. De eigendommen van de sjah en de leden van het vroegere bewind worden nu beheerd door de Bonyad Montazana, een mysterieuze stichting die een enorme macht uitoefent op het culturele en industriële patrimonium van Iran.

Kroonjuwelen

Van de derde vrouw van de sjah, na de koninginnen Fawzia en Soraya, werd van keizerin Farah Diba (een titel die voor haar door het parlement in het leven werd geroepen) een mannelijke troonopvolger verwacht. Ze huwden op 20 december 1959. In 1960 werd Reza geboren (nu Reza II), in 1962 Farahnaz, in 1966 Ali Reza en in 1970 Leila. De sjah stond erop dat Farah bij officiële gelegenheden altijd juwelen droeg. De kroonjuwelen worden nu bewaard in een museum in Teheran en beheerd door de Centrale Bank van Iran.

“We moesten letterlijk alles afstaan wat we hadden : tiara’s, juwelen, ringen… Die juwelen dateren natuurlijk van vóór de Pahlawi-dynastie. Ik voelde me bijvoorbeeld ongemakkelijk bij het dragen van die juwelen tijdens een bezoek aan India, omdat nogal wat stukken uit dat land afkomstig waren”, zegt ze met een verontschuldigend gebaar.

Ze haalt een boek tevoorschijn, doorbladert het en toont me verscheidene foto’s waarop ze te zien is met verschillende kronen, halssnoeren, oorringen. Veel edelstenen (smaragden, robijnen, saffieren) zijn als eieren zo groot ! “Persoonlijk”, vertelt de keizerin, “had ik geen interesse voor juwelen. Ik kon dragen wat ik wilde uit de kroonjuwelen, maar ik heb mijn echtgenoot nooit gevraagd voor mij juwelen te kopen. Ik geloof dat ik ooit één kleine smaragd van hem heb gekregen. De kroonjuwelen maken deel uit van het ambt. Tijdens de Golfoorlog in 1990 beweerde iemand van de Iraakse oppositie in een tv-interview dat de ‘Koningin van Iran’ de kroon had verkocht aan de vrouw van Saddam Hoessein. Belachelijk. Ik heb die journalist een foto bezorgd van de kroon van de sjah in het museum.” De kroonjuwelen blijven wel een netelig probleem voor de Iraanse autoriteiten. “Ze kunnen ze niet zomaar laten verdwijnen”, voegt ze eraan toe, niet zonder leedvermaak.

Rood en zwart

Achter de glamour en de glitter schuilen nog steeds onopgehelderde kwesties. Zoals de rol van de keizerlijke strijdkrachten tijdens de beruchte slachtingen op het Jaleh-plein die aanleiding waren tot het daadwerkelijk uitbreken van de revolutie. De keizerin spreekt plots een tikkeltje luider : “De militairen hebben niet eerst geschoten. Dat waren burgers vermomd als militairen. De oppositie was uiteraard goed geoefend in het manipuleren van de media. Op de foto’s zie je bloed op de handen van de mensen. Schapenbloed, geen mensenbloed. Er zijn ook gemonteerde tapes met de stem van mijn echtgenoot die de nationale rijkdommen aan buitenlanders probeerde te verkopen… Het was allemaal massahysterie en manipulatie.”

Wat moeten we denken van de misdaden toegeschreven aan de Savak, de geheime politie van de sjah ?

Zoals elke geheime politie, overal ter wereld, heeft zij geprobeerd de veiligheid en de stabiliteit van mijn land te vrijwaren. Vergeet vooral niet de omstandigheden en de tijd waarin dat gebeurde. De wereld was in volle Koude Oorlog en op het geopolitieke vlak is Iran zeer belangrijk. Onze grote buur was de Sovjet-Unie. Godsdienstfanaten hadden al drie van onze eerste ministers vermoord, de sjah zelf overleefde drie aanslagen op zijn persoon, en verscheidene pogingen tot ontvoering van mijn zoon en van mezelf werden gelukkig tijdig verijdeld.

Het was een schandelijke coalitie tussen rood en zwart : communisten en religieuze fundamentalisten. De sjah had geen keuze. Misschien… misschien had invloed uit het buitenland kunnen helpen. Een volwaardige democratie stamp je niet in korte tijd uit de grond. Dat duurt tientallen jaren. Mijn echtgenoot heeft getracht een evenwicht tot stand te brengen tussen de belangen van het Westen en die van het Oostblok. Kijk maar wat er in de streek zoal gebeurd is sinds de verdwijning van de sjah. De Russen vielen Afghanistan binnen, Irak viel Koeweit binnen en Irak verklaarde de oorlog aan Iran. Ik herinner me nog wat BBC-journalist David Frost tegen mijn man zei toen we in Panama verbleven ( een van de landen waar de sjah en zijn gezin asiel zochten na hun verbanning) : “Men zegt dat u megalomaan was.” Zijn het streven naar vrede rond de Perzische Golf of pogingen om de achterstand van het land in te halen tekenen van megalomanie ?

Kan Iran een moderne staat worden onder een religieus fanatiek bewind ?

De Iraniërs hebben 25 jaar ervaren wat een islamitisch fundamentalistisch regime betekent. Islamitisch fundamentalisme is zeer gevaarlijk omdat het aanzet tot fundamentalisme in andere godsdiensten. ( Een niet mis te verstane hint naar wat onder George W. Bush gebeurt.) Het is toch niet te geloven dat in de 21ste eeuw nog godsdienstoorlogen uitbreken ! Iran was ooit de wieg van de beschaving en overal ter wereld werd het Iraanse volk gerespecteerd. Als je tegenwoordig toegeeft een Iraniër te zijn, word je als een monster bekeken. Mijn zoon verklaart alom dat Iran een seculiere staat moet worden met een democratisch systeem, met vrije verkiezingen, een constitutionele monarchie of een andere regeringsvorm.

De droom om ooit opnieuw het land te besturen, blijft dus intact. Zou u bereid zijn om president Khatami te ontmoeten ?

Ja, maar het hangt ervan af hoe hij in Iran regeert.

Tragedies

De verbanning was niet de enige tragedie in het leven van de keizerin. Op 27 juli 1980 overleed haar echtgenoot in Egypte. Hij werd begraven in de Al Rifai Moskee in Caïro. De fundamentalistische religieuze leider die ooit suggereerde dat zij, als ze haar man vermoordde, naar Iran zou kunnen terugkeren, is intussen zelf overleden. Op 10 juni 2001 beroofde haar jongste dochter Leila zich van het leven. Ze kijkt van me weg als ik het onderwerp aanraak. “Leila was amper negen toen wij uit Iran verbannen werden. Ons gezin was een tijd niet samen, de kinderen vertrokken naar Texas een paar dagen voor wij het land verlieten. Overal was er sprake van moordpartijen en wij verhuisden van het ene land naar het andere. Dat heeft Leila geen deugd gedaan. Ik denk dat ze het nooit te boven is gekomen. De problemen begonnen in het begin van de jaren 1990. Ze leed aan anorexia. Ze raadpleegde verscheidene dokters en psychologen. Niets hielp.”

Hoe heeft zijzelf de verbanning verwerkt ? Keizerin Farah glimlacht. “Er is een oude Iraanse spreuk : ik woon in een mooi huis, maar het is het mijne niet.”

Tekst Mark Irving

Farah Diba lag aan de basis van een groot aantal culturele projecten in Iran. Ze richtte minstens tien musea en culturele centra op.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content