Ademen. Het is de normaalste zaak van de wereld, en toch hebben heel wat mensen er problemen mee. Wie ooit in de molen van HYPERVENTILATIE is beland, weet er alles van : de angst, de beklemming, het isolement. Of hoe verkeerd ademen van je leven een hel kan maken.

Stel het jezelf even voor : je staat aan te schuiven aan de kassa van de supermarkt, en plots breekt het angstzweet je uit. Zonder duidelijke reden beginnen je vingers te tintelen en wordt het wat ijl in je hoofd. Nog vijf volgeladen karren voor je, rustig wachten is dus de boodschap. Maar in plaats van te kalmeren, wordt het alleen maar erger : je hart gaat wild tekeer, de hele winkel tolt om je heen en het lijkt wel alsof iemand je strot dichtknijpt. Je hapt letterlijk naar adem, en denkt maar aan één ding : weg ! Weg uit die rij, weg uit die beklemmende omgeving, naar buiten, waar lucht is en ruimte.

De perfecte illustratie van een angstfobie, denkt u ? Paranoia of een andere geestesziekte ? Niks van. Wat hierboven beschreven staat, is niet meer dan wat steeds meer gezonde mensen ervaren die in de verstikkende spiraal van hyperventilatie zijn beland. Ze zijn niet meer in staat tot datgene wat elk levend wezen van nature uit kan : gewoon ademen.

Voor alle duidelijkheid : hyperventilatie – letterlijk : te snel en/of te diep ademen – is geen ziekte. Integendeel, het is een mechanisme dat we van de natuur hebben meegekregen om onszelf te redden in geval van nood. “Eigenlijk is het een instinctieve reactie op gevaar”, legt Frans Vanhee uit, psycholoog verbonden aan de afdeling klinische psychologie van het AZ Sint-Jan in Brugge. Vanhee heeft in zijn drukke praktijk al 26 jaar ervaring met de behandeling van hyperventilatie. “Om elk moment weg te kunnen vluchten, mobiliseert je lichaam energie door meer zuurstof te verbranden. Je gaat daarbij sneller ademen om het extra koolzuur dat wordt aangemaakt, vrij te geven. Dat is op zich volledig normaal. Maar het probleem met hyperventilatie is dat het lichaam bepaalde stress-situaties ook als levensbedreigend gaat ervaren. Je gaat snel of diep ademen, waardoor je meer koolzuur uitademt dan je lichaam kan aanmaken. De koolzuurspanning in je bloed daalt, wat allerlei chemische reacties losmaakt. Er komt bijvoorbeeld adrenaline vrij, waardoor je spieren opspannen, je bloeddruk wordt opgejaagd, je pupillen worden groter en je reflexen sneller. De verlaagde koolzuurspanning doet ook de aders in je hersenen samentrekken. In noodsituaties moet je immers niet denken maar doen : je lichaam schakelt je denken uit door krachtig die aders samen te trekken, waardoor je puur lichamelijk reageert. Als je dan niet echt in gevaar bent, ga je je hierdoor duizelig voelen, sterretjes zien, overal tintelingen voelen of denken dat je flauwvalt. Dat is behoorlijk angstwekkend, waardoor je vaak nog meer gaat hyperventileren. En voor je het weet zit je in een vicieuze cirkel.”

Eenmaal aan de gang is hyperventilatie een zuiver scheikundig proces. Je kunt dat proces zelf makkelijk omkeren door rustig in een plastic zakje te ademen of door je handen als een kommetje voor neus en mond te plaatsen. Hierdoor adem je je eigen uitgeademde lucht weer in waardoor het verlies aan koolzuur in je bloed beperkt wordt. Op zich is die verlaagde koolzuurspanning ook niet zo erg, wanneer het evenwicht in je lichaam zich na die stress-situatie onmiddellijk herstelt. Het wordt maar problematisch wanneer het reactiepatroon zichzelf in stand houdt. Wanneer je met andere woorden bij elke stresssituatie begint te hyperventileren. Of wanneer de koolzuurspanning in je bloed systematisch te laag blijft. Dan wordt hyperventilatie een functionele stoornis, die op de duur zwaar ingrijpt in je leven en je hele doen en laten verlamt.

“Dat kan ver gaan”, zegt Vanhee. “Mensen weten vaak niet wat er aan de hand is en denken dat ze gek worden, of dat er iets heel erg mis is in hun lichaam. Hyperventilatie wordt wel eens de grootste nabootser van allerlei ziektes genoemd : 6 tot 10 procent van de mensen die bij de dokter komen met duizeligheid of hartklachten, blijkt gewoon te hyperventileren. Vooral cardiologen krijgen vaak hyperventilatiepatiënten over de vloer, omdat de steken die je krijgt in de borst doen denken aan een hartinfarct. En ook de Mug-diensten moeten om die reden wel eens nodeloos uitrukken. Maar het probleem is vooral dat mensen zich overdreven beginnen te focussen op die onverklaarbare klachten. Alleen al door er zo intensief mee bezig te zijn, verandert er iets in je leven. Je houdt je lichaam de hele tijd in de gaten, vanuit dat angstgevoel. Dat versterkt dan weer de stress en de angst, tot het haast een soort fobie wordt.

Perfectionisten zijn grote slachtoffers

Of hyperventilatie meer voorkomt dan vroeger, is niet bewezen. Onderzoek ernaar is erg moeilijk, omdat de meeste mensen in eerste instantie niet beseffen dat ze hyperventileren. “Om dat te weten, zou je eigenlijk massaal de koolzuurspanning in het bloed van mensen moeten meten”, zegt Ilse Van Diest, psychologe aan de KULeuven die in mei promoveerde op het onderwerp. “Sinds halverwege de jaren tachtig is er wel meer systematisch onderzoek gebeurd naar het fenomeen, waardoor het ook sneller door artsen wordt herkend. En gezien de stresslading in onze maatschappij almaar toeneemt, mogen we wel aannemen dat steeds meer stressgevoelige mensen met die ademhalingsstoornissen te kampen zullen krijgen.”

Hyperventilatie heeft in hoofdzaak dus een psychologische oorzaak. ‘Psychologisch’ in de brede betekenis van ‘niet-lichamelijk’ of meer algemeen : stressgebonden. Heel uitzonderlijk kunnen mensen om medisch-biologische redenen hyperventileren, zegt Vanhee. “Een overdosis cafeïne of aspirine kan de ademhaling bijvoorbeeld opjagen. En het gebeurt wel eens dat astmapatiënten hun ademnood willen overcompenseren en daardoor gaan hyperventileren. In uitzonderlijke gevallen is het zelfs puur lichamelijk : het kan zijn dat kinderen van kleins af aan een verkeerd ademhalingspatroon aanleren. Volgens de Brugse psychiater Theo Compernolle gebeurt dat vooral wanneer een of beide ouders zelf met hyperventilatie of met een stressademhalingspatroon zitten. Kinderen nemen dat onbewust van hen over. Op zich is dat nog geen hyperventilatie, maar ze zullen er wel gevoeliger voor zijn.”

In principe kan iedereen last krijgen van hyperventilatie. Maar er zijn wel groepen die er vatbaarder voor zijn. Zo valt het op dat twee van de drie hyperventilatiepatiënten vrouwen zijn. “Misschien omdat vrouwen meer stress te verwerken krijgen door de drukke combinatie van werk en gezin”, oppert Vanhee. “Of gewoon omdat vrouwen makkelijker over hun lichaam praten, waardoor ze gevoeliger kunnen zijn voor lichamelijke reacties. Een sluitende verklaring is er niet. Zeker is wel dat perfectionisten grote slachtoffers zijn. Stressgevoeligheid of nervositas kan bovendien erfelijk zijn : er zijn hele families die nerveus zijn, generatie op generatie.”

“Het heeft inderdaad voor een stuk met aanleg te maken”, vult Van Diest aan. “Maar ook iemands voorgeschiedenis speelt een rol. Stel dat een kind zich tijdens een spel verstopt in de wastrommel, maar vast komt te zitten en in paniek begint te hyperventileren. De kans is erg groot dat hij door die traumatische ervaring ook in de toekomst sneller gaat hyperventileren. Het is een reactiepatroon dat je lichaam zichzelf op een bepaald moment aanleert, en dat een blauwdruk gaat vormen van hoe je in je verdere leven met stress omgaat.”

Iemand die last heeft van hyperventilatie, hoeft zich daar ook niet de hele tijd bewust van te zijn. Zeker bij chronische hyperventilatie wordt het bijna een gewoonte. Vanhee : “In dat geval balanceer je voortdurend in een wankel evenwicht. Normaal gezien zijn we allemaal geboren met een middenrifademhaling, die we gebruiken in rust. Heb je meer energie nodig of geraak je gespannen, dan ga je automatisch de hulpademhalingsspieren van je ribben en je schouders gebruiken. De meeste mensen schakelen vlot over van het ene ademhalingspatroon op het andere. Hun ademhaling gaat dus soepel terug naar beneden wanneer de stress weg is. Staan mensen echter langdurig onder stress of hebben ze zichzelf een verkeerd ademhalingspatroon aangemeten, dan sturen ze die ademhaling voortdurend naar boven, ook in rust. Die stressademhaling zorgt ervoor dat je constant te weinig koolzuur in je bloed hebt. Je voelt je daarom niet angstig, maar je hebt wel de hele tijd last van vermoeidheid en hoofdpijn. Chronische hyperventilatie kan ook makkelijk omslaan in een acute, angstwekkende aanval : omdat je balanceert in een wankel evenwicht, zakt je koolzuurgehalte bij de minste extra spanning diep naar beneden en begin je zichtbaar te hyperventileren.”

Een acute aanval van hyperventilatie doet zich meestal voor in situaties waarbij mensen zich bedreigd voelen omdat ze moeilijk weg kunnen. “Vast komen te zitten in de lift is zo’n typevoorbeeld”, legt Van Diest uit. “Maar bij iemand die er regelmatig last van heeft, is dat opgesloten gevoel eerder iets mentaals : niet meer naar de kapper durven of naar de tandarts, omdat je verondersteld wordt in die stoel te blijven zitten. Ook een bezoek aan de bioscoop of het theater wordt problematisch, omdat hyperventilatiepatiënten zich voortdurend focussen op het feit dat ze de hele voorstelling moeten uitdoen.”

Angstspiraal omkeren

Het grootste probleem van hyperventilatie is dat het zichzelf bevestigt. Iemand die een keer een aanval kreeg bij de kapper, zal de volgende keer extra op zijn hoede zijn, wat soms al genoeg is om de spiraal opnieuw op gang te trekken. Vanhee : “Voor je het weet zit je in een situatie waarbij je niets meer durft : niet alleen aanschuiven in de supermarkt wordt moeilijk, maar na een tijdje krijg je zelfs bij de slager last. Dat kan ernstige gevolgen hebben : mensen functioneren niet meer waardoor ze niet meer kunnen werken, op de duur niet meer naar buiten durven en helemaal geïsoleerd raken. Dat leidt dan weer tot depressies en fobieën die op zichzelf beginnen te bestaan. Of hoe een puur functionele stoornis op de duur zware psychologische gevolgen kan hebben.”

De boodschap van Vanhee is duidelijk : pak die hyperventilatie zo snel mogelijk aan, want hoe langer je ermee rondloopt, hoe groter de kans dat het verkeerde ademhalingspatroon zich nestelt in je gewoontes. “Wanneer je er op tijd bij bent, kan de spiraal verbazend snel keren. Bij heel wat mensen is een eenvoudige uiteenzetting van wat hyperventilatie is en wat er met hun lichaam gebeurt al voldoende om er voorgoed vanaf te zijn. Op onze afdeling hebben we een koolzuurdrukmeter en een spierspanningsmeter. Met objectieve metingen kunnen we de patiënten daarmee aantonen wat hun probleem is. Je ziet dat dit voor velen een enorme opluchting is : op de grafiek staat zwart op wit bewezen dat in hun lichaam een zuiver scheikundige reactie aan de gang is.”

Eenmaal dat besef is doorgedrongen, volgt de tweede stap : het verkeerde ademhalingspatroon afleren. Ademhalingsoefeningen kunnen daarbij helpen, al waarschuwt Van Diest dat zulke oefeningen eigenlijk een contradictie op zich zijn : “Je gaat bewust doen wat normaal vanzelf zou moeten gaan. Sommige mensen doen zodanig hun best om goed te ademen, dat het helemaal niet meer lukt. Het is vergelijkbaar met een trap afgaan : zolang je daar niet bij nadenkt, gaat het goed, maar wanneer je begint te analyseren welke voet je wanneer op welke trede moet zetten, struikel je.”

Ook Vanhee is zich hiervan bewust, en hij leert zijn patiënten daarom niet hoe ze goed moeten ademen, maar wel hoe ze een slechte gewoonte kunnen afleren. “Enkele eenvoudige oefeningen zijn genoeg om te leren hoe je rustig met je buik kunt ademen. Eenmaal mijn patiënten de techniek onder de knie hebben, zijn ze gewapend om zich uit moeilijke situaties te redden. Het zijn oefeningen waar ze dan naar kunnen teruggrijpen en die altijd werken. Maar eigenlijk is het de bedoeling om ons niet te lang op die oefeningen te focussen. We willen zo snel mogelijk tot een situatie komen waarbij het lichaam zichzelf automatisch onder controle krijgt.”

“Om dat te bereiken moeten de patiënten van hun angstpatronen af”, gaat Vanhee verder. “Ze moeten hun lichaam het signaal geven dat het niet bedreigend is naar de supermarkt te gaan. Dat leren we aan met gedragstherapie. Eerst oefenen we in gedachten : we gaan de winkel binnen, en proberen een eventuele aanval onder controle te krijgen. Wanneer dat lukt, doen we het in het echt : eerst gaat de patiënt een tiental keer alleen naar de slager, totdat zijn lichaam aanvaardt dat dit niet gevaarlijk is en dat het rustig kan blijven. Wanneer dat lukt, gaan we een trapje hoger op de ladder, en leert de patiënt opnieuw ontspannen in de supermarkt rond te lopen. En zo gaan we het rijtje af, totdat hij opnieuw normaal functioneert.”

Dat laatste, zegt Vanhee, lukt altijd, net omdat het een functionele stoornis is. Niemand hoeft in die angstspiraal te blijven zitten, ook al denkt elke hyperventilatiepatiënt wel eens dat hij er nooit meer vanaf geraakt. “Zo had ik laatst een patiënt die als de dood was om op de autosnelweg te rijden. Vooral op enkele specifieke punten, waar het meestal drukker was, kreeg hij altijd een acute aanval. Eenmaal hij onder de knie had hoe hij in noodsituaties zijn ademhaling onder controle kon houden, is hij gaan oefenen : telkens opnieuw dat ene stukje van de autosnelweg, tot hij zeker wist dat hij het kon. Vandaag is hij met zijn auto op weg naar het zuiden van Frankrijk. Enkele maanden geleden durfde hij daar amper van te dromen.” n

Ine Renson / Illustratie Pieter Van Eenoge

Hyperventilatie wordt wel eens de grootste nabootser

van allerlei ziekten genoemd : zes tot tien procent van de mensen die

bij de dokter komen met duizeligheid of hartklachten blijkt

gewoon te hyperventileren.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content