In zijn nieuwe filmkomedie moet Broadway-ster Nathan Lane het opnemen tegen een muis.

In afwachting van de eerste echte tekenfilm waarmee DreamWorks vierkant de concurrentie aanbindt met het Disney-concern, pakt de nieuwe Hollywoodstudio nu uit met Mouse Hunt, een zeer Disney-achtig familievriendelijk vertier. Het gaat om een liveversie van een onmiskenbaar cartoongegeven. Twee broers ( Nathan Lane en de Britse komiek Lee Evans) erven een vervallen huis. Maar als ze het pand willen renoveren, krijgen ze af te rekenen met een koppige muis. Die laat niet met zich sollen: alle valstrikken die de broers spannen om ze te verjagen, worden hen dik betaald gezet. Wat tot verwoestende slapstick leidt, ook opgediend met de nodige zwarte humor. Dat is precies wat Nathan Lane aansprak in de aanpak van regisseur Gore Verbinski, vertelt hij ons tijdens een gesprek in New York. “De regisseur zocht een beetje naar de sfeer van de Addams Family-cartoons, zodat het meer werd dan Home Alone met een muis.”

De sadistische humor wordt ten top gedreven in de figuur van Christopher Walken, als een niet van zijn stuk te brengen verdelger van ongedierte. Maar de ster van de productie is de dwarse muis. Mouse Hunt is een van die films waarbij je je afvraagt hoe ze het hebben klaargespeeld om een muis al die ingewikkelde valstrikken te laten ontlopen. Die ene muis die we denken te zien te krijgen, is natuurlijk een montagemengsel van een groot aantal echte, getrainde muizen, elektronische kunstmuizen en de onvermijdelijke wonderen van de Computer Generated Images-technologie (CGI).

De muizen werden speciaal voor deze film gekweekt en getraind, 65 in totaal, onthult Lane. “De filmmakers wisten niet bij voorbaat hoeveel de muizen zelf zouden kunnen doen, en dachten voor veel meer scènes een beroep te moeten doen op CGI. Tijdens de opname bleek echter hoe goed de muizen getraind konden worden. Je moet voor elke functie een andere muis hebben, zoals dat destijds ook al met Lassie het geval was. Je hebt een muis om te rennen, een om te springen, de emotionele muis, de Robert De Niro die 25 kilo aankwam voor de rol, de muis met kapsones die niet uit haar trailer wil. Maar het meest snoezig is natuurlijk het muisje met de koksmuts. Ze hadden allemaal een naam, meestal van een van de ploegleden, en gedroegen zich heel netjes, wat normaal is: ze waren bang dat iemand hen zou vertrappen. Ze hadden een veel beter leven dan in een gat in de muur. Ze werden goed behandeld.”

Als de bioscoopganger Nathan Lane al kent, is het wellicht dankzij The Birdcage, de Hollywoodversie uit 1996 van een superpopulaire Franse boulevardkomedie over een verwijfd homopaar in Saint-Tropez. Lane zegt dat de mensen met wie hij toen werkte (regisseur Mike Nichols, scenariste Elaine May, tegenspeler Robin Williams) en het groot succes bij het publiek zijn leven veranderde. Niet dat het nu aanbiedingen regent, voegt hij er nuchter aan toe. Want uiteindelijk stal publiekslieveling Robin Williams de show.

Op Broadway is Nathan Lane een vertrouwd gezicht: in serieuze stukken als Love! Valour! Compassion!, maar ook in blijspelen van Neil Simon en vooral in klassieke musicals. Meteen na The Birdcage stond hij alweer op de planken voor de Broadway-rivival van A Funny Thing Happened on the Way to the Forum, een show die al een jaar was uitgesteld opdat hij toch maar in Miami The Birdcage zou kunnen draaien. Over zijn Broadway-ervaringen is hij enthousiaster dan over zijn occasionele filmklussen als Frankie and Johnny, Addams Family Values, en ook de stem van Timon in de tekenfilm The Lion King. “Ik kan niet zonder toneel”, zegt Lane. “Je krijgt de kans om een complete vertolking te brengen. Als het stuk voldoende lang loopt, kun je van alles uitproberen en bijschaven. Al doende leer je bij, en leer je vooral hoe de zaken te vereenvoudigen. Bij film mis je die directe reactie van het publiek. Jouw prestatie ligt in de handen van de regisseur en de cutter. Zij kunnen drastisch ingrijpen. Neem nu de factor timing, wat in komedie van kapitaal belang is. Hoe en waar je snijdt, kan het verschil uitmaken. Afgaande op de reacties van de crew krijg je tijdens de opname wel een idee of het werkt, maar zeker weet je het nooit. Bij toneel weet je meteen of het aanslaat.”

Tot nu toe slaagt hij er wonderwel in om zijn film- en toneelwerk te combineren. Of hij het allemaal netjes heeft gepland? “Ik zou het niet weten. Tenzij je Tom Cruise bent en je een productiemaatschappij hebt die uit vele projecten kan kiezen, heb je het niet echt in de hand. Op toneel is het iets makkelijker om een project van de grond te krijgen. Maar het is mij altijd om de kwaliteit van het materiaal te doen: vind ik het interessant, nieuw, ongewoon? Zodra je je bekommert om wat je volgende carrièrezet is, zit je in de problemen. Wat zo leuk is aan mijn job, vooral omdat ik een karakterspeler ben, is dat ik een grote waaier rollen aangeboden krijg.”

Jaren geleden zag ik hem opBroadway, in een revival van de Frank Loesser-musical Guys and Dolls, trouwens ook de favoriete toneelmusical van filmregisseur Robert Wise, toch de man van West Side Story en The Sound of Music. In 1955 was er al een lauwe filmversie met Marlon Brando, ingeblikt door Joseph L. Mankiewicz, duidelijk een regisseur met weinig affiniteit voor het vederlichte genre. Lane hoopte een nieuwe versie te kunnen forceren, en ging aankloppen bij Sam Goldwyn Jr., zoon van de legendarische Hollywoodtycoon die de originele film had geproduceerd. “Nadat ik Get Shorty had gezien, was ik ervan overtuigd dat John TravoltaSky Masterson moest spelen. Maar Travolta wilde geen remake doen en hield bovendien niet van Guys and Dolls! Ik ben ervan overtuigd dat het een schitterende film had kunnen worden.”

In de New Yorkse schouwburgen rond Forty Second Street verschaft de musical de theaterbezoeker nog altijd eindeloos veel plezier, maar niet meer in Hollywood. Vindt Lane dat daar iets aan gedaan kan worden? “Beweerd wordt dat het genre dood is omdat het publiek het procédé niet meer aanvaardt waarbij mensen plots zonder enige aanleiding in zingen uitbarsten. Volgens mij is dit niet de echte reden. Musicals worden niet meer gemaakt omdat studiobazen bang zijn om hun baan te verliezen als ze de foute beslissing nemen. Het reusachtig succes van de musical Cinderella op televisie bewees onlangs dat het publiek die conventie wel accepteert.”

Hij zegt geen hoge dunk te hebben van wat momenteel goed in de markt ligt: de opgeblazen machinerieën van Andrew Lloyd Webber. “Ik was nooit een grote fan van Phantom of the Opera, een show die nu al tien jaar loopt, wat helaas veel zegt over deze tijd.

Als zijn favoriete filmmusicals citeert hij Singin’in the Rain en The Band Wagon, niet toevallig twee producties van Arthur Freed, de producer-impresario die verantwoordelijk was voor de MGM-musical in de gouden jaren tussen 1940 en 1960. “Freed ging zijn mensen op Broadway rekruteren. Ook nu zou dat kunnen, want Broadway biedt opnieuw een reservoir van talent waar Hollywood gretig uit zou kunnen putten. Alleen vergt zoiets een mentaliteitsverandering.” Het probleem is natuurlijk ook: “De Hollywoodregisseurs die het genre aankunnen, liggen niet voor het rapen. Waar vind je ook de grote choreografen van weleer?”

Lane citeert bij wijze van illustratie wat er enkele jaren geleden gebeurde met de film Dick Tracy. “Ik weet dat Warren Beatty veel meer muzikale nummers draaide voor Madonna en Mandy Patinkin dan er uiteindelijk in de bioscoop te zien waren, want toen puntje bij paaltje kwam, krabbelden de filmmakers terug en hebben ze de muzikale nummers drastisch ingekort.”

En wat gedacht van Everybody says I love you van Woody Allen, volgens Lane een film van een man die echt van musicals houdt maar zich ervoor schaamt dat toe te geven. “Dus staan de acteurs stilletjes in een hoekje van een terras te zingen, liefst zo erbarmelijk mogelijk. Maar wat bleek? Zelfs die film waarin mensen zo slecht zingen als ze maar kunnen, had succes.” Voor Lane het beste bewijs dat het genre nog altijd niet heeft afgedaan.

Zijn hoop is nu gevestigd op de aangekondigde verfilming van Chicago, de briljante Broadway-musical van Fred Ebb en John Kander, het duo van Cabaret. De originele enscenering van Bob Fosse dateert van 1975, maar dezer dagen verovert een dubbele revival in de Londense West End en in New York een nieuw en enthousiast publiek. Pogingen om de show in de jaren ’70 te verfilmen wilden maar niet lukken, en ook nu weer wordt er geprobeerd om een filmversie van de grond te krijgen, met mogelijk Madonna en Goldie Hawn in de hoofdrollen van de twee moordenaressen die in de Windy City van de jaren ’20 met de hulp van de sensatiepers superroem vergaren. Lane werd gevraagd voor de rol van Mr. Cellophane. “Geweldige show. Ik denk dat het kan werken”, zegt hij. “Maar er is een klein probleem: ze vinden geen regisseur.”

“Mouse Hunt” komt op 8 april in de bioscoop.

Patrick Duynslaegher

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content