De regengod is overal. Mexico’s zuidelijke deelstaten Yucatán, Quintana Roo en Campeche herbergen honderden onbekende ruïnes, kloosters en formidabele natuurgebieden. En in de dorpen leven de indigena’s, de nazaten van de raadselachtige Maya’s.

Zover ik kan kijken, zie ik Guatemala met heel ver weg, boven de egaalgroene oceaan van het regenwoud, puntige uitstulpsels die niets anders kunnen zijn dan de Mayatempels van El Mirador of Tikal. Ik kan ze zien omdat ikzelf, als een harpij-arend boven het bladerdak, hoog in de hemel sta, meer dan vijftig meter boven de grond, op de top van de grote piramide van Calakmul, allicht de grootste archeologische site van Midden-Amerika. Slechts een fractie van de zevenduizend gebouwen is blootgelegd, de rest ligt tientallen kilometers onder groen lover bedolven.

Beneden beeldt een stèle een vrouwelijk personage uit : het is de moeder of echtgenote van Yich’Ak K’Ak, de god met de jaguarklauw. De steen is naar de ingewikkelde kalender van de Maya’s opgericht in 9.13.0.0.0, wat overeenkomt met het jaar 692 van onze tijdrekening. Magische plek aan het eind van een weg die zestig kilometer het oerwoud intrekt, met onderweg brulapen, opossums en in de schemering een dozijn pauwkalkoenen. Naar die schuchtere vogels noemden de Spaanse conquistadores Yucatán “het land van de fazant en het hert”. Plotseling breekt een zware stortbui los, het regenwoud verstomt, nevels hullen de site in een schitterend waas. Zo ontwaken op het schiereiland Yucatán, dat bestaat uit de deelstaten Campeche, Quintana Roo en Yucatán, nog honderden sites uit de vergetelheid, uit de eeuwenlange overwoekering door wortels, lianen en woud. Ze liggen in het donkere binnenland, overal waar water is, bij de zogenaamde cenotes, de onderaardse grotten, kanalen en putten die het water opvangen dat het rivierloze kalkplateau van Yucatán niet kan vasthouden. Die 440 cenotes, een geologisch unicum in de wereld, vormen de onderwereld van de Maya’s, waaromheen ze hun bouwwerken optrokken, hun steden en tempels die naar de hemel reiken.

In het zuiden liggen ze langs de Ruta Rio Bec, genoemd naar de architectuurstijl van gebouwen met smalle daken en piramiden : Hormiguero, Bécan, Xpuhil of het mysterieuze Kohunlich met een tempel van de Maskers : grote beelden met angstaanjagende ogen staren naar de zonsopgang en begeleiden de vuurbal op z’n traject door de dag, bolle ogen verzameld rond Kinich Ahau, het gelaat van de zon. In elk van die sites sta ik te midden van een beschaving met een even duistere oorsprong als een raadselachtig verval, met immense steden en bouwwerken, schilder- en beeldhouwkunst, tekens van wiskunde, astronomie en een ingewikkeld hiërogliefenschrift dat pas recentelijk is ontcijferd. Tot ik aan zee het unieke Tulum bereik : geen site domineert sierlijker de blauwe oceaan met haar tempels, fresco’s en stuccofiguren van de neerdalende god, die niemand anders kan zijn dan de regengod Chac. Of is het, tussen het azuur van de zee en het smaragd van het woud, misschien toch de god van de honingbij ?

Drijven in het zuiverste water

Ten zuiden van de overvolle badstad Cancún is de Riviera Maya een onbekende en lege kust. Een dagje aan zee : een koel biertje, XX of dos equis, twee x-en, het zilte water, een bries, een boek in de hangmat en wiekende fregatvogels. Een jeep haalt me op aan het hotelletje en brengt me naar het Centro Ecologico van de Sian Ka’an Biosphere Reserve. Libellen zoemen rond het oude vissershuis, zonnepanelen zuigen energie op. “Met zestigduizend hectare maagdelijk land is dit een van de grootste natuurgebieden van Mexico. Enkel de Maya’s van twee dorpen mogen hier jagen, voor de rest leven ze van de kreeftenvangst”, zegt ManuelGalindo Triay. “Voor de kust ligt honderd kilometer koraalrif, dat is het grootste gebied na het Groot Barrièrerif in Australië. Sian Ka’an omvat alle ecosystemen : lagunes, mangroven, duinen, moerassen, grasland en regenwoud.”

“Alles beïnvloedt alles, het ene ecosysteem gaat abrupt over in het andere. Dat verklaart de enorme rijkdom : meer dan driehonderd vogelsoorten, tapirs, schildpadden, manatees of zeekoeien, zwarte brulapen, neusberen, alle vijf de neotropische katachtigen waaronder tweehonderd jaguars, die je zelden te zien krijgt. Hij is het symbool van Balam, de Mayagod die de zon op z’n schouders draagt. Sian Ka’an betekent in de Mayataal de geboorte van de hemel. Wel, wacht tot je die hemel ziet.” Met een motorboot glijden we langs vier soorten mangroven, rood, zwart, wit en grijs, elk met hun typische bomen. Wortels groeien omhoog. Slakken kruipen weg. Looizuur kleurt het water rood. Brak water vult de Laguna Campechén, rond de zoetwaterlagune van Chunyaxché groeit de Sheiba, de boom met z’n groene schors. We varen een kanaal in, boven de rietkragen zweven pelikanen. Witte ibissen, een zeldzame roodhalsreiger, ijsvogels en de lokale mangrove zanger, vogels met Yucatán in hun naam : een gaai en een specht. “Twee types van krokodil vind je hier,” zegt de gids, “de ene houdt van zoutwater, de kleinere verkiest zoetwater.”

We tellen een paar van de meer dan tweehonderd boomsoorten, de Palo de Tinto of bloedhoutboom, de Chicozapote of gummiboom, ceders, mahonie en de Ramon. Op een eilandje bezoeken we de vervallen muren van Xlapac, een tempel voor regengod Chac. “Postklassiek, zoals de 22 andere ruïnes in het gebied”, doceert Manuel die zijn gasten uitnodigt in het heldere water te zwemmen. Een stekelstaart iguana, een hagedis van een meter lang, glipt weg in de rietkant. Het water van het ondiepe kanaal is helder, wit zand reflecteert het blauw van de Caribische hemel, visjes zwemmen heen en weer. Op luchtkussentjes drijven we onder een eindeloze hemel met de stroming terug naar zee. De stilte van de oevers, het zuivere water, het riet en de open plassen, de zekerheid dat rondom krokodillen en zeekoeien leven, we drijven en drijven zoals nooit tevoren door de wereld van Sian Ka’an, de plaats waar de hemel is geboren.

Eens Maya, altijd Maya

Een betonnen streep trekt kaarsrecht door het eindeloos groene land van Yucatán, onaangeroerd regenwoud met naamloze Mayadorpen. Het is heet, vochtig, tropisch. Zwarte hoopjes op de weg blijken harige tarantula’s te zijn, kaalkoppige gieren cirkelen boven een land dat zoals nergens anders de dood koestert, de weg is bezaaid met ergerlijke bulten. Al na een paar kilometer ken ik een nieuw woord : topes zijn verkeersdrempels die snelheid breken, maar op de meest onmogelijke plaatsen over de weg liggen als een soort Maginotlinie waarop je achteloos de auto stukrijdt.

Af en toe verlamde dorpen in felle kleuren, met een gele kever voor een knalrood café, met hoenders en spelende kinderen. Straatventers verkopen snoep, een paardenkoets sjokt over een plein, de renaissance gevel van de kathedraal in Mérida blakert verblindend wit. Ieder dorp koestert een kerkje voor de lokale santo patrón. Even fascinerend zijn de kloosters, die als mijlpalen van de evangelisatie verscholen liggen in landelijke gebieden. Franciscaans, zestiende-eeuws en gebouwd op de resten van Mayastenen. Een getrapte muur waarin een oude klok bengelt, een binnenhof, krullende lijnen. Het Convento de San Antonio de Padua in Izamal eert Maria als de Virgen de la Concepción. Voor de Spanjaarden was dit een cultplaats, voor de Maya’s is het oord gesticht door Zamna, de god die hun schrift heeft uitgevonden. Tussen eigele kerkmuren die wit zijn geborduurd, zindert de tragiek van de kolonisatie : één enkele god die het opneemt tegen de vele goden van woud en hemel, maar ook het vrolijke gevoel dat die kerstening de dorpen hun authentieke sfeer niet heeft ontstolen.

De aantrekkingskracht van Mexico : de hitte van de kleuren, de katholieke barok, de mensen op straat, veel mestiezen en weinig indiginena’s die in hun nabijheid een ongenaakbare verte uitstralen. Kinderen verkopen tekeningen, met huiselijke taferelen of pajaritos : bij Nicolas koop ik een uil en een kolibrie, al zou hij me liever konijntjes verpatsen.

Die mensen op straat, met gezichten die ik eerder heb gezien op de muren van de Mayaruïnes, roepen een herinnering op : in het Antropologisch Museum van Mexico-stad heb ik diezelfde mensen ijverig notities zien nemen bij beelden uit de godenwereld van Tolteken en Zapoteken, Azteken en Maya’s. Schoolkinderen en vrouwen in traditionele klederdracht schreven teksten over bij aardewerk, bij een immens hoofd van de Olmeken, bij de gevederde slang Quetzalcoatl, bij maquettes van tempels uit Tula, Monte Alban, Palenque of Teotihuacán. Letterlijk zogen ze hun geschiedenis op, een geschiedenis die ze niet willen vergeten en die de hunne is, die van hun voorouders die moesten verdwijnen en wier bloed zich door de eeuwen vermengde met het bloed van de blanke indringers. Toen keek ik verbluft, nu geniet ik van het straatleven in Mérida, van de mensen die me ogenschijnlijk niet waarnemen, van de macho-agenten die een dronkelap uit een park verjagen en van de vrouw in kleurrijke kledij die gekarameliseerde noten verkoopt.

Bij God die alle wegen kent

Yucatán ligt bezaaid met Mayaruïnes : wie wil, kan het ritueel eindeloos herhalen. In Coba sta ik 46 meter boven moeder aarde op de piramide van Nohoch Mul, omgeven door niets dan groen oerwoud. De naam staat voor “rimpelend water”. Indrukwekkend alweer hoe trots de site over het land heerst. In Mexico ontsnap je niet aan de stenen van het verleden, aan die altijd zwijgzame ruïnes, soms overweldigend en imposant, soms overwoekerd door wortels en bomen en woud, soms afgelegen en dan weer pal naast de weg. Rond Mérida schitteren de twee klassiekers op het toeristische circuit. In een grote vlakte leest Chichén Itzá als de hiëroglief van een verloren beschaving.

Het duurt even voor ik in die immense ruimte de contouren van de machtigste onder alle stadstaten herken. Langs 91 trappen klim ik steil omhoog tegen de flank van El Castillo, de piramide voor de gevederde slangengod Kukulkán : 91 maal vier zijden en dan nog een laatste trap op het platform geeft samen de 365 dagen van het jaar. Boven moet ik eerst uitblazen om dan pas rond te kijken en te proberen iets te vatten van een cultuur, die even geniaal als bloeddorstig was, die werkte met een mysterieus schrift en exacte tijdberekeningen, maar ook duizenden mensen offerde voor de gevederde slang die leven en voorspoed geeft. Boven op het platform zie ik het complex met woningen en begraafplaatsen, waterputten, tempels, een observatorium en de balspeelplaats, maar ik herken ook het land en de hemel van zon en maan, sterren en planeten. Op de muren lees ik hiërogliefen en silhouetten van priester-koningen, de adel en krijgers met bijl en hoofddeksel, met een plat voorhoofd en omhooggeduwde neus zoals bij de mensen op straat, de balam quitze, de eerste mens op aarde in de gedaante van een glimlachende jaguar.

Dieper in het binnenland liggen in een zee van lover de tempels en piramiden van het wonderlijke Uxmal. Met sites als Kabáh en Labná, Sayil, Xlapak en Edzná ligt Uxmal op de Puuc-route, met als opvallendste kenmerk de mozaïekmaskers en geometrische patronen op de gevels, in eindeloze herhalingen die bijna abstract modern aanvoelen. Uxmal, wat “driemaal gebouwd” betekent, ligt sierlijk in een groene kosmos, met een tempel van de Tovenaars, een rechthoekig nonnenkwartier, het Palacio del Gobernador met prachtige steenmozaïeken en nog een laatste keer de tempel voor Chac, de regengod die nog zoveel meer is : god van brood en maïsvelden, beschermheer van de cenotes, heerser over bliksem en tabak, god van de slakken, van de dieren en de vier windrichtingen, van alles wat ik heb gezien. En voor de reiziger is hij, niet het minst, de god der goden : de god die alle wegen kent.

De sites van Yucatán

Yucatán in het zuidoosten van Mexico mag dan bekend zijn voor de badplaats Cancún (en het eiland Cosumel), de streek met haar drie deelstaten is vermaard voor haar archeologisch patrimonium. Naast terecht bekende sites als Chichén Itzá en Uxmal biedt het schiereiland een even veelzijdige als onbekende inkijk in de verdwenen wereld van de Mayacultuur. De keuze mag onbeperkt zijn, twee architecturaal bepalende routes geven de reis een alternatief karakter : zowel de Rio Bec- als de Puuc-route leiden langs Mayasites met een bijzondere architectuur. Op beide trajecten liggen voor de benieuwde reiziger boeiende sites : De Ruta Puuc in het noorden met Uxmal, Kabah en Labna, Sayil, Xlapak, Edzna en vele andere. De Ruta Rio Bec in het zuiden met de ruïnes van onder meer Bécan, Chicanná, Xpuhil, Kohunlich, Hormiguero en Calakmul. Ten zuiden van Merida liggen de kloosters van de Spaanse kolonisatie, met dorpen als Acanceh, Mani, Muna, Tekit, Yohtolin. Voor natuurliefhebbers is het reservaat van Sian Ka’an de bestemming : veel dieren en vogels, een rijke flora en de mogelijkheid om het natuurgebied op alternatieve wijze te bezoeken. Nergens ben je dichter bij de natuur zonder haar te storen.

PRAKTISCH

De reis Voor rondreizen naar de onbekende parels van Yucatán verzorgt touroperator Cosmic Travel zowel klassieke groepsreizen als individuele reizen op maat (met huurwagen). Overnachtingen in grote, maar ook in kleine charmehotels. Reserveringen bij uw reisagent, voor informatie : 053 64 53 33 en www.cosmic-travel.com. Een visum is niet vereist, wel een reispas die nog zes maanden geldig is.

Tekst en foto’s Mark Gielen

Mérida is de hoofdstad van Yucatán : felle kleuren na een regenbui, het drukke straatleven, straatventers, een barokke gevel, dat is de intensiteit die Mexico zo onweerstaanbaar maakt.

In elk van deze sites sta ik te midden van een beschaving met een even duistere oorsprong als een raadselachtig verval.

Voor de kust ligt 10 km koraalrif, dat is het grootste gebied na het Groot Barrièrerif in Australië. Sian Ka’an omvat alle ecosystemen : lagunes, mangroven, duinen, moerassen, grasland en regenwoud.

De aantrekkingskracht van Mexico : de hitte van de kleuren, de katholieke barok, de mensen op straat, de stenen van het verleden.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content