Het klinkt te mooi om waar te zijn. Maar in de brochure bij de regeringsenquête stond het zwart op wit. In de toekomst zullen de burgers van dit land vorstelijk behandeld worden. De overheid noemt mij een beetje koning. Zij wil met mij communiceren. Ik vind dat een uitmuntend idee. Ik doe mee.

Laat ik beginnen met een laagbijdegronds gesprek. Laat ik het met de overheid eens hebben over asfalt. Voor wie gewend is aan een limousine met chauffeur, is het misschien moeilijk voor te stellen. Maar voor de doorsnee Belg, die aan het stuur van zijn doorsneewagen naar zijn werk moet, is de doorsnee Belgische weg een verschrikking. Zeker als ook het weer doorsnee is: diepgrijs wolkendek en kletterende regen die niet van ophouden weet. Dan raakt de meest baanvaste auto het noorden kwijt. Zelfs de hevigst zwiepende ruitenwissers voeren een vergeefse strijd. Wegmarkeringen, toch al zo zelden scherp en wit, verliezen hun laatste greintje zelfrespect. Voor je uit rijdende medeslachtoffers herken je niet meer aan hun mistlicht maar aan het watergordijn dat ze voor je ophangen. Een kruising tussen de Victoria Watervallen en de hamam van Istanbul, maar dan ontdaan van elke pracht en weldaad: ziedaar het Belgisch wegennet op een regendag. Op zo’n dag de baan op, is altijd een beetje zelfmoord plegen – en bij elke vrachtwagen in de buurt stijgt je kans op slagen.

Dit beetje koningin vraagt zich op zo’n moment af hoe zij haar hachje kan redden. Waarom, vraagt zij zich af, heeft men in ’s hemelsnaam die goeie ouderwetse spatlappen afgeschaft? Waarom bestaan er nog altijd geen afzonderlijke rijvakken voor vrachtwagens? Waarom zijn die auto’s voor en naast en achter mij niet op stal gebleven? Waarom blijf ik nog één dag langer onderdaan van een land dat de weergoden zo slecht gezind zijn?

De vertrouwde vertwijfeling maakte zich andermaal van mij meester toen ik onlangs richting Frankrijk reed. Het was de eerste dag van de week, het voltallig vrachtwagenpark was op pad, maandagochtendhumeur kleurde het rijgedrag van menig chauffeur. En om de boosheid kracht bij te zetten, huilde de hemel tranen met tuiten. Heette dat vakantie?

Pal op de grensovergang voltrok zich evenwel het mirakel. De lucht was nog even grijs, het regende geen druppel minder. Maar het was alsof een onzichtbare hand de kraan had dichtgedraaid en het nevelgordijn had opgetrokken. Wat was er aan de hand? Waren de automobilisten massaal tot inkeer gekomen? Was er een staking losgebarsten onder de vrachtwagenchauffeurs? Had er aan de grens een spatlappenbedeling plaatsgevonden?

Welnee. Op de Franse wegen ligt ander asfalt: zo simpel is dat. De grens over, en het is uit met pootjebaden op de weg. Uit met die metersbrede en kilometerslange spoorvorming. Uit met dat opspattend slijk, dat de zichtbaarheid herleidt tot nul. Uit met de wrevel, de paniek, de agressie. Om van het levensgevaar nog maar te zwijgen.

Als god in Frankrijk woont, heeft de toestand van het wegdek daar volgens mij veel mee te maken. Die man zal het ook wel beu worden om de haverklap in zijn alziend oog te worden gespuugd. Maar als god het weet van dat asfalt, hoe komt het dan eigenlijk dat u daar nog niet achter bent gekomen, waarde overheid?

Ik geloof, net als u, in communicatie. Daarom heb ik u spontaan deze vergelijkende studie aangeboden. Doet u er nu wat mee, ga eens praatje slaan bij de buren, en informeer dan langs uw neus weg eens hoe zij dat doen. Ik las dat u toch van plan was ‘programmatorische overheidsdiensten’ op te richten, die ‘belangrijke kwesties gedurende een bepaalde periode efficiënt kunnen aanpakken’. Een programmatorische asfaltdienst lijkt mij een mooi begin. Trouwens, ze hebben daar in Frankrijk niet alleen voortreffelijk afsfalt. Ze hebben er ook heerlijke hotelletjes, prachtige musea, lekker eten. Wat belet u het nuttige aan het aangename te paren? Als u op zoek bent naar adresjes op de asfaltroute, zal ik u die graag bezorgen. Communiceert u dan gewoon nog eens met mij, uw beetje koningin.

INGRID VANDER VEKEN

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content