De boer hierachter ploegt het land, zijn Steyr werpt grote schubben aarde op die obsceen glanzen in de zon, tot zij opnieuw bezaaid zullen worden. Meeuwen nestelen zich krijsend in het kielzog van de tractor en schuimen de voren af op zoek naar wormen. Mijn vriendin en ik bevinden ons in een huisje even over de grens, dat zich voornamelijk door zijn schermloosheid van het gewone leven onderscheidt. Geen televisie en geen laptop, alleen een kleine radio om eenrichtingsverkeer met de buitenwereld te onderhouden. Voorts een grovere textuur van meubelen en plavuizen, een broodrooster uit de tijd dat George Orwell nog leefde en een keukentje dat mij terugvoert naar het washus van mijn grootvader. Een trap die krakend naar de voute leidt – en naar antediluviale tijden.

Verstilling, kortom, die je begroet als een loslopende hond : je dwingt jezelf hem te aaien, in de hoop dat hij je schrik niet zal ruiken. Zelfs de maan heeft hier nog iets dreigends, zoals ze door de takken van de knotwilg loert. Ze werpt haar licht naar binnen door het zolderraam, beklemmend en vaal. We delen het huis met andere bewoners, te weten spinnen en spinachtigen en een bonte collectie torretjes en kevers. Zelfs een kleurrijke vlinder, die zich bij nacht in de papieren lampenkap van Ikea verschanst en die ik kan verschalken door hem bij zijn beide vleugels tussen duim en wijsvinger te vatten, juist op het moment dat hij ze dichtknijpt. Het moet dertig jaar geleden zijn dat ik voor het laatst zo een vlinder heb gevangen, maar opnieuw geeft het mij een klein gevoel van triomf. Mijn vriendin is deze verstekelingen niet erg genegen, in tegenstelling tot mij voelt ze geen sympathie voor bepantserden en vliesvleugeligen. Ik word vriendelijk verzocht de ongenode gasten te verwijderen, met een glas en een stukje karton dat daartoe binnen handbereik blijft en mij toelaat de toekomstige heersers over de wereld van nabij te bestuderen, alvorens ze hun vrijheid terug te geven.

Ik snijd een snee brood af met het broodmes, ik doe de vaat met een geblokte handdoek over mijn schouder en steek het gasfornuis aan met een lucifer uit een doosje waarop een zwaluw staat, versierd met de woorden : Säkerhets Tändstickor. Ik besef dat in deze handelingen vrijblijvendheid zit, onoprechtheid misschien, want in het huisje is wel degelijk een vaatwasmachine aanwezig, centrale verwarming en zelfs een laptop voor als het nodig is. Het voelt goed die dingen ongebruikt te laten. Ver weg zijn wij van het gehakketak over de Oosterweelverbinding. Ver weg van parachutemoorden, van nors kijkende venten in kleine hippe auto’s. Ver weg van de lijst files op de autoradio, die dagelijks weer wordt voorgedragen met een moed die verbazing wekt. Zou het niet eenvoudiger zijn om te zeggen : “U zit overal vast, er zwemt gewoon te veel vis in het bakje. Het zou een goed idee zijn gebruik te maken van anticonceptie.”

Mijn vriendin probeert de kachel aan de praat te krijgen, met veel rook maar weinig vuur. Ik toon haar hoe het moet, met de trots die mannen sinds de prehistorie voelen bij het beheersen van vuren. In verafgelegen tijden heeft mijn grootvader mij daar de beginselen van geleerd. Sommige lessen blijven je bij, al steken degenen die je die lessen hebben gegeven allang geen kachels meer aan. Meester Jan, die in het zesde studiejaar een wit konijn meebrengt naar de klas om het voor onze ogen te villen en de organen te benoemen. Mijn vader, die in de badkamer een lucifer onder een stuk nylonkous houdt en onder een pluk wol, om mij het verschil in ontvlambaarheid te tonen van verschillende soorten textiel. Aanschouwelijk onderricht over een wereld waarop zij langer hadden rondgelopen, en kennis wilden overdragen, wat iets ontroerends heeft al kan ik niet precies zeggen wat.

De vlammen doen zich te goed aan het oude nieuws in de krant. Zes Britten opgepakt voor Koranverbranding, lees ik nog haastig. Dan worden de letters verteerd. Een weldadige warmte verspreidt zich door de kamer met zicht op velden zover het oog reikt. Mijn vriendin slaat een blad om van haar boek, met de gratie die in haar bewegingen schuilt. Ze heeft een hals waar je uren naar zou kunnen kijken en bovendien een scherp verstand. Samen zoeken wij naar lelijke woorden, voor een programma op Klara waarin ik binnenkort mijn afschuw daarvan mag uiten. Denktank, suggereer ik. Maar dat vindt zij niet lelijker dan vervellen of brooddoos, bijvoorbeeld.

De mist der tijden ligt over de akkers, duisternis klauwt alweer aan onze ramen. Morgenvroeg keer ik terug naar het gewone leven, dat van Excel en van de E40, met de geestdrift waarmee je als laatste maaltijd een Chicken Mythic bestelt en een middelgrote cola.

jp.mulders@skynet.be

Jean-Paul Mulders

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content