Hoewel ze met de soundtrack van de film “Magnolia” vorig jaar eindelijk bekend werd, blijft Aimee Mann een outsider. Haar nieuwe cd “Bachelor No. 2” is een getuigenis van het uitstervende ras van de singer-songwriter.

Ze leek een eeuwige belofte. Te lang stond Aimee Mann te boek als een schromelijk miskend talent. De soundtrack voor Magnolia, de ambitieuze filmproductie van Paul Thomas Anderson met o.a. Tom Cruise, bekroond met de Gouden Beer op de Berlinale 2000, bracht daar verandering in. Al is succes relatief in de muziekwereld van vandaag, zo blijkt maar weer bij de release van Manns nieuwe album Bachelor No. 2 – Or, The Last Remains Of The Dodo.

Mann staat in Amerika voor dezelfde muur als Sarah Bettens van K’s Choice: ze heeft een fantastische stem en teksten met inhoud, maar ze is te braaf om op de hedendaagse radio gedraaid te worden: tegenwoordig wordt alles wat geen eendimensionale rock of hiphop is door de Amerikaanse stations geweerd.

Deze dochter van een reclameman heeft heel haar carrière met de marketeers aan het hoofd van platenfirma’s in de clinch gelegen. De heibel met labels begon in de jaren tachtig al met haar eerste groep Til Tuesday, waar ook haar huidige manager Michael Hausman bij speelde. Ze weigerde, op aanraden van de platenbonzen, om met Diane Warren te werken, de songschrijfster die voor Céline Dion, Bryan Adams en Meatloaf de kassa deed rinkelen. Nee, dan verkoos ze Elvis Costello als sparring partner, die ook nu weer op haar nieuwe cd een bijdrage leverde aan de song (Fall Of The World’s Own) Optimist. Costello is van dezelfde soort als Mann: een verteller met een scherpe pen, een observator die schrijft over het onuitgesprokene in menselijke relaties.

Al kijkt ze vooral rond zich, Aimee Mann kan ook heel persoonlijk uit de hoek komen in haar songs. Op haar debuut zong ze: ” Oh you stupid thing, speaking of course as your dear departed/oh you stupid thing, it wasn’t me that you outsmarted.” Lieve woorden aan het adres van haar toenmalige ex-vriend, de songschrijver Jules Shear.

Tegenwoordig is de blondine getrouwd met een andere singer-songwriter, Michael Penn, die een negental jaren geleden bij ons een hit scoorde met No Myth. Of het huwelijk er voor iets tussen zit, weten we niet, maar feit is: Mann is milder geworden. Ze rockt minder nijdig. Vroeger had ze de snauw van Chrissie Hynde van The Pretenders, op Bachelor No.2 neigt ze eerder naar de zachte streling van Joni Mitchell.

Je nieuwe cd heeft een fascinerende ondertitel: The Last Remains Of The Dodo.

Aimee Mann: Ken je de dodo?

Ja. Het arme beest bestaat niet meer.

Het had weinig voedingsbronnen, het kon niet vliegen of lopen en het kon maar één ei per keer leggen. Eigenlijk was het gedoemd om uit te sterven. Door over de dodo te lezen, begon ik dat dier te zien als de ultieme metafoor voor de singer-songwriter, die ook een bedreigde soort is: hij krijgt zo weinig kansen en bewegingsruimte op de markt dat hij langzaam verdwijnt.

Jij bent het bewijs, want je hebt tot nu toe enkel problemen gehad met platenlabels.

Het probleem is: als je een deal tekent, bind je je aan een label en niet aan bepaalde mensen. Er is al jaren een stoelendans aan de gang bij de platenfirma’s. Toen ik mijn tweede plaat voor Epic maakte, waren alle mensen met wie ik bij de contractonderhandelingen rond de tafel had gezeten al vertrokken. Daarbij heb je de algemene tendens dat de vervangers meestal onverschillig staan tegenover de oude projecten van hun voorganger. Geloof me, dat maakt dat heel wat groepen ofwel gedropt worden ofwel geen steun vinden. Zo’n beeldenstormer wil tabula rasa maken en imponeren met nieuwe ideeën. Hij is niet geïnteresseerd in de erfenis die hij krijgt. Als artiest word je de speelbal van de ego’s die zich willen manifesteren. Bij het gros van de groepen waarvan je niets meer hoort, is het daar dat het schoentje wringt. Je denkt misschien dat ze het slachtoffer zijn geworden van drugverslaving of opgedroogde inspiratiebronnen, maar de realiteit is veel prozaïscher. ( lacht)

Interscope wou Bachelor No. 2 niet uitbrengen omdat de plaat niet radiovriendelijk genoeg zou zijn.

Ze bleven heel vaag in hun argumentatie. De cd moest in hun ogen nog bijgeschaafd worden, maar wat ze dan precies anders wilden zien, dat wisten ze zelf niet eens. De opdracht luidde: schrijf nog wat songs en ga opnieuw de studio in. Ze gingen daar heel licht over, voor mij had dat concreet betekend dat ik nóg een jaar zou verliezen. Met het risico dat ze daarna nog altijd niet tevreden waren en de release bleven tegenhouden. Daar wilde ik niet aan toegeven. Ik had al genoeg geïnvesteerd in het album. Er waren al drie jaren verstreken sinds I’m With Stupid, mijn vorige cd.

Bijgevolg kocht je de rechten van Bachelor No. 2, zodat je de plaat eigenhandig kon uitbrengen. Intussen heb je United Musicians opgericht, wat blijkbaar meer dan enkel een label is.

Onze ambitie is om in totale onafhankelijkheid artiesten het hele pakket aan te bieden: release, promotie, marketing, publiciteit, distributie… Voorlopig zitten enkel ik, mijn man en mijn manager Michael Hausman in de organisatie. We zouden graag nog een heleboel mensen binnenhalen, maar we zijn de embryonale fase nog niet ontgroeid. Stapje voor stapje evolueren we. Het eerste wat we op het label uitbrengen, is een livealbum van de Acoustic Vaudeville show die Michael Penn en ik in elkaar hebben gestoken. De volgende plannen zijn: Michaels nieuwe plaat MP4, die we ook hebben moeten terugkopen van Epic, en een cd van singer-songwriter Scott Miller, die ik ga produceren. Ik wil me ook op de niche van de comedyplaten gooien, want wij hebben heel wat komieken in onze vriendenkring. Ze zijn fantastisch, maar onbekend bij het brede publiek. Een van hen, Patton Oswalt, deed ook mee in Acoustic Vaudeville.

Vanity Fair noemde de show “the most entertaining husband and wife act since Sonny & Cher”.

Het grappige is dat er weinig of geen verbale interactie tussen Michael en mij is op het podium. Puur muzikaal is er wél een wisselwerking. Ik speel bas en zing tweede stem bij zijn songs en vice versa. De komische noot hebben we wijselijk uitbesteed. Met Sonny & Cher zou ik het dus niet meteen vergelijken. Hoewel, we hebben even overwogen om transcripties te maken van de flauwe grappen die zij in hun shows vertelden en die dan tijdens het optreden nuchter af te lezen.

Jullie zeulen allebei een heel serieus imago mee. Was dit een bewuste zet om dat te ontkrachten?

Ja. Het klopt dat wij doorgaans songs schrijven over problemen. We zijn niet de vrolijkste artiesten. Onze podiumprestaties versterken dat ernstige imago. Michael noch ik weten immers goed wat te zeggen tussen de nummers door. Daarom leek het ons wel leuk om er een komiek bij te betrekken. Hij praatte in onze plaats met het publiek. We hebben ons geweldig geamuseerd. We speelden elke dinsdagavond in Largo, een kleine club in Los Angeles. De sfeer was heel relax. Ik zou willen dat ik spitse bindteksten kon afvuren, maar die gave heb ik niet. Ik moet me ook te veel op mijn zang concentreren om nog aan iets anders te denken.

Ik ken veel koppels die nooit zouden willen samenwerken.

Ik vind Michael een groot singer-songwriter. We hebben bovendien veel artistieke raakpunten. Onze songs passen goed bij elkaar. Eigenlijk is die gezamenlijke show ook toevallig tot stand gekomen. Die club is een uitstekend laboratorium voor experimenten. Ze trekt een tolerant publiek aan. Echte muziekliefhebbers. Ik had er al enkele keren opgetreden en de eigenaar bleef maar zeuren: “Michael moet hier ook naartoe komen.” Weet je, Michael heeft een duwtje nodig. Hij is niet tuk op het livewerk. Hij heeft nooit veel podiumervaring opgedaan. Daardoor is zijn faalangst zo groot. Die gast van Largo probeerde hem te paaien: “Hè, je moet niet zenuwachtig zijn. Je hoeft niet eens te repeteren. Je mag gerust fouten maken. Het publiek schiet je niet af.” Hij loog niet. Als je daar staat, is het alsof je in je huiskamer speelt. Hadden we in grote zalen geconcerteerd, we zouden nooit op het idee gekomen zijn om er een komiek bij te sleuren. We zouden doodsbenauwd geweest zijn dat we onszelf belachelijk maakten.

Beïnvloeden Michael en jij elkaar als songschrijvers?

Niet echt. We beschouwen elkaar eerder als collega’s. Als ik ergens aan werk, laat ik hem de song horen en vraag ik weleens zijn mening: wat denk je, zou ik dat stukje nog eens moeten herhalen? Of: lijkt die melodie niet te veel op iets van Wings? ( lacht)

Je bent blijkbaar gelukkig getrouwd en toch gaan heel wat nummers op de nieuwe plaat over slechte relaties. Hoe rijm je dat?

Een aantal nummers kreeg al lang geleden een aanzet, vóór ik Michael leerde kennen, maar werkte ik nu pas af. Ik schrijf ook niet altijd autobiografisch. Het kost me trouwens weinig moeite om me te herinneren hoe het voelt om een verhouding te hebben die op een nachtmerrie lijkt. Dat ik nu getrouwd ben, wil niet zeggen dat ik plots beter ben geworden in het onderhouden van relaties.

In Ghost World zing je: “Everyone I know is acting weird or far too cool.” Ook uit Save Me spreekt iemand die zich niet al te comfortabel in de wereld voelt.

Save Me gaat over depressie en angst. Het is menselijk te hopen dat iemand anders het antwoord is op je problemen. Je verlangt ernaar dat iemand je kan redden, want dat is veel eenvoudiger dan jezelf uit de nesten te helpen. Als je die strohalm niet meer hebt, waar moet je dan nog in geloven?

Dat is voor heel wat mensen een dilemma. Denken dat het antwoord in iemand anders ligt, is als een verslaving. Je weet dat die drug je later slecht zal doen voelen, maar toch hunker je naar het effect op korte termijn. Anderen zoeken het in drugs en alcohol. Ik ben geïntrigeerd door dit soort topics. Het zijn universele vraagstukken. Daar schrijf ik het liefst over. Velen interpreteren mijn songs altijd als een vrouw die tegen een man praat. Maar het draait voor mij om hoe mensen hun moeilijkheden te lijf willen gaan met alle middelen die zich aandienen.

Kwam het succes van Save Me en, aansluitend, de Magnolia-soundtrack als een verrassing?

Om eerlijk te zijn: nee. Ik wist dat het een goeie film was en dat er een grote studio achter zat. De plaat kwam bij een major uit. Warner had op dat moment geen andere prioriteiten. I was next in line. Ze hebben werk gemaakt van de promotie van de soundtrack. Had in diezelfde periode een multimillionseller als Madonna een plaat uitgebracht, dan had ik het wellicht kunnen schudden. Dan had Magnolia daarvoor moeten wijken.

Bedoel je dat je gewoon geluk hebt gehad?

Inderdaad. Geluk is een heel belangrijke factor in deze business. Geef toe, de songs op Magnolia zijn niet commerciëler dan die op Bachelor No. 2. Aan goeie liedjes heb je niet genoeg om succes te oogsten. Is de platenfirma bereid er haar schouders onder zetten? Dát maakt het verschil.

Je had al wat songs van Bachelor No. 2 klaar toen Paul Thomas Anderson het scenario van Magnolia schreef. Was er een chemische reactie tussen jullie bij de ontwikkeling van beide werken?

Oh ja. Paul en ik zijn vrienden. We kennen elkaar al lang: sinds Michael zes jaar geleden de score van zijn debuutfilm Hard 8 componeerde. We vertelden spontaan over de projecten waarmee we bezig waren. Toen bleek dat we hetzelfde soort toestanden behandelden.

Hij gebruikte zelfs een regel uit je nummer Deathly in zijn dialogen: ” Now that I’ve met you, would you object to never seeing me again.” Een vrij unieke situatie toch wel.

Zo’n verregaande kruisbestuiving komt inderdaad zelden voor. Paul had blijkbaar voeling met de relatie die ik in Deathly schetste. Hij wou die projecteren op zijn twee hoofdkarakters. Paul heeft zich echt wel laten inspireren door mijn liedjes. Hij luisterde ernaar tijdens het schrijfproces. De meeste songs van Magnolia had ik toen al af. Enkel You Do en Save Me heb ik nog speciaal voor de soundtrack geschreven.

Je hebt het verhaal van Magnolia dus mee richting gegeven.

Dat beweert Paul toch, ja. Ik denk dat mijn muziek hem in een bepaalde stemming bracht en een aantal personages vorm heeft gegeven. Maar ik wil mijn invloed niet overschatten. Magnolia is van hem. De karakters die ik met Deathly in gedachten had, verschillen van die uit de film. De personages die Paul bedacht, zijn veel chaotischer. Meer gepolariseerd. De ene is een flik, de andere een cocaïneverslaafde.

In een interview met het Britse blad Q uit ’92 zei je: “Ik ben niet het type vrouw tot wie mannen zich traditioneel aangetrokken voelen.” Je voegde er nog aan toe dat enkel losers op jou verliefd konden worden.

Ik beschouw mezelf ook als een mislukkeling.

Ook in je songs hang je niet snel een fraai beeld van jezelf op. Waarom ben je zo hard voor jezelf?

Als ik kwaad ben op anderen, ben ik dubbel zo kwaad op mezelf. Zelfhaat is me niet vreemd. Ik zie in mijn omgeving aardig wat mensen die met hetzelfde probleem opgezadeld zitten. Misschien zoeken wij elkaar om die reden wel op.

Troost je met de gedachte dat het omgekeerde, zelfverheerlijking, minstens een even groot probleem is.

De grens tussen die twee is dun, hoor. Een mens zit raar in elkaar. Als je een negatief zelfbeeld hebt, wil je ter compensatie de dingen groots aanpakken. Je wil alsmaar beter en slimmer worden en veel bereiken. Vrouwen die geen hoge dunk van zichzelf hebben, gaan uit met machtige mannen, omdat ze zichzelf dan belangrijker voelen. Die prestatiedrang is dus niet gebaseerd op een groot zelfvertrouwen, integendeel. Ik pleit schuldig: ik bezondig mij daar ook graag aan. Ik vind de dubbelzinnigheid ongelooflijk: dat je grandioos kan zijn en tegelijk jezelf verachten. Het martelaarschap is daar ook een vermomde vorm van. Zo’n martelaar lijkt alleen maar nederig, want het gegeven dat hij meer afziet dan de rest geeft hem een gevoel van grootsheid.

In datzelfde artikel uit ’92 maakte je een gefrustreerde indruk. Je begreep toen niet waarom Pearl Jam zoveel meer aandacht kreeg. “Ik ben een betere songschrijver”, jammerde je.

Achteraf bekeken een ongelukkige uitspraak. ( lacht) Pearl Jam is stukken beter dan de rommel die je tegenwoordig over je heen krijgt. Had ik geweten dat we nu met de Backstreet Boys en Limp Bizkit opgescheept zouden zitten, dan had ik mijn mond gehouden. Wist ik veel dat we zulke donkere tijden tegemoet gingen. De muziekbizz is er echt beroerd aan toe. Het was nota bene het door Universal opgeslokte Geffen, een firma die vroeger de reputatie had haar artiesten met respect te behandelen, dat mijn plaat stof deed verzamelen. Voor Universal is een millionseller niet langer voldoende. Omdat ze nog enkel voor multimillionsellers willen gaan, manipuleren en fabriceren ze artiesten. Dat was meer dan een stap te ver voor mij. Ik laat het niet toe dat derden mijn plaat maken. Ze waren zo diep gezakt dat het gek genoeg hoopgevend werd. Plots realiseerde ik me dat ik op een dood spoor zat en dat ik een uitweg moest zoeken. Het maakte het makkelijker voor mij om de bruggen op te blazen. Ik wilde niet de gekwelde geest uithangen of doen alsof ik het spel tot op zekere hoogte meespeelde. Ik moest weg. Zo simpel is het: stap er gewoon uit als het je niet aanstaat. Hoor je geen goeie muziek meer op je radio? Zet de radio dan niet meer aan en zoek je eigen muziek. Er zijn genoeg uitstekende indiebands waarmee je geen kennis maakt langs die kanalen.

Je ambitie lijkt meer dan ooit: de klassieke popsong schrijven.

Ik heb ontdekt dat dat mijn sterkte is. Ik ben niet goed in experimentele muziek. De sound van Elton John circa ’72: dat was mijn eerste liefde en daar wil ik weer naartoe. Daar ben ik voor in de wieg gelegd. Omdat ik toch geen kans maak om op de radio gedraaid te worden, moet ik me van niks wat aantrekken, en kan ik echt doen wat ik wil. Het is een grote opluchting om niet meer te hoeven denken: wat is verkoopbaar?

Bachelor No. 2 – Or, The Last Remains Of The Dodo, Superego Records/V2.

Peter Van Dyck

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content