‘Er woedt onrust in mijn hart en een gemis dat in mijn kindertijd wortelt’

Columnist Jean-Paul Mulders reflecteert over de planeet en de veranderende wereld.

Het is een schrikkeljaar, zegt iemand, maar de tijd is voorbij dat ik voor schrikkeljaren schrik had. Op straat loop ik onder een ladder door terwijl ik denk aan de lijst met knelpuntberoepen. Dat zijn beroepen die hard nodig zijn, maar waarvoor ze amper kandidaten vinden. Een knelpuntberoep is het omgekeerde van wat ik zelf voor de kost doe. Een voordeel van schrijven is wel dat je langere tijd op een stoel blijft zitten en weinig broeikasgassen uitstoot.

Soms vraag ik mij af hoe het zou zijn: een deugdelijk bestaan als patissier, belastingcontroleur, halfautomaatlasser of bekister- ijzervlechter. Er passeert een vrachtwagen van Coolblue, waarvan de chauffeur ook al een knelpuntberoep uitoefent. Op de flank staat in grote letters: CAMION. Dat vind ik kinderlijk. Je schrijft toch ook niet op een fiets dat het een FIETS of op argwaan dat het ARGWAAN is.

Er woedt onrust in mijn hart en een gemis dat in mijn kindertijd wortelt.

Ik duw een deur open waarvan ik zelf moet achterhalen dat het een DEUR is. Mijn bril dampt aan door een walm van vergeten groenten. Het eethuis zit vol mensen waarvan ik de meeste niet eerder gezien heb. Al die nieuwe gezichten telkens: het blijft mij verbazen dat er zoveel variatie op hetzelfde is. Soms heb ik mijn buik vol van neuzen en oren – om te zwijgen van wenkbrauwen. Nog steeds moet ik opzoeken of je die met ou of au spelt.

Er woedt onrust in mijn hart en een gemis dat in mijn kindertijd wortelt. Toch ga ik zitten en lees de krant, als was er niets aan de hand. ‘Prijskaartje van een verwoeste planeet’, zie ik op de voorpagina: ‘9000 miljard tegen 2050’. Raar idee om zoiets in geld uit te drukken, als kon je je spaarvarken stukslaan en een nieuwe planeet halen in de snoepwinkel. Ik probeer minder vaak aan de planeet te denken en vaker aan toverbollen. Het is lang geleden dat ik een toverbol gezien heb.

Super nice, hoor ik zeggen in het eethuis. What the fock en get your things together. Het meisje aan de tafel naast mij, vooraan in de twintig, doorspekt de sperziebonen van haar Nederlands met knapperig gebakken Engels. Gesticulerend bezweert ze haar tafelgenote dat je nooit, nooit, nooit een lasagne bij x mag gaan eten. Ze lijkt nogal een dramaqueen, al vindt ze van zichzelf: ‘Ik ben niet zo’n mega shower die aan iedereen zegt dat het niet zot goed gaat.’

De wereld verandert, alsook hoe wij delen met de medemens wat ons bezighoudt.

In mijn verbeelding zie ik een reuzendouche die ergernissen van ons afspoelt. Het meisje zegt dat zij in het bos ging wandelen, maar dat je drugs niet aan muziek kunt linken. Vervolgens gebruikt zij een woord dat ik niet eerder gehoord heb: supernonconstructief. Ik denk aan het doubleplusgood van George Orwell, wiens graf ik op het kerkhof van Sutton Courtenay bezocht heb. In een roman zit nog gedroogde lavendel die ik toen meebracht.

Het meisje zegt dat zij naar Lissabon gaat en drie weken later naar Namibië, een van de dunst bevolkte landen op aarde. Terwijl ik verlang naar dunbevolktheid, zegt zij dat haar leven ‘ overall nog wel ça va‘ is. De wereld verandert, alsook hoe wij delen met de medemens wat ons bezighoudt. Soms is dat awkward, soms is het awesome.

Ik hou van het fuck dat tijdens de daad verzaligd wordt uitgesproken.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content