Man van beton: een blik op de architectuur van Léon Stynen
Niemand schonk ons land midden vorige eeuw meer mijlpalen dan architect Léon Stynen. Nu krijgt hij een schitterende hommage in (zijn) deSingel.
Zo internationaal bekend als een Victor Horta of Henry Van de Velde werd Stynen (1899-1990) nooit, maar in België is hij een icoon. Vooral in en om zijn thuishaven Antwerpen. In 1930 ontwierp hij zelfs een monumentale brug over de Schelde. Helaas werd die nooit gerealiseerd. Als docent aan de Antwerpse academie en La Cambre werd hij een bruggenbouwer tussen de voor- en naoorlogse architectuurwereld. Twee groten, naar wie hij opkeek en met wie hij de liefde voor torengebouwen deelde, deden hem dat voor: Mies van der Rohe en Le Corbusier. Stynen was al voor de oorlog vrij vermaard, werd daarna even vergeten om eind jaren vijftig weer helemaal door te breken. Nu krijgt hij zijn verdiende hommage in het Vlaams Architectuur Instituut in deSingel, de cultuurtempel die hij zelf ontwierp.
Terwijl Renaat Braem – een tijdgenoot die iets bekender is bij het grote publiek – meer publiceerde, week Stynen niet van zijn tekentafel en werkte als een bezetene aan een enorm oeuvre. Geen uitdaging was hem te groot. Zo mocht hij al als twintiger het casino van Knokke ontwerpen, daarna volgden dat van Chaudfontaine, Blankenberge en Oostende. Hij bouwde kerken, kantoor- en flatgebouwen en heel wat woningen.
Fan van Le Corbusier
Net als Braem en alle moderne bouwmeesters van zijn tijd dweepte Stynen met Le Corbusier, die hij meermaals heeft ontmoet en met wie hij een vriendschappelijke band onderhield. Braem en Stynen droomden van torens en beton. “De meeste architecten denken aan steen en gebruiken beton. Ik denk beton”, liet hij zich ooit ontvallen. Zijn voorliefde voor het ruwe materiaal werd nog aangewakkerd nadat hij in de jaren vijftig het beroemde stadsproject Chandigarh van Le Corbusier in India had bezocht.
Op tocht langs Stynens Antwerpse creaties, samen met architect Dominique Van de Zande van Expeditie De Stad, stellen we vast dat je de vijf typische voorschriften van Le Corbusier in de meeste van zijn projecten terugvindt: gebouwen op palen, het gebruik van dakterrassen, een vrij grondplan en een vrije gevel, alsook de brede panoramaramen.
Het bezoek aan de Exposition Internationale des Arts Décoratifs van 1925 in Parijs, waar Le Corbusier uitpakte met zijn iconische paviljoen L’Esprit Nouveau, betekende een keerpunt in Stynens prille carrière. Tot dan hanteerde hij nog een klassieke stijl; het meesterwerk van Le Corbusier bekeerde hem definitief tot het modernisme.
Stynen werkte over het hele land, maar drukte zijn stempel vooral op Antwerpen en omgeving, waar de meeste meesterwerken staan. Samen met Dominique Van de Zande selecteerden we de acht must sees van Stynen in Antwerpen. Wie ze allemaal wil ontdekken, kan de Stynen-architectuurroute downloaden via de Antwerp Museum App of de Erfgoed App.
1931-’34, Résidence Elsdonck, Prins Boudewijnlaan 326 Wilrijk
Dit kleine appartementsgebouw in Wilrijk was destijds revolutionair. Het is zijn eerste grote monument. De 12 luxeflats met enkele winkels en een restaurant (de Italiaan La Terrazza is overigens een aanrader) lagen toen al aan een bushalte. Stynen ijverde trouwens voor openbaar vervoer en droomde van een autoluwe binnenstad. Het gebouw was ook technisch voor op zijn tijd met een staalconstructie gecombineerd met baksteen. ‘Elsdonck’ oogt wat Nederlands qua stijl, de opdrachtgever kwam daar ook vandaan.
1935, Résidence Britannia, Britselei 21
In de jaren dertig ondergingen de Antwerpse Leien een gedaanteverwisseling: herenhuizen ruimden plaats voor moderne flatgebouwen. Stynen realiseerde tientallen projecten, waaronder Cinema Rex (Keizerlei) en de Résidence Lachapelle (Lodewijk Gerritlaan 29, Berchem). De strakke opbouw met brede bandramen en het penthouse van de Britannia passen bij de Internationale Stijl. Typisch Stynen is de omlijsting van de gevel, die hij ook in 1950 zou gebruiken voor het voormalige Amerikaanse consulaat (Frankrijklei 67). Hij realiseerde dure projecten en hield van kostbare materialen als koper en travertijn.
1955, De Zonnewijzer, Mechelsesteenweg 247
Vanaf 1946 werkte hij samen met architect Paul De Meyer (1922-2011), die de dagelijkse leiding kreeg over het kantoor, terwijl Stynen directeur werd van La Cambre. Onder invloed van De Meyer werd het verfijnde brutalisme steeds duidelijker, zoals bij dit elegante flatgebouw op de hoek van de Zonnewijzerstraat, waaraan ook Walter Bresseleers en Paul Meekels meewerkten. De Zonnewijzer omvatte elf appartementen, twee winkels en het architectuurbureau van Stynen. Het is een sleutelstuk uit zijn oeuvre. Let op de hoge en lage elementen in de inkom: dit is typisch Stynen en De Meyer.
1960, BP-building, Jan Van Rijswijcklaan 162
Eigenlijk was Stynen bijna fin de carrière toen hij samen met De Meyer en nog een resem ontwerpers de mooiste naoorlogse building van ons land bouwde. Zelfs de inplanting van de BP-toren in het groen aan de rand van de Tentoonstellingswijk is schitterend. Ze kozen als eersten in Europa voor de innovatieve en zeer gedurfde hangconstructie met trekkabels die aan het ‘dak’ vastzitten. Daarom ziet de BP-building er zoveel eleganter uit dan het nabijgelegen Cresthotel, eveneens van Stynen.
De BP-building is zowel een hommage aan Le Corbusier als aan Mies van der Rohe. Door zijn transparantie en uitgelezen evenwicht is dit monument het toonbeeld van het verfijnde brutalisme. Ook het interieur is bijzonder en goed bewaard en werd destijds uitgevoerd door de Kortrijkse firma De Coene. De kantoorruimten hebben verplaatsbare wanden en helemaal boven is er een schitterend dakterras met een uniek stadspanorama. Het gebouw herleeft nu trouwens via zijn huidige bewoner, de Delen Private Bank, die tevens de sponsor is van het Stynenjaar.
1963-’88, deSingel, Desguinlei 25
Het tweede ijkpunt van Stynen aan de rand van de Tentoonstellingswijk is het cultuurcentrum deSingel, dat het muziekconservatorium en het VAI huisvest. Stynen zag het als een deel van een groter project, dat ook de BP en Crest omvatte en waarbij het groen een zeer belangrijke rol speelde. Hij vatte het op als een cultureel dorp rond een plein met laagbouw en een hogere toren voor de concert- en theaterzaal.
Ook hier voorzag Stynen in wandschilderingen van René Guiette en Pierre Vlerick. DeSingel wordt niet zelden ‘het Testament van Stynen’ genoemd. Pas tijdens de werken kreeg hij te horen dat er een spoorweg en snelweg vlakbij zouden komen. Het gebouw kwam in verschillende fasen tot stand, waarbij de laatste (2007) van architect Stéphane Beel mooi dialogeert met de rest.
1962, C&A, Meir 66
Niemand staat nog stil bij de winkel van C&A op de Meir, sommigen zien er ook de kracht en schoonheid niet van in. Ten onrechte. Dit is pure Stynen-De Meyer, met een expressief betonnen gevelraster, dat ons meteen doet denken aan het La Touretteklooster nabij Lyon dat Le Corbusier en Iannis Xenakis afwerkten in 1960. Stynen gaf deze winkel het silhouet van een van de meest iconische kloosters van de twintigste eeuw.
Extra Stynen
Wie meer ‘Stynen’ wil zien: de casino’s van Knokke (1928) en Oostende (1948) of de Sint-Ritakerk (1961) in Harelbeke.
Tentoonstelling
2018 is het Stynenjaar met o.a. de Stynenwandel- en fietskaart (VAI), de tentoonstelling ‘Léon Stynen’ in het VAI in deSingel en de tweede expo rond de samenwerking met beeldend kunstenaars als Paul Delvaux en René Guiette, alsook een expo met de foto’s die hij in Chandigarh maakte.
Lezersrondleiding
Met de architectuurgidsen van Expeditie De Stad:
Zaterdag 13 oktober en zondag 21 oktober: van 10 tot 12.30 uur fietstocht (met eigen fiets) en van 14 tot 16.30 uur wandeling.
15 euro/p. Info en inschrijven: expeditiedestad.be
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier