Aan tafel in het asielcentrum van Sint-Truiden: ‘De eenzaamheid ontneemt me mijn eetlust’

© Jorik Leemans
Jorik Leemans
Jorik Leemans Journalist

Alsof het al niet moeilijk genoeg is voor asielzoekers om hun hele hebben en houden achter te laten, krijgen ze bij aankomst in België ook nog eens een compleet andere keuken voorgeschoteld. Wat vinden de bewoners van een asielcentrum eigenlijk van onze nationale keuken? ‘Het is niet zo dat ik het écht niet lekker vind, maar ik verkies mijn eigen vertrouwde eten.’

‘Wat ik vind van de Belgische keuken? La cuisine belge, ce sont les frites hein!‘ Terwijl op de achtergrond de keuken van het asielcentrum van Sint-Truiden op volle toeren begint te draaien, probeert de 48-jarige Angolees Paulo me op een diplomatische manier te vertellen dat hij – op de frieten na – niet zo’n fan is van de gerechten die hij voorgeschoteld krijgt in de centrumkantine. Hij wikt en weegt zichtbaar zijn woorden. ‘Ik proef sowieso alles, want ik heb geen andere keuze. Ik heb niet de mogelijkheden om zelf te koken en pas me daarom ook aan aan de omstandigheden.’

De Limburgse afdeling van Fedasil telt maar liefst 440 asielzoekers, verspreid over 44 verschillende nationaliteiten. Een enorm divers, en daarom ook moeilijk publiek om unaniem tevreden te houden over de maaltijden die op tafel komen, vertelt Marleen Moaerts van Fedasil Sint-Truiden. ‘Eten is belangrijk, hé. Het is een basisrecht en dat moet goed zijn’, legt ze uit. ‘Je merkt dan ook dat er sneller discussies ontstaan in het restaurant dan ergens anders in het centrum. Als het eten niet naar mijn zin is, ben ik ook ambetant.’ Dat de maaltijden in opvangcentra gevoelig liggen, was meteen ook het argument van Het Rode Kruis om liever niet mee te werken aan een bevraging van de bewoners in hun verblijven. De organisatie wilde geen onnodige oproer veroorzaken, klonk het antwoord. Wat maakt onze Belgische keuken dan juist zo onpopulair?

Djarra
Djarra© Jorik Leemans

‘Jullie eten anders dan ik gewoon ben’, glimlacht Djarra (29) verlegen. ‘Het is niet zo dat ik het hier écht niet lekker vind, maar ik verkies het om mijn eigen vertrouwde eten te koken. Ik ken weinig van de Belgische keuken, maar het zegt me gewoon weinig. Ik kom daarom maximaal twee keer per week naar het restaurant en zelfs dan pak ik enkel frieten.’ De vrouw ontvluchtte twee en een half jaar geleden haar thuisland Benin omwille van problemen met haar familie en schoonfamilie. Haar vier kinderen moest ze noodgedwongen achterlaten. ‘Ik kookte altijd voor mijn familie. Bij mijn aankomst in het opvangcentrum was het dus een hele grote aanpassing om plots alleen aan tafel te zitten’, vertelt Djarra. ‘Eten is hier niet hetzelfde als thuis.’

Vloeibaar voedsel

‘Het is moeilijk wanneer je plots afhankelijk wordt van een onbekende keuken die de maaltijden bepaalt’, beaamt de 36-jarige Thomas uit Kenia. ‘Je neemt wat je krijgt. Soms is het eten lekker, soms niet.’ Zijn grootste probleem met onze gerechten is vreemd genoeg niet de smaak, maar de textuur van het eten. ‘Sommige zaken uit de Belgische keuken zijn, vergeef me, heel vloeibaar.’

Wanneer Thomas merkt dat ik hem vragend aankijk, probeert hij snel een voorbeeld te geven. ‘Dan serveren ze bijvoorbeeld aardappelen in een sausje.’ ‘Bedoel je aardappelen met stoofvlees, vol-au-vent of iets dergelijks?’, onderbreek ik hem. Op zijn beurt kijkt de Keniaan me vreemd aan. ‘Dat weet ik niet. Voeding in Kenia is vaak gewoon veel vaster bedoel ik, waardoor het niet zo snel verteert als nu het geval is. Na enkele uren ben ik alweer uitgehongerd’, lacht hij.

Je merkt dat er sneller discussies ontstaan in het restaurant dan ergens anders in het centrum

Marleen Moaerts, Fedasil Sint-Truiden

‘De basis van jullie gerechten is altijd iets met aardappelen en vlees of vis’, licht Paulo toe. ‘En als je de smaak van jullie kip vergelijkt met het pluimvee van bij ons, merk je gewoon hoe bewerkt het vlees is.’

Djarra volgt geamuseerd de impressies van de Belgische keuken van haar tafelgenoten. Ik vraag haar of zij nog klachten heeft, maar ze schudt het hoofd. ‘Ik kook het liefst gewoon zelf in de keuken die het centrum ter beschikking stelt. Als je je eigen kookmateriaal en ingrediënten hebt, kan je daar aan de slag. Dan maak ik soep met rijst, of fufu, een traditioneel gerecht uit mijn thuisland. Dat is een soort vaste brij die je maakt met maniokbloem en mais. Fufu met rijst of spaghetti eet ik het liefst: dat kan ik soms zelfs twee keer per dag eten. Ik mis daarom niet meteen iets speciaals. Mijn eigen keuken volstaat.’

Aan tafel in het asielcentrum van Sint-Truiden: 'De eenzaamheid ontneemt me mijn eetlust'
© Jorik Leemans

‘Ook ik kook soms zelf’, zegt Thomas. ‘Dan maak ik chapati of ugali (respectievelijk plat brood en maismeelbrij, nvdr.) met bonen of iets anders. Ik eet echter bijna altijd in het restaurant, want veel producten die ik nodig heb voor traditionele gerechten vind ik niet terug in de winkel.’

‘Typische Angolese gerechten hoeven ze in het restaurant niet klaar te maken’, glimlacht Paulo. ‘Dat zouden ze niet kunnen. Op dat vlak ben ik vrij patriottistisch. Maar ik zou nooit suggesties geven aan de mensen van de keuken. Dat hoort niet. Wat ze me geven, eet ik. Zélfs als het met niet aanstaat.’

Het grootste deel van mijn tijd eet ik alleen. Dat is moeilijk. Samen eten zorgt voor l’appétit

Djarra

Het asielcentrum in Sint-Truiden werkt met een externe cateraar, duidt Fedasil-medewerker Davy Dupont. ‘Met hen is afgesproken dat er rekening moet gehouden worden met de verschillende achtergronden in de mate van het mogelijke. Het moet nog steeds collectief in de smaak vallen. We zijn ons ervan bewust dat dat niet voor iedereen het geval zal zijn. 440 mensen tevreden houden is sowieso een uitdaging, maar we zorgen ervoor dat de basis goed zit. Het is zeker niet onze bedoeling om 44 nationaliteiten op hun wenken te bedienen.’

‘We bieden wel alle maaltijden in halal aan en er is ook een vegetarische menu beschikbaar’, vult Marleen aan. ‘Ook mensen met diabetes kunnen speciale maaltijden krijgen.’

Thomas
Thomas© Jorik Leemans

Eenzaam

Wanneer ik Paulo, Djarra en Thomas vraag met wie ze samen aan tafel zitten, merk ik dat ik bij Djarra een gevoelige snaar heb geraakt. ‘Ik ben hier alleen, mijn familie zit nog in Benin’, klinkt het stil. ‘Ik kook steeds voor mezelf en eet het op in mijn kamer. Soms eet er een vriendin mee omdat ze mijn eten lekker vindt, maar het grootste deel van mijn tijd zit ik alleen. Dat is moeilijk. Samen eten zorgt voor l’appétit.’ ‘De eenzaamheid ontneemt inderdaad je eetlust wel een beetje’, neemt Paulo over. ‘In de Afrikaanse cultuur zit het echt in onze genen om samen te willen eten.’

‘Ik vind alleen zitten niet zo’n probleem, om eerlijk te zijn,’ aldus Thomas, ‘want de meeste mensen aan mijn tafel eten op een weinig smakelijke manier. Soms gebruiken ze enkel hun handen bij het eten en dat ontneemt mij mijn eetlust. Ik gebruik steeds bestek. Ten tweede spreken mensen onderling snel in hun eigen taal en dat maakt het minder interessant om je ergens bij aan te sluiten. Ik ben de enige Keniaan in het centrum.’

Ook Marleen bevestigt dat ze in het restaurant de bewoners vaak per nationaliteit ziet zitten of bij hun kamergenoten. ‘De minderjarigen plaatsen zich meestal helemaal aan de andere kant van de ruimte, zo ver mogelijk van de begeleiding. Vrouwen zitten meestal bij elkaar per nationaliteit en ook de mannen groeperen zich. Er zijn echter maar 160 plaatsen in het restaurant, dus ze kunnen niet altijd kiezen waar ze gaan zitten.’

Het is ondertussen vijf uur, en dat betekent etenstijd voor de bewoners van het asielcentrum. Nog tot halfzeven kunnen ze in het restaurant terecht voor een warme maaltijd. Wanneer Paulo met zijn plateau passeert, toont hij me lachend de kip met frietjes die hij zo dadelijk gaat verorberen. ‘Zoals je ziet, is het vlees een beetje droog’, knipoogt de Angolees. ‘Mais les frites… Les frites, elles sont parfaites.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content